| |
| |
| |
VIII. Een droevige thuiskomst
Brief van Medina-Sidonia aan Philips
Ik heb Uwe Majesteit uit de baai (van Edinburg) geschreven om U verslag te doen van den staat van zaken op dat oogenblik. Van toen af bleef het slechte weer aanhouden en het werd op den duur zoo erg dat de schepen uit elkaar geraakten en ieder zijns weegs ging. Er bleven er slechts zestig bij mij. Deze volgden mij tot den achttienden van deze maand (September) op welken dag er zulk een zware storm losbrak, dat wij allen dachten dat wij zouden vergaan. Dat was op vijfenveertig graden Noorderbreedte. Er bleven toen nog slechts elf schepen bij mij. De storm bedaarde en bij kalm weer en een Westenwind zetten wij koers naar kaap Finisterre, waar wij, volgens afspraak weer allen bij elkaar zouden komen.
Op den eenentwintigsten dezer waren wij op drie en veertig en een halven graad. Des morgens vroeg, twee uur na zonsopgang, kregen wij land in 't zicht. Wij maakten uit, dat dit de eilandengroep Sisargas moest zijn, welke op een twintig zeemijlen afstand van Coruña is gelegen. De wind ging toen geheel liggen. Toen kwam er van de kust een klein karveel, hetwelk tot de Armada behoorde, op ons af. Dit had den storm kunnen doorstaan door bij te leggen. Het karveel praaide ons en men riep ons toe dat wij voor Santander waren, dat wij aan den grond dreigden te raken en dat wij zee moesten houden. Er stond geen wind en daardoor werden wij door den sterken stroom naar de kust gedreven.
Ik liet een paar kanonschoten lossen, als sein dat er een paar schepen ons moesten komen helpen. Dit gebeurde.
| |
| |
Daarop richtte ik den steven naar deze haven. Vanwege het ongunstige getij moest ik bij Enoja, anderhalve mijl buitengaats, voor anker gaan, om te wachten tot den volgenden morgen, om bij gunstig getij met het galjoen binnen te loopen.
Ik ging aan land omdat ik er zoo slecht aan toe was. Vijf en twintig dagen achtereen heb ik met koorts en buikloop gelegen. Ik ben daardoor heel erg verzwakt en de kwaal duurt voort. Ik liet Diego Flores aan boord, en ik had loodsen van den wal laten komen, en adviesbooten ontboden om het schip op sleeptouw te nemen. Er stond zoo'n sterke wind, dat het galjoen na zes uur niet meer voor anker kon blijven, dus haalde men het anker in en voer men door naar Laredo. Daar ligt het galjoen nu voor anker, met nog een aantal zware schepen uit Andaloezië en galjoenen, een en twintig oorlogsbodems tezamen, onder commando van Diego Flores. Ook ligt daar de vlagvoerder van de galjassen.
Hier zijn acht schepen binnengeloopen en vijf of zes zijn in de richting van Biskaje gegaan. Op een daarvan bevindt zich Oquendo. Naar verluidt laveeren hier nog zes of zeven schepen voor de haven. Ik hoop bij God dat ze alle allengskens zullen binnenkomen. De schepen die voor Laredo liggen, komen met den eersten Noordoosten wind hierheen, omdat deze haven zoo veilig is. Er is hun desbetreffend een order gezonden.
De ellende en de ontberingen die op de Armada zijn doorstaan, kunnen niet aan Uwe Majesteit worden beschreven. Dat is erger dan wat men ooit te voren op eenige zeereis heeft beleefd. Onder de schepen die hier zijn binnengeloopen, zijn er ettelijke waar men in veertien dagen geen druppel water heeft gedronken. Aan boord van mijn vlaggeschip zijn honderdtachtig menschen ziek geworden en gestorven, onder wie drie van mijn stuurlieden. Alle andere opvarenden zijn ziek, heel ernstig zelfs. Zij lijden aan een besmettelijke ziekte welke gepaard gaat met scharlakenkoorts. Mijn lijfpersoneel, dat uit ongeveer zestig man bestond, is deels gestorven en ligt deels nog
| |
| |
ziek. Slechts twee van hen zijn in staat mij te dienen. God zij gezegend voor alles wat Hij heeft geordineerd.
En hoewel deze doorstane ellende en ontberingen zoo groot zijn geweest, bevinden wij ons nu in nog grooter nood, want alle opvarenden zijn erg ziek en het beetje scheepsbeschuit en wijn dat nog over is, zal over acht dagen op zijn. Wees Uwe Majesteit zoo goed en laat hier zoo mogelijk in voorzien. Laat men gelden zenden, want op de geheele Armada is geen duit voorhanden. Oquendo heeft het gedeelte bij zich, dat men op zijn schip heeft ondergebracht. Dat beloopt vijf en vijftig duizend escudos.
Hernando de la Riva Herrera voorziet hier in alles. Werkelijk, als ik hem niet hier had aangetroffen, zou ik niet hebben geweten wat ik moest beginnen, want ik ben ongesteld en ik kan mijn gedachten nergens bij bepalen. Hier heeft Uwe Majesteit geen inspecteur, geen rekenmeester, geen administrateur en geen betaalmeester. Men is hier dus van alles verstoken. Men dient dus zoo spoedig mogelijk geld te verschaffen en een verantwoordelijk man aan te wijzen voor het beheer ervan, want zooals ik Uwe Majesteit al heb gezegd, ik ben te ziek om mij met iets ook maar te bemoeien.
Men zegt dat deze streek heel arm is, dus Uwe Majesteit moet gelasten dat men zoo spoedig mogelijk al het graan dat men in Campos kan verkrijgen hierheen brengt, en ook de levensmiddelen die in Coruña voorradig zijn. Ik heb een eigen bode met een brief dienaangaande naar Andrés de Alva gezonden, en ook heb ik naar de naburige havens geschreven voor het geval dat daar schepen met levensmiddelen liggen. Die moet men dan hierheen brengen.
Men zal zoo goed mogelijk voor de zieken zorgen. Ik schrijf ook aan den aartsbisschop van Burgos om de zieken te helpen door doktoren en personeel te sturen, voor de inrichting van een hospitaal.
Ik zal Uwe Majesteit verslag doen over de schepen welke hier nog mochten binnenloopen en van de inspectie welke men zal houden. Hernando de la Riva Herrera heeft op zich genomen daarvoor te zorgen. De rekenmeester
| |
| |
Vallejo, die hier is als afgevaardigde van de rekenkamer, zal aan Uwe Majesteit rekening en verantwoording afleggen betreffende de rekeningen van de Armada, voor zoover zijn gezondheid hem dat veroorlooft, en hij zal de betrokken bescheiden ontvangen van don Pedro Menéndez. Ik heb ook aan den rekenmeester Francisco de Arriola geschreven, om hem te zeggen dat hij hier moet komen om ons in alle loopende zaken bij te staan. Inmiddels doen Hernando de la Riva Herrera en de bovengenoemde rekenmeester wat ik heb gezegd.
Ik smeek Uwe Majesteit ootmoedig zoo mogelijk hulp te verleenen, want wij bevinden ons in grooten nood en verlegenheid.
Santander, den drie en twintigsten September 1588.
| |
Medina-Sidonia vraagt ontslag
De hertog van Medina-Sidonia schrijft het volgende aan don Juan de Idiaquez, minister van Philips II:
Ik heb u den drie en twintigsten en den vijf en twintigsten dezer geschreven wat er naar aanleiding van de aankomst van de Armada te vermelden viel. Zoo juist heb ik uw brief van den vier en twintigsten ontvangen, waarin u me de aankomst van don Baltasar bericht. Ik ben daar heel verheugd over, want vanwege het aanhoudende slechte weer was ik al bang dat hem een ongeluk zou zijn overkomen. Onze Heere zij geprezen.
Zooals ik aan Zijne Majesteit en u heb geschreven, was het mijn bedoeling met de Armada Coruña binnen te loopen. De stuurlieden moesten daar dus op aanhouden, dat was hun gezegd. Maar een vijftig mijlen ten Westen van kaap Finisterre zijn wij door de sterke stroomingen afgedreven, of wat ook de oorzaak is geweest, en toen wij op den een en twintigsten land hadden ontdekt, dachten allen dat dit Coruña was. Toen wij ons dienaangaande echter vergewisten, waren wij een paar honderd mijl van die haven af, terwijl men den vuurtoren van Coruña meende te her- | |
| |
kennen. Wij wisten tenslotte niet meer waar wij waren. Als er toen niet een karveel was gezonden en onze Heere geen wonder had verricht door ons windstilte te geven, zouden wij dien nacht op de kust zijn geloopen, want 's morgens vroeg waren wij daar nog maar een paar mijl van af.
Van de schepen welke zijn binnengekomen, geef ik u hierbij verslag. Zij zijn zoo zwaar gehavend dat als zij niet eerst flink opgeknapt worden, zij deze haven niet kunnen verlaten. Bovendien moeten zij dan ook eerst een andere bemanning hebben, want de matrozen zijn òf gestorven òf zij liggen ziek. Het zal dus lang duren eer die schepen naar Coruña kunnen gaan. Eerst moeten zij gekalefaterd worden en een nieuwe equipage hebben. Een paar zullen er wel hier moeten blijven, want zij hebben geen masten meer. Die zijn afgebroken. Zoo staat het bijvoorbeeld met het galjoen van den hertog van Florence en de Trinidad de Escala, van het Oostelijke eskader.
Gelooft u me, men kan zich niet voorstellen in welk een droevigen toestand de schepen verkeeren. Het zal een groote som dukaten kosten ze weer zeewaardig te maken en ze opnieuw van bemanning te voorzien. U zal desbetreffend zelf wel uitmaken, wat het meest van belang is voor den dienst van Zijne Majesteit.
Mijn ongesteldheid duurt voort. Ik ben dus volstrekt tot niets nut. Maar al was ik ook volkomen gezond en heel flink, dan zou ik mij toch volstrekt niet meer inschepen, want Zijne Majesteit kan toch waarlijk niet verlangen dat ik mij te niet doe, zonder dat dit in eenig opzicht voor zijn dienst van belang is. Ik weet immers niets af van de zeevaart en van het oorlogvoeren. Ik verzoek u dus mij in dezen volkomen te vergeten, en ik smeek u dat u mij daar geen functie meer in te vervullen geeft, want het heeft onzen Heere niet behaagd mij daarvoor te bestemmen. Ik kan in zulk een taak niet doen wat mijn geweten en mijn plicht van mij eischen. Dit heb ik u al zoo vaak uiteengezet. Ik vraag u dus zoo nadrukkelijk mogelijk dit gerechtvaardigde verzoek bij Zijne Majesteit te onder- | |
| |
steunen, want ik verwacht van zijn geaardheid en zijn barmhartigheid dat hij niet den dood zal willen van iemand die hem zoo oprecht heeft willen dienen, en dat ook werkelijk heeft beproefd.
In geen geval en op geen enkele manier zal ik mij echter meer inlaten met zeezaken, al kost het mij ook mijn hoofd. Want dit laatste zal gemakkelijker zijn dan te sterven in een functie waar ik niets van af weet en waar ik niets van begrijp, en waarin ik degenen die mij raad geven heb te gelooven, zonder dat ik hun bedoeling kan doorzien.
Ik ben zoo zwak dat ik dezen brief niet eigenhandig kan schrijven. Ook kan ik niet van hier vertrekken.
Vandaag is vice-admiraal Gregorio de las Alas gestorven. Hij heeft op zee de nuttigste diensten bewezen. Zijne Majesteit heeft in hem een heel verdienstelijk man verloren.
Santander, den zeven en twintigsten September 1588.
* * *
Verloren zijn gegaan een en veertig galjoenen en andere zware oorlogsschepen, twintig adviesbooten, drie galjassen en een galei. Tezamen vijf en zestig oorlogsbodems (met ongeveer negen duizend opvarenden).
| |
De koning treft maatregelen
In een brief aan den hertog van Medina-Sidonia schrijft Philips de Tweede het volgende:
Ik heb uw brief van den drie en twintigsten September den acht en twintigsten ontvangen. Het heeft mij zeer bedroefd te hooren dat u ongesteld bent teruggekomen, en ik wensch u toe dat u nu weer geheel hersteld bent. Ik raad u dringend aan te zorgen weer geheel gezond te worden, en ik hoop dat God u weer spoedig geheel uw gezondheid zal teruggeven, zoodat gij u opnieuw kunt wijden aan de zaken van de Armada, met de zorg die gij altijd hebt gehad voor alles wat mijn dienst betreft.
| |
| |
In den tijd dat gij zelf niet in staat bent de zaken te behartigen, moet gij een van de menschen uit uw naaste omgeving dien gij daarvoor het geschiktst acht, daarmee belasten. U moet er bij hem vooral op aandringen bijzondere zorg te hebben voor de veiligheid van de schepen, om alle onheil te voorkomen dat zou kunnen ontstaan als hier niet ijverig voor gewaakt en gezorgd wordt. Het was daarom heel juist gezien de schepen welke voor Laredo lagen, bevel te geven naar Santander te gaan. Dit bevel moet aan de andere schepen welke daar nog mochten binnenloopen, doorgegeven worden. Om deze schepen te behoeden voor het gevaar waarin gij zelf hebt verkeerd, namelijk voor het gevaar van aan den grond te loopen, moet gij overal aan de kust wachtposten laten uitzetten, en overal waar dit noodig is, 's nachts vuurbakens laten leggen. De schepen kunnen zich daar dan naar richten om de haven binnen te loopen. Dicht bij de havens moeten loodsen met snelle, goed uitgeruste booten gereed liggen om de schepen te gaan helpen.
Gezien de mogelijkheid dat de vermiste schepen, of enkele daarvan, nog eenigen tijd moeten uitblijven, en daardoor hun mondvoorraad opraakt en de opvarenden dus gevaar loopen om te komen, moet gij zien of het mogelijk is eenige van deze snelvarende schepen uit te zenden om hun victualiën te gaan aanvullen. Zij moeten ongeveer dertig of veertig mijl ver zee-in gaan, in de richting vanwaar men uit den stand van den wind kan afleiden dat zij moeten komen. Gij moet order geven dat dit gebeurt, en verder voorzien in al wat tot dit doel naar uw meening noodig is. Men kan in dezen niet zorgzaam genoeg zijn.
Het is een heel juiste voorzorgsmaatregel van u geweest, secretaris Andrés de Alva te vragen met zijn voorraden uit Coruña hulp te verleenen. Hij moet echter niet alles naar Santander brengen, want het is mogelijk dat een deel van de Armada te Coruña binnenloopt. Van hier uit worden hem dan desbetreffend de noodige orders gegeven.
| |
| |
Het lijdt geen twijfel, dat de opvarenden van de Armada heel afgetobd zijn en dat zij dringend hulp behoeven en dat men moet zorgen dat zij weer op krachten komen. Vooral de zieken en gewonden moeten spoedig geholpen worden. Men moet goede voorzorgsmaatregelen treffen, door hospitalen in te richten voor de zieken en gewonden, en onderdak te zoeken voor de anderen. Er moet zoo goed mogelijk in hun behoeften worden voorzien. Daartoe is het volgende vastgesteld en daar heeft men zich aan te houden.
Ten eerste. Reeds voor uw aankomst heb ik laten berichten, dat de zieken en gewonden onverwijld aan land moeten worden gezet en afgezonderd moeten worden gehouden van de gezonden. Ik neem aan, dat gij deze order al zult hebben opgevolgd. Er moet voor bedden worden gezorgd, en men moet hun de geneesmiddelen en alles wat voor hun verzorging en herstel noodig is, verschaffen. Al naar gelang zulks voorhanden is. Om hierin met ruimer middelen te kunnen voorzien moet men aan den bisschop van Burgos en aan den bisschop van Pamplona schrijven om hun hulp te vragen voor dit menschlievende werk. Men moet hun verzoeken zooveel mogelijk geneesmiddelen, versnaperingen, doktoren, heelmeesters en alles wat nog verder noodig is, te sturen. Dit moet men ook schrijven aan de provinciaals van de geestelijke orden en aan die van de Compagnie van Jesus. Insgelijks moet men aan don Luís Carrillo en aan den gouverneur van Burgos schrijven en vragen dat zij, ieder afzonderlijk, een aantal doktoren, chirurgijns en apothekers zenden, met den grootst mogelijken voorraad van de reeds genoemde artikelen en levensmiddelen. Ditzelfde verzoek moet ook aan de overheidspersonen van Valladolid, Santo Domingo de la Calzada, Legroño en Merindad de la Rioja worden gedaan. Ik heb bovendien den burgemeesters van Valladolid opdracht gegeven graan bijeen te laten brengen, en dit met buitengewonen spoed. Iederen dag zal men dit alles moeten aanvullen met datgene, waaraan de meeste behoefte mocht zijn.
| |
| |
Ten tweede. De soldaten moeten ook worden ontscheept, en degenen die dat het meest noodig hebben, moeten onder dak worden gebracht. Gij moet de daartoe noodige orders geven, maar gij moet er aan denken dat die schepen welke noodig mochten zijn, ter beschikking en goed bemand blijven. Men moet voorkomen dat men, bij gebreke aan goed bemande schepen, in ongelegenheid komt. Vanwege de privileges van die (Baskische) gewesten en door de onvruchtbaarheid van dat land, kan men en mag men aldaar niet dezelfde maatregelen toepassen als elders. Daarom moet men een brief schrijven aan de ‘Vier Steden aan de Kust’ welke onder het bestuur van gouverneur don Ordoño de Zamudio staan. Men moet hem persoonlijk vragen zelf de steden uiteen te zetten in welk een grooten nood men verkeert, en hem verzoeken de stedelijke besturen in mijn naam om hulp te vragen. Gij voegt er dan aan toe, dat die hulp zal bestaan in eenige dagen huisvesting te verleenen aan de soldaten van de Armada, en hen zoo lang te verzorgen tot zij weer voldoende op krachten zijn om hun tocht het land-in voort te zetten. Gij moet dien stedelijken besturen daarbij onder het oog brengen dat zij Onzen Heere en mij daarmee een grooten dienst bewijzen, en doen uitkomen hoezeer ik dezen dienst op prijs zou stellen. Gij moet daartoe alle noodige stappen doen, en maatregelen treffen en er verder alle zorg voor dragen dat de soldaten van het allernoodigste worden voorzien, en dat zij eten in hun barakken, zonder den inwoners van die streek overlast te bezorgen.
De armoede en de onvruchtbaarheid van die streek laten niet toe dat de soldaten daar langer dan een paar dagen - op doortocht - blijven, en daarom heb ik besloten dat al degenen die niet beslist noodig zijn voor de bewaking van de schepen, door moeten gaan in de richting van Burgos en omliggende plaatsen. Men moet dus aan den gouverneur en aan het stedelijk bestuur van Burgos schrijven, dat zij menschen uit die verschillende plaatsen zenden om de soldaten den weg te wijzen en om voor hun huisvesting te zorgen. Er moet voor gezorgd worden, dat
| |
| |
de doortocht in de grootst mogelijke orde geschiedt. De soldaten moeten slechts in de grootste en welvarendste plaatsen worden ingekwartierd. Gij moet hun voor hun onderhoud aldaar en voor onderweg de noodige middelen verstrekken, maar vanwege de schaarschte van het geld moet gij hun alleen van het hoogst noodzakelijke voorzien. Daartoe kunt gij gebruik maken van de vijf en vijftig duizend dukaten die Miguel de Oquendo aan boord heeft, zooals gij schrijft. Gij moet echter wel bedenken, dat men met die som ook de opvarenden moet helpen van de schepen welke in San Sebastian en in Pasajes zijn aangekomen. Men heeft daar dezelfde orders ontvangen inzake de verpleging van de zieken en gewonden, de huisvesting van de gezonden en de latere doorzending van deze soldaten. De afgevaardigde van de provincie Álava krijgt bericht dat hij die soldaten tegemoet moet gaan en hen in deze provincie gedurende enkele dagen moet inkwartieren, in afwachting van de nadere beschikkingen in dezen.
Daar het van belang is dat er in San Sebastian een verantwoordelijk man zich met de regeling van deze zaken belast, is het gewenscht dat betaalmeester Francisco de Arriola als hij de zaken in Santander heeft geregeld, onmiddellijk naar San Sebastian gaat. Gij kunt dan van zijn diensten aldaar gebruik maken. Hij moet boek houden van alle uitgaven. Voor wat verder noodig mocht zijn staat García de Vallejo, een ambtenaar van mij, daar tot uw dienst. Ik heb hem daar aan de kust aangesteld, en ik ben voldaan over zijn bekwaamheid en ervaring in vlootzaken. Hij zal zich ongetwijfeld goed kwijten van de opdrachten welke gij hem in dezen mocht geven. Van hieruit schrijft men hem, dat hij de orders welke gij hem in mijn naam geeft, moet opvolgen.
Overwegende dat genoemde García de Vallejo niet voor alles kan zorgen, als hij mij ook de rapporten moet zenden waarover ik hieronder nader zal spreken, heb ik bevolen dat voor de uitbrenging van die rapporten mijn betaalmeester Juan de la Peña Zorrilla met den uitersten spoed naar u toe zal gaan. Hij is een man van groote ervaring
| |
| |
in scheepsaangelegenheden, want hij is belast geweest met de rekeningen van alle oorlogsschepen die in mijn dienst hebben gestaan, van de expeditie van Terceira af. Hij heeft zich steeds heel goed gekweten van de opdrachten welke ik hem heb gegeven. Als het noodig is dat er nog meer menschen komen om u bij te staan, dan moet gij mij dat berichten, dan komen zij onmiddellijk.
Naar aanleiding van wat gij mij verder zegt, namelijk dat de menschen geen kleeren aan hun lijf hebben, heb ik geschreven dat men in Valladolid een flinke hoeveelheid kleeren moet maken, waardoor men in de grootste behoefte zal kunnen voorzien. Men heeft den gouverneur opgedragen in dezen toe te zien dat men den grootsten spoed betracht, en dat hij mij ook laat weten hoeveel die kleeren zouden moeten kosten. Ik heb hem geschreven dat hij mij dat onmiddellijk moet laten weten, om die kleeren onverwijld te kunnen laten maken. Inmiddels is er al een som van vijftig duizend dukaten naar Valladolid op weg, zoowel ter bekostiging van die kleeren als voor het onderhoud en de betaling van de soldaten die daar zullen komen. Wij zullen probeeren dat geld steeds aan te vullen, maar gij kunt wel begrijpen hoe kort wij bij kas zijn.
Er is een nauwkeurig en tot in de onderdeelen juist overzicht van den staat van de Armada noodig - zoowel van de schepen, het geschut, de wapenen, de munitie, het materieel als van de land- en zeemacht - om te weten welke maatregelen wij moeten nemen en hoe die moeten worden uitgevoerd. Daarom heb ik, zooals ik u al heb gezegd, genoemden betaalmeester Juan de la Peña Zorrilla bevel gegeven alle schepen te inspecteeren, en van elk schip een tot in bijzonderheden afdalend rapport te maken, te beginnen dus met het schip zelf en vervolgens alles wat er bij hoort, zoodat men kan zien hoe het met het schip staat en wat er noodig is om het weer in orde te maken. Er moet dus een getrouwe opgave worden gegeven over welke onderdeelen moeten vernieuwd worden en welke reparaties het schip zelf behoeft, en daarbij moeten de onkosten van alles afzonderlijk worden berekend. Ook moet in dat
| |
| |
rapport vermeld worden vanwaar en hoe men het benoodigde materiaal kan betrekken. Vervolgens moet een overzicht worden gegeven van de land- en zeemacht, het aantal compagnies moet worden opgegeven met de vermelding van hun getalsterkte en hoe de manschappen zijn gewapend, met pieken of met haakbussen, en hoeveel musketten er per compagnie zijn. Er moet worden opgegeven hoeveel stuks geschut er op ieder schip zijn en van welke kwaliteit, en hoeveel reserve-geschut er is en hoe het staat met den opstal en alle toebehooren. Tevens moet men dan vermelden welke kanonnen van mij zijn en welke kanonnen bij de schepen behooren die niet van mij zijn, met een bijgaand overzicht van het materiaal, de wapenen en de munitie, die nog achtergehouden was voor tijd van nood, en men moet dan ook vermelden in welken staat dit alles verkeert. Gij moet te dien einde zorgen dat hem bekwame en ervaren menschen terzijde staan, met de gezagvoerders en schippers van de betrokken schepen, zoodat alles gebeurt wat vereischt is om een juist inzicht te krijgen in wat men wenscht te weten. Want dit alles dient men te weten om de passende maatregelen te kunnen nemen voor de voorziening in het noodige, en om overbodig werk te vermijden.
Men heeft bedacht dat, al loopt de geheele Armada de havens daar aan die kust binnen, het allerlei bezwaren zou geven ze daar in haar geheel te houden en te verzorgen. Dit zou niet geschikt zijn, deels omdat het moeilijk is alle schepen daar te repareeren, en deels omdat het voor een aantal schepen veel gemakkelijker is den winter door te brengen in hun eigen havenplaatsen. De Portugeesche galjoens bijvoorbeeld kunnen beter naar Lissabon gaan, en die van Castilië en de Oostkust naar Andaloezië. Ik zou gaarne willen dat gij overleg pleegt met de meest ervaren lieden in Santander om in dezen de juiste beslissingen te nemen, en gij moet mij dan melden wat u het beste lijkt, en mij insgelijks schrijven wat de bedoeling van de eigenaars van die schepen is, opdat er bij de beslissing daarmee gerekend kan worden.
| |
| |
Voor het geval dat gij meent dat men die schepen kan laten weggaan, moet er worden overwogen welke troepen er aan boord moeten blijven, want het is niet raadzaam ze zonder voldoende soldaten te laten vertrekken. Wij hebben dan bovendien nog het voordeel dat, als wij soldaten op die schepen laten, niet de geheele last van de infanterie op één plaats komt te drukken, en verder Lissabon een flinker garnizoen zou krijgen dan het nu heeft. Verder zullen die schepen en de soldaten het beter in Lissabon en Andaloezië hebben, omdat daar een flinke voorraad scheepsbeschuit is en daar ook in voldoende mate wordt gebakken.
Een van de dingen waar ik het meest over bezorgd ben is uw gezondheid, en daarom dring ik er opnieuw bij u op aan daar goed voor te zorgen, en mij geregeld van uw verder herstel op de hoogte te houden. Want ik vertrouw dat God u weer gezond zal maken, daar gij Hem hierdoor weer zoudt kunnen dienen.
Men zal u dagelijks op de hoogte houden van wat er aan belangrijks gebeurt, en gij moet mij dat van uw kant doen.
San Lorenzo (del Escorial), den acht en twintigsten September 1588.
Ik de Koning.
|
|