kerker? Zou hij daartoe, als uit den dode, zijn opgewekt en in het geloof van zijn hogere bestemming een leven vol smartelijke wederwaardigheden hebben aangedurfd, alleen om, na jarenlange omzwervingen, tenslotte een smadelijken dood te vinden?
Ik heb deze dagen, in het besef van mijn eigen naderend einde, in dit manuscript gebladerd, waarin ik, nu sinds bijna veertig jaren, mijn bevindingen heb neergeschreven. Moet ik nu ook, als de Prediker, tot de slotsom komen: ‘Het is alles ijdelheid en kwelling des geestes?’
Mijn grote vriend Juan de la Cruz, die wellicht een even bitter einde heeft gevonden als don Sebastian, schreef me, kort voor zijn dood, ‘God verhoede, dat ik sterve als een verachter van mijn eigen ziel’. Zoals steeds, was het moeilijk te gissen wat hij met zijn eenvoudige, maar met vele betekenissen geladen woorden wilde zeggen. Don Sebastian had geleefd en geleden, omdat hij in de wederoprichting van zijn koninkrijk geloofde. Fray Juan streefde naar een ander rijk, de broederschap van de mensen, doorstraald van het besef van het kindschap Gods. Doch de mensen zijn hem als wolven tegemoet getreden, niet de boosdoeners van den groten weg, maar zij die door habijt en stand zijn woorden hadden moeten verstaan en de verwerkelijking van zijn idealen hadden moeten bevorderen...
Zij zijn mij bijna gelijktijdig ontvallen, mijn vrienden Juan de la Cruz en Luís de Leon, en beiden schijnen hun laatste levensdagen het gevoel te hebben gehad, dat de strijd welken zij hadden gestreden, vergeefs was geweest. ‘Todo es afanar y morir’, het is een al maar zich aftobben en tenslotte komt de dood, schreef Fray Luís, en als ik mijn leven overzie, zou ik hem gelijk willen geven. Maar toch...! Wij hebben den neergang meegemaakt. De wederopgang moet na ons komen. En hoe hoog rijzen zij boven de mensheid uit. Theresia van Avila, Fray Luís de Leon, Fray Juan de la Cruz, figuren welke den neergang van onzen tijd hebben willen stuiten! Zij houden de belofte in voor de toekomst. Wat er ook met hun werken moge gebeuren, of zij verminkt worden, dan wel vergeten onder het stof in archieven en bibliotheken blijven liggen, er zullen altijd wel weer enkelen door hun woorden bezield worden en gereed zijn om, met de vastberadenheid van een don Pedro de Cuellar en het visionnaire geloof van een don Sebastian, naar een nieuwe, verbeterde samenleving te streven, een samenleving van broederschap en gerechtigheid, van vrede en een veredeld streven naar inzicht, naar wijsheid, naar welvaart.
Dan geve God, dat men nooit meer aan een mens de misdaad begaat, welke men ten opzichte van Philips Willem heeft bedreven, door in hem het geloof in zichzelf, zijn besef van eigenwaarde en de bron van alle geestkracht en vertrouwen te doden.