Vijf brieven aan Frans Coenen
(1970)–Carry van Bruggen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
[pagina 16]
| |
[pagina 17]
| |
Brieven van Carry van Bruggen aan Frans Coenen1In haar eerste, per expresse verzonden brief aan Mr. Frans Coenen reageert Carry van Bruggen zeer snel en enigszins uitdagend op zijn uitvoerige bespreking van haar roman De Verlatene, Een roman uit het Joodsche leven (Amsterdam, 1910). Coenen had verschillende tekorten in het boek aangewezen, onder meer een zekere oppervlakkigheid en een gebrek aan overtuigingskracht, maar zijn eindoordeel was tamelijk positief: ‘Wat men er in waardeert en wat tenslotte het werk sympathiek maakt, is de levendige, zelfs hartstochtelijke herinnering aan het Jodendom en den weemoed om zijn verval. Die Joodsche wereld, niet altijd met talent verbeeld, is toch de echte Joodsche wereld, die de schrijfster heeft gekend en liefgehad.’Ga naar voetnoot1
[Amsterdam] v/h 5 Nov 1910Ga naar voetnoot2
Geachte Meester Coenen, Zeer blij ben ik met Uwe critiek. Anders dan de andere critici hebt U begrepen. Het is de langzame val van het Jodendom die ons jongeren diep ontroert. Als een drama -en melodrama: zeker melodrama in dien zin dat uit de wegrottende Joodsche maatschappij van thans geen drama meer kan worden geboren! Dat is het eenige wat U ontging zooals misschien ook het lenig sensueele [,] zooals dat verfijnde in de structuur mijner zinnen waarmee ik heb willen doen verbleeken van een stille passie wie ik.. misschien? niet meer ontroeren kon?? Mag ik spoedig eens bij U komen. Ik verlang er zeer naar met U te spreken. Met collegialen groet ben ik zeer bereid te zijn Uwe zeer dienstvaardigen
Carry van Bruggen
v. Baerlestr. 48 bovenGa naar voetnoot3 (een maal bellen) |
|