stroeve en koele, aan Ina's eigene daarenboven zoo tegenstrijdige natuur, toch uitgesloten en hun omgang leverde voor haar hart en voor haar geest geen baten op.
Op een dag kwam ze, na een schilderles in de buurt te hebben gegeven, bij Ina en Egbert eten. Ina was stil -, aan tafel maakte Geerte de opmerking dat ze er bleek en smal uitzag.
‘Omdat ze niet eet. Ze klaagt tegenwoordig voortdurend over hoofdpijn en lusteloosheid -, dan zeg ik dat ze beter eten moet en staal nemen -, maar ze klaagt liever, dat is veel interessanter.’
‘Ik eet niet, Egbert, Omdat ik mij lusteloos voel -, dan kan ik niet eten.’
‘Neen, meidlief, nu zet je weer de dingen op hun kop. Je voelt je lusteloos omdat je niet eet!’
‘En wat voor reden zou ik hebben om niet te eten?’
‘Dat weet ik niet - dat is jouw zaak.’
Ina trok de schouders op.
‘De primaire oorzaak moet dan toch ergens liggen.’
‘Groote genade -, maak er nu asjeblieft geen geleerde discussie van. We zijn pas van die andere over mijn gevoelloosheid verlost. Ze blaast tegenwoordig zóó hoog van de toren, Geert -, ze heeft nu zoo'n beetje van den boom der kennis gesnoept en nu wil ze mij opvoeden en mij aan een levensbeschouwing helpen -, ja meid, ik moet er aan gelooven of ik wil of niet -, nietwaar schat? Daar, nu zie je het zelf, ze zit al weer bijna te grienen.’
‘Je bent wel bijzonder prikkelbaar, Ina,’ meende Geerte ook, ‘waarom in vredesnaam wil je Egbert toch ook voortdurend overtuigen, “opvoeden” zooals hij zegt? Laat hem denken wat hij wil, en denk jij wat jij wilt.’
‘Ik zou zoo graag willen, dat we het eens wat vaker eens waren over allerlei dingen.’
‘Jawel, je zou willen, dat ik het altijd met jou eens was.’ Ina voelde zich als afgemat, zweeg en keek voor zich. Geerte en Egbert aten verder.
‘Waar heb je die aardige paarse blouse vandaan, Ina?’ vroeg Geerte even later, ‘die heb ik nog niet van je gezien.’
‘Omdat je in zoolang niet hier geweest bent. Het is mijn witte geverfd.’ Weer zweeg ze, maar kon het toch niet voor zich houden. ‘Egbert schijnt er ook niets van gezien te hebben -, ik loop er anders al een dag of tien mee.’
‘Maar beste meid -, je hebt dat ding toch al maanden?’ hij bukte zich naar haar toe om beter te zien.