| |
| |
| |
Achtste les
De regelmatige werkwoorden op - ir
De vervoeging van de regelmatige werkwoorden op - ir is op enkele vormen na gelijk aan die van de regelm. ww. op - er. De afwijkende vormen zijn de eerste en tweede persoon meervoud van de aantonende wijs van de tegenwoordige tijd, vivimos wij leven, vivís gijlieden leeft, de gebiedende wijs tweede persoon meerv., vivid leeft, en zoals vanzelf spreekt, de vormen afgeleid van de onbepaalde wijs, viviré ik zal leven, viviría ik zou leven.
| |
Werkwoorden op - ir
acudir a |
toelopen naar, zijn toevlucht zoeken bij, te hulp komen |
añadir |
toevoegen |
aplaudir |
applaudisseren |
confundir |
verwarren |
cumplir |
vervullen |
decidir |
besluiten |
desistir de |
afzien van |
difundir |
verspreiden |
discutir |
bespreken |
discutir sobre |
van gedachten wisselen over |
dividir |
verdelen |
exprimir |
uitpersen, uitdrukken |
insistir en |
aandringen op |
interrumpir |
onderbreken |
omitir |
weglaten, overslaan (woorden bijv.) |
permitir |
veroorloven, toestaan |
partir |
verdelen, vertrekken, uitgaan van |
persuadir |
overtuigen, overreden |
recibir |
ontvangen |
remitir |
(geld) zenden |
residir en |
verblijf houden te |
urdir |
samenweven, ineenzetten (bijv. complot) |
subir |
bestijgen, naar boven gaan (ook v. prijzen) |
sacudir |
schudden, afschudden |
suprimir |
opheffen, schrappen, intrekken |
sufrir |
lijden, verduren, dulden, toelaten |
vivir |
leven, wonen |
unir |
verenigen |
| |
| |
| |
Woordenlijst
la prisa |
de haast |
corre prisa |
er is haast bij |
la partida |
het vertrek |
la cuesta |
de helling |
en cuesta |
oplopend (v. weg) |
el fardo |
het pak, de baal |
el error |
de dwaling |
sufrir un error |
in een dwaling verkeren |
la cuenta |
de rekening |
toda la casa |
het gehele huis |
todo el mundo |
de gehele wereld, iedereen |
todos los hombres |
alle mensen |
el socio |
het lid (v.e. vereniging), de vennoot |
la cuenta sube a |
de rekening beloopt... |
la asociación |
de vereniging |
la ayuda |
de hulp |
el dinero |
het geld |
la cantidad |
de hoeveelheid, de som |
la tela |
het weefsel |
infundir miedo |
vrees inboezemen |
la semana |
de week |
la semana pasada |
verleden week |
el proyecto |
het plan |
el intento |
het voornemen |
la lista |
de lijst |
mucho tiempo |
lange tijd |
el café |
de koffie, het café |
la instrucción |
het voorschrift |
pronto |
spoedig, te vroeg |
el cuadro |
het schilderij |
la película |
de film |
llevar |
dragen, voeren, leiden |
solitario |
eenzaam |
el reflejo |
de afspiegeling |
la conciencia |
het geweten |
cuando (voegw.v.tijd) |
toen |
definir |
verklaren |
reunir |
bijeenbrengen |
segun |
overeenkomstig |
cumplir con |
gestand doen, houden (woord) |
a expensas de |
op kosten van |
el sueño |
de slaap, de droom |
la imaginación |
de verbeeldingskracht |
bien |
goed (bijwoord) |
mal |
slecht (bijwoord) |
el aviso |
het bericht, de waarschuwing |
la oportunidad |
de geschiktheid, de gepastheid (het ter zake dienende) |
el duro |
een vijf peseta's stuk |
la medida |
de maatregel |
en breve |
binnenkort |
la noveld |
de roman |
la ganancia |
de winst |
el instante |
het ogenblik |
al instante |
op staande voet |
el coche |
het rijtuig, de auto |
el valor |
de waarde |
la pieza |
het comediestuk |
la acción |
de handeling, het aandeel |
pose usted |
kom u binnen |
la propina |
de fooi |
la uva |
de druif |
el zumo de uvas |
het druivensap |
el relato |
} het verslag |
la reseña |
} het verslag |
el reposo |
de rust |
con reposa |
rustig |
la equidad |
de billijkheid |
la temperatura |
de temperatuur |
la renta |
de rente |
la devaluación |
de devaluatie |
la alegría |
de vreugde |
antes de |
voor |
después de |
na |
el precio |
de prijs |
| |
Oefening 8 A
No insista usted, porque no corre prisa. Si usted lo (= het) permite suprimiré estas palabras. El padre de mi amigo recibió con resignación la noticia de la partida. No hubiera decidido comprar este
| |
| |
cuadro si mi (= mijn) amigo no lo hubiese recomendado. Por una calle en cuesta, que partía de la plaza, subían varios hombres cargados de fardos. ¿Omitisteis las palabras sobre que (= waarover) hemos discutido? Sufrís un error, no he recibido cartas para (= voor) vosotros. Todo el mundo acudió a esta película. Vivo a mi gusto. Mis (= mijn) amigos viven bien, vosotros vivís mal. El habría reunido todos los socios de la asociación si hubiera recibido aviso de la oportunidad de esta medida. En breve la redacción del periódico para que trabajo remitirá dinero. Sus padres viven en un pueblo, llevan una vida retirada. Usted me ha persuadido por la fuerza de la verdad. Definan ustedes el concepto de la novela sobre que discuten. Dividid las ganancias entre los socios. Permita usted que yo parta al instante. Subieron a un coche que partía con gran velocidad. Al caer (= bij het vallen) de la noche acudieron los viajeros a la casa solitaria. Todos aplaudisteis y no sufristeis que otros discutiesen el valor de la pieza. Acudiremos en su ayuda con pequeñas cantidades de dinero. No había pasado mucho tiempo cuando recibió la orden de vender las acciones. Mozo, suba usted mis maletas. ¿Recibe la señora? Si señor, pase usted. No
interrumpas al que (= dengene die) habla. Me habéis infundido miedo. Este filósofo partió de que (= ging uit van het idee dat) el mundo es el reflejo de la conciencia.
| |
Oefening 8 B
Heb je het geld ontvangen dat ik je (= te) verleden week heb gezonden (pret. def.)? Hij heeft zijn woord niet gehouden. Dringt niet aan, wij zien van het voornemen af. Ik zou de namen verward hebben als ik niet een lijst had ontvangen. De bediende heeft enige woorden weggelaten in de brief. Wij hadden besloten niet toe te staan dat zij van gedachten wisselden (subj. imperf.) vóór de pauze. Heeft u lange tijd in Madrid gewoond? In vele café's in Spanje heeft men (vertalen met derde persoon meerv.) de fooien afgeschaft en men heeft de prijzen verhoogd. In Spanje en Portugal perst men de druiven uit en drinkt men het druivensap. Laat deze woorden weg in het verslag. Duld niet dat men dit gedeelte schrapt (subj. pres.). Hij die (= el que) discuteert moet rustig spreken. Het bericht verspreidde vreugde in het dorp. Wij hadden veel geld bijeengebracht maar zij stonden niet toe dat wij hen (= les) te hulp kwamen (subj. imperf.). Heb je in de brief geschrapt wat (= lo que) zij er aan (onvertaald laten) had toegevoegd? Jullie verdeelt de winst niet overeenkomstig recht en billijkheid (met lidw.). De temperatuur is gestegen. Omschrijft het plan. Applaudisseert niet. Hebben zij de voorschriften ontvangen? Zij hadden hem (= le,
| |
| |
vóór het hulpww.) overtuigd. Vertrek niet. Jullie zocht toevlucht bij je (= vuestros) ouders. Hij gelastte dat de kruier de koffers naar boven zou brengen. Zij leefden van hun rente, na de devaluatie leven zij op kosten van hun (= sus) verwanten. De rekening beliep enige duros. Zijn (= su) verbeeldingskracht weefde het weefsel van zijn dromen. Dit bericht heeft mij (= me, vóór het hulpww. plaatsen) vrees ingeboezemd. Gijlieden ontvangt. Duldt dit gedrag niet. Zij zullen de winst verdelen. Jullie zoudt je woord niet hebben gehouden als men daarop (= en ello, na het werkwoord plaatsen) had aangedrongen. Je zult spoedig vertrekken.
|
|