Johanna de Waanzinnige
(1940)–Johan Brouwer– Auteursrecht onbekendEen tragisch leven in een bewogen tijd
[pagina 105]
| |
Hoofdstuk V.
| |
[pagina 106]
| |
mausoleum. Dit praalgraf, dat behalve met de liggende afbeeldingen van den daar rustenden koning Johan II en zijn gemalin Isabella - de ouders van koningin Isabella de Katholieke - overvloedig versierd is met beeldhouwwerk, vormt met het altaar op den achtergrond een fraai geheel van vijftiende eeuwsche Spaansche plastische kunst. Het altaar, van de hand van de beroemde kunstenaars Diego de la Cruz en Gil de Siloé, dankt zijn gouden versiering aan de eerste schatten welke Columbus uit Amerika had meegebracht, en die hij aan koningin Isabella in Burgos had ter hand gesteld. Aan den rechtermuur hangt een groot Vlaamsch drieluik uit dienzelfden tijd, en daar tegenover ziet men, op een albasten graftombe, een fraai standbeeld, dat den jong gestorven broer van koningin Isabella voorstelt. In dit vredige, vriendelijke Karthuizerklooster werd het lichaam van Philips begraven, en weinig konden de ernstige monniken, die voor de zielerust van den jongen koning baden, vermoeden wat voor ergerlijke, of beter hartverscheurende, tooneelen zij kort na dien daar zouden meemaken. Het schijnt dat de overbrenging van het stoffelijk overschot van Philips naar Miraflores is geschied zonder dat Johanna zich daarvan bewust is geweest. Het is mogelijk dat men haar daar onkundig van heeft gelaten om de, kennelijk van smart geheel verbijsterde, vrouw te sparen. Reeds had men haar herhaaldelijk moeten beletten het ontzielde lijf van den koning mee te sleuren naar haar kamer, en men is wellicht bevreesd geweest dat zij als een bezetene zou te keer gaan wanneer haar man gekist en vervoerd werd. Dit mogen wij afleiden uit de woorden van den anoniemen kroniekschrijver, die zegt dat ‘zoo spoedig zij wist dat haar man naar het klooster te Miraflores was overgebracht, zij daar ook heen wilde gaan’. Zij liet toen rouwkleeren maken, en merkwaardig is dat deze vrouw, die reeds eenige jaren lang veel te weinig zorg aan haar uiter- | |
[pagina 107]
| |
lijk had besteed, zich zelfs op zulk een wijze had verwaarloosd dat zij daardoor nieuw voedsel had gegeven aan de geruchten over haar waanzin, nu plotseling een geheele keur van rouwtoiletten liet maken voor haar bezoeken aan het klooster.... Iederen dag kwam zij op een ander grillig denkbeeld over de kleeren welke zij dan zou aantrekken. Voor iets anders had zij aandacht noch belangstelling. Dat het geheele rijk in opschudding was, dat de Castiliaansche magnaten in Burgos elkaar met argwanende en dreigende blikken aanzagen, dat de primaat van Spanje met moeite die heeren in bedwang hield en hun een voorloopige akte van vredelievend overleg had laten teekenen, ging geheel buiten haar om. In de staatszaken was geen voortgang, omdat Johanna geen enkel stuk wilde lezen of onderteekenen, deputaties werden òf niet ontvangen òf zij konden onverrichterzake vertrekken. Zulk een verwarring en spanning heerschte er, dat het prinsje Ferdinand bijna gevankelijk werd weggevoerd, om als politiek onderpand te dienen, bij een eventueele omwenteling. Johanna bleef er onkundig van, of zij bekommerde zich er niet om. Zij mijmerde over haar bezoek aan het graf van haar beminden man. Zelfs toen men, buiten haar om, de Cortes wilde bijeenroepen, een daad welke in strijd was met de wetten van Castilië, liet zij daarover geen ergernis of onwil blijken. Evenmin griefde het haar dat de primaat, de voornaamste edelen en steden openlijk te kennen gaven, dat zij koning Ferdinand met de behartiging van de loopende regeeringszaken wilden belasten, om aan de bestaande anarchie een einde te maken. Voor Johanna golden in den letterlijken zin de woorden van Dante, zij werd omgeven door ‘wanden van onverschilligheid’, zij had slechts oog en hart voor wat betrekking had op haar gestorven man. Petrus Martyr beschrijft ons den uiterlijken en innerlijken toestand van Johanna, met enkele woorden, zoo meesterlijk, dat het is of wij haar lijfelijk voor ons zien. ‘Als zwangere weduwe achtergelaten, zit zij daar, met haar kin gesteund op haar hand, | |
[pagina 108]
| |
zwijgend, liefst verwijlend in de duisternis en in afzondering’Ga naar voetnoot1). Ruim vijf weken na het overlijden van Philips, op Allerheiligen, ging Johanna naar het Karthuizerklooster, om daar den kerkdienst bij te wonen, en vervolgens een bezoek te brengen aan het graf van haar man. De anonieme kroniekschrijver zegt, dat zij in den grafkelder afdaalde, en, na daar eenigen tijd in te hebben vertoefd, verzocht de kist bloot te leggen en haar te openen. Dit geschiedde. De kist werd geopend en het lijk werd ontdaan van de doeken waarin het was gewikkeld. Toen begon Johanna de voeten van haar man te kussen, en zoo lang, dat men genoodzaakt was haar met eenig geweld den grafkelder uit te brengen, met de troostende belofte dat zij, wanneer zij dat wilde, terug kon komenGa naar voetnoot2). Johanna had zich in lang niet op straat vertoond, en de menschen liepen te hoop, om haar te zien, toe te juichen, en zelfs om, naar de gemoedelijke gewoonten des lands, haar schriftelijke verzoeken te overhandigen, of haar persoonlijk eenig aangedaan onrecht kenbaar te maken, met de smeekbede om recht te doen. Johanna maakte zelf een rustigen, waardigen indruk, zoowel bij het gaan naar, als het komen van het klooster. Dit maakt het mogelijk de handeling van het openen van de kist en het betasten of kussen van de voeten van den doode, niet als de daad van een waanzinnige te beoordeelen, maar er andere beweegredenen voor te zoeken. Diezelfde dagen werd reeds de meening geuit dat Johanna bevreesd was dat de Nederlandsche edelen het lichaam van Philips mee hadden genomen naar zijn geboorteland, om het aldaar te begraven. Het zou dan slechts Johanna's bedoeling zijn geweest zich met eigen oogen te overtuigen, dat haar man werkelijk in de groeve van Miraflores lag. Haar hartstochtelijke natuur zou haar dan ver- | |
[pagina 109]
| |
volgens tot te vurige, en overspannen, uitingen van genegenheid hebben geleid. In dezelfde Novemberdagen toonde Johanna zich ook plotseling weer de kordate, zelfstandige koningin, die snel een situatie doorzag, en involge van dien, krachtige maatregelen vermocht te nemen. Zij stelde zich ervan op de hoogte dat de aartsbisschop van Toledo, gedurende haar apathischen toestand, te eigenmachtig als regent was opgetreden, en zij gelastte hem, zonder plichtplegingen, haar woning te verlaten. Groote ergernis verwekte zij door haar dienstpersoneel te ontslaan en Nederlandsche bedienden te nemen. Ook ontving zij den Bourgondischen gezant weer, die lang vergeefs om een onderhoud had gevraagd. De mare ging reeds dat zij kroonprins Karel naar Spanje wilde laten komen, en met Nederlandsche raadslieden zelf het bewind weer in handen wilde nemen. Dit is het raadselachtige in het leven van Johanna, dat, telkens wanneer men op een handeling van haar stuit die op geheel vertroebelde geestvermogens wijst, men documenten ter beschikking heeft welke die handeling in een ander licht plaatsen, en men bovendien bewijzen van bezonnen overleg van haar vindt, die verstandsverbijstering uitsluiten. Steeds zijn er rondom Johanna politieke krachten werkzaam, die haar terzijde willen plaatsen, en daarvoor gegevens schijnen te construeeren. In hoeverre de aartsbisschop van Toledo, die zichzelf tot regent had benoemd en deze benoemingsakte aan Johanna ter onderteekening had voorgelegd, uit eigen eerzucht, of uit gemeenschappelijk overleg met Ferdinand, Johanna terzijde heeft willen schuiven, is niet met besliste zekerheid te zeggen. Slechts dit is zeker, dat terwijl de aartsbisschop gerechtelijk wilde laten vaststellen dat Johanna waanzinnig was, deze hem zelf voor niet goed bij zijn verstand hield, hem met een ironisch gebaar de deur wees, en hem zelfs gelastte Burgos te verlaten. Niet minder treffend is het, dat deze vrouw, na weken schier verbijsterd van verdriet in haar donkere vertrek te | |
[pagina 110]
| |
hebben gezeten, plotseling rekenschap en verantwoording over het beheer van de Overzeesche financiën vroeg, en het bestuur daarvan voor zichzelf opeischte. Men mompelde echter dat Johanna slechts het werktuig was van den Bourgondischen gezant, die een nieuwe politieke combinatie zocht om koning Ferdinand van Aragon buiten Castilië te houden. Hij wilde, zoo beweerde men, een alliantie van Engeland, Frankrijk en Maximiliaan van Oostenrijk tot stand brengen, en er was reeds sprake van onderhandelingen over een huwelijk van Johanna met den koning van Engeland. Dit alles geschiedde buiten medeweten van Johanna, beweerden de aanhangers van koning Ferdinand, die het voor Castilië, en het behoud van de verkregen eenheid van Spanje, het best achtten dat Ferdinand het bewind over Castilië in handen nam. Uit de uiteenloopende berichten betreffende de afwisselende perioden van inertie en energieke activiteit van Johanna, en de met elkaar in strijd zijnde regeeringsbeslissingen op haar gezag, kan men, als veiligste gissing, aannemen dat Johanna geheel in beslag genomen was door haar eigen leed en zorgen, en daar slechts af en toe uit gewekt werd door iemand die tact en overwicht genoeg had om haar gedachten in andere richting te leiden. In den strijd om den persoon van Johanna kregen tenslotte de aanhangers van Ferdinand de overhand, en de Bourgondische gezant moest zich steeds meer terug trekken. De vroegere gunstelingen van Philips verloren, langzaam aan, macht, invloed en hun verworven posities. De effectieve regeeringsmacht kwam geleidelijk in handen van koning Ferdinand van Aragon, die zich nog achter den primaat van Spanje en eenige aanzienlijke Castiliaansche edelen verborgen hield. In het midden van December 1506 besloot Johanna Burgos te verlaten. Een langer verblijf was daar, voor de hoogzwangere en zeer impressionabele vrouw niet gewenscht. De oproep voor de vergadering van de Cortes had veel menschen in Burgos doen bijeenkomen, en zooals | |
[pagina 111]
| |
in die tijden door gemis aan hygiënische voorzorgen herhaaldelijk geschiedde, waren er besmettelijke ziekten uitgebroken. Johanna had het plan opgevat naar Torquemada te gaan, een klein plaatsje op ongeveer zestig kilometer afstand van Burgos, en gunstig gelegen in een open landschap. Johanna besloot het lichaam van haar man mee te nemen. Dit besluit, en de volvoering ervan, schijnt wel het onweersprekelijke bewijs te leveren van haar waanzin. Wij bezitten een betrouwbaar ooggetuigenverslag van hetgeen op dien vermaard gebleven Zondag, den twintigsten December 1506, in het klooster Miraflores is geschied. Dit verslag is van den humanist Petrus Martyr. Hij schrijft dat Johanna zich naar het klooster begaf om het lijk van Philips op te eischen, teneinde dit naar Granada te laten overbrengen, waar het moest bijgezet worden in het voor hem bestemde graf. De monniken weigerden het lijk op te graven. De bisschop van Burgos werd er in betrokken, en hij kwam inderhaast, en verklaarde dat het bij de wet was verboden een lijk op te graven, en te vervoeren, voor dat het zes maanden onder de aarde was geweest. Johanna geraakte toen zoo buiten zichzelf van woede, dat de omstanders bevreesd werden dat zij een miskraam zou krijgen. Dus besloot men gevolg te geven aan haar grillig verzoek. Het lijk werd opgegraven. Johanna liet eerst de looden kist openen, en vervolgens de daarin vervatte houten doodkist. Toen verzocht zij de aanwezige autoriteiten zich ervan te overtuigen dat het werkelijk het stoffelijk overschot van Philips was, dat zich in de kist bevond. Aanwezig waren eenige bisschoppen, en de gezanten van den paus, van Maximiliaan van Oostenrijk en van koning Ferdinand, en Petrus Martyr zelf. Ook deze boog zich over de kist met den griezeligen inhoud heen, en erkent koelbloedig: ‘wij zagen niets dan den vagen vorm van een liggend mensch. Het was niet meer duidelijk te onderscheiden of het menschelijke gelaatstrekken had.’ De kist werd vervolgens op een wagen, met een Friesch vierspan, geladen, en daarop | |
[pagina 112]
| |
begaf zich de stoet in de richting van TorquemadaGa naar voetnoot1). Johanna had bevel gegeven dat men slechts des nachts mocht reizen. Het moet een gruwelijk schouwspel zijn geweest, die wagen, beladen met de doodkist, getrokken door vier prachtig opgetuigde Friesche paarden, omgeven door monniken met brandende flambouwen. Zoo heeft de romantische schilder Padilla Johanna weergegeven, midden in het open veld, bij de kist van haar man. Een aangrijpend beeld van innerlijke verslagenheid, van een door droefheid verbijsterden geest, en van gruwelijke angstvisioenen. ‘Een uur na zonsondergang is de koningin uit Miraflores vertrokken met het lijk van haar man, dat niet naar civet (parfum) ruikt...’, schrijft een van de secretarissen van het koninklijke huis, met typische Castiliaansche nuchterheid. Deze opmerking van een man, die ter plaatse moet zijn geweest toen de lugubere stoet den brug van Burgos over den Arlanzón overtrok, en vele hooggeplaatste edellieden zich daarbij voegden, geeft ons een zakelijke bijzonderheid van deze tragedie, welke het geheel nog naargeestiger en beklemmender maakt. ‘Ten gevolge van deze dwaasheid, welke de koningin heeft gedaan, is klein en groot het er over eens dat zij haar verstand en bezinning heeft verloren’Ga naar voetnoot2), voegt hij er aan toe. Stapvoets ging de stoet voort, zoodat het eenige dagen duurde eer men Torquemada bereikte. Overdag verbleef men in een of ander klooster, en de doodkist werd in de kerk of kapel gezet. Johanna liet de kist door een gewapende garde bewaken, en zij verbood dat vrouwen in de buurt daarvan zouden komen. Zij werd nog zoozeer door jaloerschheid gefolterd, dat eens, toen zij te laat ontdekte dat halt was gehouden op het voorplein van een nonnenklooster, zij in allerijl de doodkist liet verwijderen... | |
[pagina 113]
| |
Gruwelijke bijzonderheden vertellen ooggetuigen van deze nachtelijke tafereelen. Soms liet Johanna, des nachts, midden in het open veld, halt houden, en gaf zij bevel de kist te openen. Dan boog zij zich over den griezeligen inhoud heen, om datgene te liefkoozen wat er van haar man was overgebleven, bij het vage, flakkerende licht van de toortsen, welke door van vrees en ontzetting sidderende handen werden vastgehouden. Soms werden de toortsen door windvlagen uitgebluscht, en stond het angstige gezelschap rondom de open doodkist in het donker. Volgens Petrus Martyr was de arme Johanna door een Karthuizer in de waan gebracht, dat haar man uit den dood zou verrijzen, een wonderbaarlijke wederopstanding, zooals reeds eerder zou hebben plaats gehad, en wel jaren na het overlijden van den betrokkene... Den veertienden Januari 1507 bracht Johanna haar zesde kind ter wereld, een meisje, dat Catharina werd genoemd, en gedurende haar kinder- en jongemeisjesjaren haar ongelukkige moeder in de eenzaamheid gezelschap zou houden. Torquemada werd, van een stil, landelijk plaatsje, in eenige weken een overbevolkt centrum van politieke intriges. Castilië begon te vervallen tot de anarchie van voor den tijd van koningin Isabella. De groote heeren gedroegen zich weer eigenmachtig. Hun benden voerden openlijk strijd. De steden werden innerlijk verontrust door de weerklanken van den strijd van de politieke partijen. Het eertijds zoo vreedzame Torquemada werd dag en nacht opgeschrikt door het wapengekletter van de partijgangers, en van heethoofdige jonge edellieden. Dit gaf den primaat van Spanje aanleiding een gewapende macht te vormen, en van zijn eigen middelen te onderhouden, naar hij zeide ter bescherming van den persoon der koningin, in werkelijkheid echter om, met een legertje dat slechts hem persoonlijk gehoorzaamde, een centraal gezag te vestigen. In het vroege voorjaar brak de pest uit, die zich snel over geheel Spanje verbreidde. Berichten uit dien tijd | |
[pagina 114]
| |
spreken van duizenden slachtoffers. Half April besloot koningin Johanna, op aandringen van haar raadgevers, het gevaarlijk geworden Torquemada te verlaten. Zij had voorloopig haar plan, door te reizen naar Granada - dat een reis van maandenlang zou zijn geworden - opgegeven, en ging naar Hornillos, een dorpje op ruim vijf kilometer van Torquemada gelegen. De bisschoppen en de voorname heeren uit haar gevolg wilden Johanna bewegen naar het naburige Palencia, een oude universiteitsstad, of een andere stad te gaan, waar allen een passende huisvesting konden vinden. Johanna weigerde echter daar heen te gaan, ‘omdat het een weduwe niet betaamde naar mooie steden te reizen’. Hornillos was, en is nog, een gehucht, waar nauwelijks een behoorlijke woning te vinden is. Daar trok Johanna zich weer in de eenzaamheid terug. Bij voorkeur zat zij in het donker, zich vermeiend in haar droevige overpeinzingen. Het eenige dat haar nog eenigszins kon opbeuren, was muziek en zang. Zij had dan ook een aantal musici bij zich, en ook eenige zangers die koning Philips uit de Nederlanden had laten komen. Ruime betaling had deze menschen er toe kunnen brengen het triestige bestaan van de koningin te deelen. Koning Ferdinand van Aragon toonde in al deze maanden na Philips' overlijden het grootste geduld, en hij effende zijn weg naar het regentschap van Castilië met uiterste behoedzaamheid. Hij bleef ver van het tooneel van den strijd, om zijn prestige te vergrooten. De vergelijking van de chaotische toestanden van nu, met de rust onder het krachtige regeeringsgezag uit den tijd van zijn echtgenoote Isabella, moest in zijn voordeel uitvallen. Ook het feit dat hij buiten het gewoel van den strijd bleef, moest op degenen die slechts den buitenkant der dingen zagen, den indruk maken, dat hij zich daar niet in wilde mengen, en hoogstens zijn gezag zou doen gelden als de positie van zijn dochter in gevaar kwam. Daarom begonnen vooral de steden, die economisch zwaar getroffen werden door de onrust van het land, naar de komst van Ferdinand uit te | |
[pagina 115]
| |
zien, opdat deze het gezag van de kroon zou herstellen. Een aantal aanzienlijke Castiliaansche edelen bleef nog tegen de terugkomst van Ferdinand den Katholieke gekant. Zij waren van meening dat Johanna slechts in een periode van moreele inzinking, met verschijnselen van overspanning, verkeerde, en dat zij daarvan binnen niet te langen tijd zou genezen. De primaat van Spanje, en de hoofden van eenige voorname Castiliaansche families, hadden zich echter ten doel gesteld Ferdinand tot regent en zelfstandig bestuurder van Castilië te doen uitroepen. Zij probeerden den tegenstand door overreding, en zoo noodig door concessies, welke op omkooperij geleken, te breken. De berichten welke aangaande Johanna's toestand uit dezen kring komen, laten geen twijfel aan haar krankzinnigheid over. Het was kennelijk het politiek belang van deze groep deze voorstelling van zaken te geven, en deze te verbreiden, omdat hiermee het regentschap van Ferdinand als een vereischte regeeringsvorm gewettigd werd. Na een periode van tegen elkaar opbieden van Maximiliaan van Oostenrijk en Ferdinand van Aragon, won Ferdinand de partij. Hij had evenwel concessies moeten doen, en gunsten moeten verleenen, welke later zwaar op zijn geweten drukten. In de tweede helft van Juli 1507 kwam koning Ferdinand in Valencia aan. Hij reisde door naar Castilië, aan welks grenzen hij, na bijna een jaar afwezigheid, door eenige voorname edelen en de afgezanten van eenige steden werd verwelkomd. De oude geschiedschrijvers maken uitvoerig melding van het machtsvertoon van Ferdinand bij zijn intocht in Castilië. Hij reisde nu met alle uiterlijke kenteekenen van zijn koninklijke positie, omgeven door magistraten en hovelingen, en voorafgegaan door gewapende troepen. Dezelfde man, die nauwelijks een jaar te voren, vrijwel als een ongewenschte vreemdeling, genoodzaakt was geweest Castilië te verlaten, en blootgesteld was aan on- | |
[pagina 116]
| |
heusche bejegeningen en zelfs grievende beleedigingen, werd nu als een geliefd vorst ingehaald. Johanna had lijdelijk de komst van haar vader afgewacht. Haar verblijf in Hornillos, reeds vol ongemakken vanwege het gemis aan goede huisvesting voor haar gevolg, was nog bezwaarlijker geworden door den brand in de kerk waar het lijk van haar man tijdelijk was geplaatst. De gemoederen van de eenvoudige landbevolking, die reeds verontrust waren door het huiveringwekkende schouwspel van dien dooden koning, die in den nacht door zijn, voor waanzinnig gehouden, vrouw, in het dorpje was gebracht, zullen nog meer getroffen zijn door het vuur dat plotseling uit den toren en het dak van hun godsgebouw uitsloeg, toen de doodsbaar daarin was gezet. Wat voor den nuchteren, critischen beschouwer het gevolg is geweest van onverantwoordelijke onvoorzichtigheid van een van degenen die de wacht bij het lijk hielden, moet voor de boerenbevolking, in wier gedachten- en gevoelsleven het bovennatuurlijke een vertrouwd element was, een teeken van bovenaardsche krachten zijn geweest. Welk een gegeven ook, voor een romantisch dichter! De nachtelijke intocht van den mistroostigen stoet, de lijkwagen, de flakkerende toortsen, de van smart waanzinnig geworden koningin, monniken, prelaten, edellieden, soldaten en musici... Een vreedzaam dorpje, in glooiend landschap. Een verschrikte boerenbevolking. Oude vrouwen die fluisterend gewagen van de geheimzinnige machten rondom den dood. En dan, plotseling, terwijl angstige oogen beducht en schuw uitzien naar het donkere silhouet van de kerk waar de doode koning opgebaard is, slaan de vlammen uit den toren, en zetten zij het kerkgebouw in een rossen gloed... Op het bericht van de komst van koning Ferdinand liet Johanna een dankdienst houden, en trok daarna haar vader tegemoet, opnieuw met de lijkkist van haar man. Ook nu weer reisde zij des nachts, omdat zij het niet oorbaar achtte dat weduwen bij daglicht, voor ieder zichtbaar, langs 's Heeren wegen gingen... In Tórtoles, een dorpje op | |
[pagina 117]
| |
ongeveer zestien kilometer van Hornillos verwijderd, ontmoetten Ferdinand en Johanna elkaar. De koning had zijn dochter in eenige jaren niet gezien, en volgens berichten uit dien tijd was hij ontsteld over de verandering in het uiterlijk van Johanna. Zij was zeer vermagerd, doch wat vooral haar vader pijnlijk moet hebben getroffen, was de toestand van algeheele verwaarloozing, waarin zij verkeerde. Haar kleeren waren slordig en vervuild. Een van de geschiedschrijvers uit dien tijd vertelt dat Johanna, die al in zoo lang nauwelijks meer eenige aandoening had doen blijken, kennelijk heel verheugd was over het weerzien van haar vader. Naar de plechtstatige gewoonte van die dagen knielde zij, om haar vader te begroeten, en zij wilde hem, uit eerbied, den handkus geven. De koning richtte haar evenwel op, omhelsde haar, en tezamen gingen zij de adellijke huizinge van het plaatsje binnen. Zij brachten den avond door in opgewekte besprekingen. Johanna bleek nog voldoende bij zinnen te zijn om de belangrijkste staatszaken te bespreken, en de regeling daarvan vast te stellen. Deze regeling viel ten gunste van Ferdinand uit, die derhalve gereed was te erkennen dat de geruchten omtrent de krankzinnigheid van zijn dochter sterk overdreven waren, want zij bezat genoeg gezond verstand om zich door hem te laten leiden... In feite was de macht in Ferdinands handen overgegaan, en hij benoemde terstond aanhangers van hem voor de belangrijkste posten des lands. Na een verblijf van een week vertrok koning Ferdinand, 's morgens vroeg, uit Tórtoles. Johanna wachtte tot het invallen van de duisternis, alvorens zij zich met haar huiveringwekkenden stoet op weg begaf. Gedurende bijna twee maanden vertoefden Ferdinand en Johanna met hun hofhouding in kleine plaatsen, totdat Ferdinand het voor de vestiging van het centrale gezag, met de beschikking van alle regeeringsorganen, noodig oordeelde naar een van de groote steden van Castilië te gaan. Zij gingen dus op weg, Ferdinand reisde overdag, | |
[pagina 118]
| |
en Johanna des nachts, totdat Johanna bemerkte dat men zich naar Burgos begaf. Volgens Petrus Martyr weigerde zij toen verder te gaan, en verklaarde, dat zij nooit meer de stad wilde terug zien waar zij haar man had verloren. Johanna liet met haar gevolg halt houden. Petrus Martyr, die zich blijkbaar al maanden had geërgerd dat hij in dien stoet had moeten meetrekken, en heel verheugd was geweest over de komst van Ferdinand, omdat deze aan de grillen van Johanna wel een einde zou maken, zal den koning met spijtige oogen hebben zien doorreizen, terwijl hij zelf met Johanna moest achterblijven. Johanna bleef in Arcos, een plaatsje in de buurt van Burgos, en niet te verwarren met andere plaatsen van dien naam, met het Arcos bijvoorbeeld uit Andaluzië. In dit dorpje kwam, na eenigen tijd, koning Ferdinand haar met zijn tweede vrouw bezoeken, een bezoek dat zonder eenig incident verliep. Omstreeks dezen tijd deed de koning van Engeland een officieel verzoek om de hand van Johanna. Wel hadden ook hem de geruchten over Johanna's verstandsverbijstering bereikt, maar een huwelijk met de erkende koningin van Castilië, Leon en Granada, heerscheres over uitgebreide overzeesche gewesten, kroonprinses van Aragon en hertogin van Bourgondië, was van zulk een politieke beteekenis, dat hij met het persoonlijk inconvenient geen rekening wilde houden. Zoo schreef koning Ferdinand's gezant het nadrukkelijk uit Engeland, en hij voegde daar nog aan toe dat de Engelsche regeering er evenzoo over dacht. ‘Zij wilde heel gaarne dat dit huwelijk tot stand kwam, al zeide men nog erger dingen over de ziekte van Ferdinand's dochter...’ Koning Ferdinand stelde Johanna wel in kennis van dit huwelijksaanzoek, maar het is duidelijk dat hij er bij zijn dochter niet op heeft aangedrongen het ernstig in overweging te nemen. Zoomin de gezondheidstoestand van Johanna, als zijn eigen politieke belangen maakten deze verbintenis met den Engelschen koning gewenscht. De her- | |
[pagina 119]
| |
innering aan alle doorstane moeilijkheden met Philips stond Ferdinand nog te levendig voor den geest, dan dat hij opnieuw Castilië wilde blootstellen aan een politiek die in strijd was met de nationale belangen. Omtrent Johanna's gemoedstoestand in dien tijd, hebben wij een merkwaardig getuigenis, in den vorm van een brief van den bisschop van Málaga, die op verzoek van koning Ferdinand bij Johanna in Arcos vertoefde. Deze bisschop schreef een verslag over Johanna aan den koning, die in den zomer van 1508 naar het Zuiden van Spanje was gegaan, om een van de opstandige baronnen te onderwerpen. De brief bevat te veel bijzonderheden welke in een bepaald ziektebeeld passen, dan dat men mag aannemen dat hij een kwaadwillige overdrijving is, om door een ongunstige voorstelling van de zaken, aan Ferdinand een gewichtig document te verstrekken, in geval de Cortes hem om verantwoording zou vragen omtrent de terzijde geschoven koningin. De brief luidt aldus: ‘Het komt me gewenscht voor U met alle koeriers die beschikbaar zijn, te schrijven, om U op de hoogte te houden van hetgeen hier gebeurt. Ik heb U reeds geschreven, dat sinds Uw vertrek de koningin rustig is, zoowel wat haar handelingen als haar uitingen betreft. Zij heeft dientengevolge niemand mishandeld en niemand beleedigende woorden toegevoegd. Ik ben in gebreke gebleven U te zeggen, dat zij sindsdien nog geen schoon hemd heeft aangetrokken, en ik geloof dat zij zoomin haar haar heeft opgemaakt als haar gezicht heeft gewasschen. Men beweert ook, dat zij steeds op den grond slaapt, zooals vroeger. Men heeft mij gezegd, dat zij heel vaak watert, zoo vaak als men nog nooit bij iemand anders heeft opgemerkt. Sommige van deze verschijnselen wijzen erop dat haar leven snel afloopt, andere zullen de oorzaak van een spoedigen dood zijn. Ik hoop dat Uwe Hoogheid in alles zal voorzien, want mijns inziens loopt haar ge- | |
[pagina 120]
| |
zondheid ernstig gevaar. Het zou niet juist zijn de zorg voor haar persoon aan haar zelf over te laten, want men ziet hoe slecht zij voor haar eigen welzijn zorgt. Het gebrek aan reinheid in haar gezicht, en naar men zegt ook verder op haar lichaam, is heel groot. Zij eet met de borden op den grond, zonder tafellaken of schalen... Dagen achtereen woont zij geen mis bij, want op het uur dat zij er heen moet gaan, is zij bezet met haar ontbijt, en zoo wordt het middag, en dan is er geen gelegenheid meer voor.’Ga naar voetnoot1) De beschrijving welke hier van Johanna wordt gegeven, doet ons denken aan iemand, die de grenzen der idiotie wel zeer dicht is genaderd, zoo niet reeds heeft overschreden. Johanna, al sinds lang zeer nalatig in de verzorging van haar persoon, vervuilde op een ergerlijke wijze. Haar inertie was zoo groot geworden, dat zij op den grond zat of lag, om te eten en te slapen, en er is reden om aan te nemen dat zij aan incontinentia urinae leed. Af en toe schijnt die inertie onderbroken te zijn door vlagen van blinde woede, waarbij zij grof handtastelijk werd, en tegen haar personeel uitvoer. Koning Ferdinand scheen door deze voorstelling van zaken gerechtvaardigd te zijn wat het nemen van krachtige maatregelen jegens zijn dochter betrof. Reeds had hij, heel waarschijnlijk buiten haar medeweten, uitgebreide voorzorgen genomen voor de veiligheid van haar persoon. Het was nog steeds te vreezen, dat een van de voorname Castiliaansche edellieden Johanna gevankelijk zou wegvoeren, om, met het gezag dat haar aanwezigheid hem gaf, regeeringsbesluiten af te kondigen en Ferdinand als regent af te zetten. Om al het onheil, dat hieruit kon ontstaan, tijdig te voorkomen, had Ferdinand, voor zijn vertrek naar Andaluzië, troepen rondom Arcos samengetrokken, met het | |
[pagina t.o. 120]
| |
Patio van het Santa Clara-klooster, vroeger Koninklijk Paleis, te Tordesillas.
| |
[pagina 121]
| |
bevel dat niemand vrij in of uit kon gaan. Hierdoor belette hij tevens, dat zijn dochter opnieuw des nachts aan het rondtrekken ging, met haar naargeestigen stoet. Inmiddels naderde de winter, die in het open landschap van Oud-Castilië zeer koud kan zijn. Zware sneeuwval belemmert dikwijls het verkeer tusschen de dorpen. Koningin Johanna was in het plaatsje Arcos niet behoorlijk gehuisvest, en haar geestelijke en lichamelijke toestand maakten het gewenscht dat zij in een grootere plaats en een geriefelijker woning, met doeltreffender toezicht en verzorging, werd ondergebracht. Koning Ferdinand vatte dus het plan op zijn dochter te bewegen Arcos te verlaten, en hij overwoog haar naar Tordesillas, een plaats in de buurt van Valladolid, te laten overbrengen. Te dien einde kwam hij haar in Januari 1509 bezoeken. De berichten welke uit de, met koning Ferdinand van Aragon sympathiseerende, kringen komen, geven ons zulk een voorstelling van Johanna's toestand, dat men in Ferdinand niet anders dan een zorgzamen, liefhebbenden vader, en in Johanna een meelijwekkende, zielige stakker kan zien. Johanna, die in December de ongemakken van de koude moeilijk had kunnen verdragen, zag er slecht uit, en haar kleeding was zoo vuil en armoedig, dat Ferdinand en zijn naaste omgeving daar ontzet over waren. De koning wist met tact zijn dochter zoo ver te beïnvloeden, dat zij zich bereid verklaarde Arcos te verlaten, en zich te begeven naar de plaats welke haar vader voor haar geschikt achtte. Den volgenden dag verliet Johanna inderdaad, nadat het donker was geworden, het plaatsje Arcos. Opnieuw trok de lugubere stoet in de stilte van den nacht voort. Rondom de prachtig versierde wagen met het rijk opgetuigde Friesche vierspan, liepen de monniken, die klaagzangen neurieden. Groote flakkerende toortsen wierpen hun grillig schijnsel over de sombere processie. Na een tocht van twee nachten bereikte men Tordesillas. De kist met het lijk van Philips werd in het Santa Clara- | |
[pagina 122]
| |
klooster bijgezet, en in het paleis, dat tegen het klooster was aangebouwd, werd Johanna ondergebracht. De poorten van de stad en de zware deuren van het fortachtige paleis werden achter haar gesloten. Zij was een gevangene. Gevangen voor haar geheele verdere leven, dat zich nog ruim vijf en veertig jaar lang zou rekken, in grauwe eentonigheid en in naargeestige omstandigheden. Geëindigd waren nu ook de triestige omzwervingen met het lijk van Philips. De dichterlijke, dramatische verbeelding, welke door het aangrijpende schouwspel van die nachtelijke omzwervingen van een waanzinnige vrouw met haar dooden man was getroffen, heeft van dit rondtrekken van Johanna, binnen een kleinen kring in Castilië, een maandenlang ronddolen in Spanje gemaakt. In feite is dit onjuist. De afstanden welke Johanna heeft afgelegd zijn slechts klein. Van Burgos naar Torquemada, goed zestig kilometer; van Torquemada naar Hornillos, enkele kilometers; van Hornillos naar Tórtoles, ongeveer zestien kilometer; van Tórtoles over Santa Maria del Campo naar Arcos, eveneens enkele kilometers; en van Arcos naar Tordesillas, een reis van twee nachten. Maar toch, al brengt men de, overeenkomstig de innerlijke ontroering dichterlijk uitgemeten afstanden, binnen de nuchter afgetelde mijlen terug, dan blijven deze omzwervingen nog al hun verschrikking behouden, want zij zijn het symbolische beeld van den waanzin tengevolge van een leed dat niet te dragen was. Bijna twee en een half jaar na den dood van Philips den Schoone werd Johanna, als een krankzinnige die van den troon verwijderd moest worden gehouden, in Tordesillas opgesloten. Tordesillas ligt op bijna dertig kilometer Zuidoostelijk van Valladolid. Nog kan men in dit vredige, afgelegen plaatsje het koninklijke Santa Clara-klooster bezoeken, waar jarenlang Philips de Schoone begraven heeft gelegen, zóó, dat zijn ongelukkige vrouw vanuit een venster van haar gevangenis de tombe kon zien. | |
[pagina 123]
| |
Tordesillas is zelf als een beeld van Spanje en zijn dramatische geschiedenis. Reeds de naam alleen van het plaatsje is even raadselachtig, en even suggestief, als Spanje zelf. Is de gissing juist, dat Tordesillas een verbastering is van twee Hebreeuwsche woorden, Thor-Silah, dan zouden wij in dezen naam, evenals in de woorden Spanje, Toledo, e.a., een spoor hebben van de oorspronkelijke, Hebreeuwsche, bewoners van het Iberische schiereiland, een bewijs dat Spanje de bakermat zou zijn van de Iberim, de Ebreën of Hebreën, zooals oude sagen vertellen, en moderne theorieën vermoeden. Volgens een andere hypothese is de naam Tordesillas wel van Semietischen oorsprong, maar dateert hij niet uit de grijze oudheid, doch is slechts de naam van een versterkte plaats van een van de talrijke benden der Shilahes, die in de achtste eeuw door het veroverde Spanje trokken. De sierlijke, goed bewaard gebleven Moorsche patio's in het plaatsje, spreken nog heden van een Afrikaansche bevolking. In de Middeleeuwen heette het stadje Otero de Siellas. ‘Otero’ beteekent uitzichtpost, een hoogte vanwaar men de omgeving kan overzien, en met ‘Siellas’ kunnen breede, zadelvormig uitgehouwen brokken graniet zijn bedoeld. Het wapen van de stad, een puntige rots, bespoeld door golven, geflankeerd door twee gouden sleutels, en bekroond door drie zadels met korten stijgbeugel, is geïnspireerd door deze afleiding van den naam. Wat de oorsprong van den naam van het plaatsje ook zij, het schijnt wel zeker dat de vestiging ervan tot in de praehistorie teruggaat. Het ligt in een streek welke reeds ten tijde van den Griekschen geograaf Strabo welvarend en goed bevolkt was. Sedert de twaalfde eeuw komt de naam ervan veelvuldig in de historische documenten voor. De Castiliaansche koningen vertoefden er gaarne, zij schonken er privileges aan en versterkten het, omdat het een geschikte operatiebasis was in den strijd tegen de Mooren. | |
[pagina 124]
| |
In de veertiende eeuw was het dan ook een belangrijke vesting geworden, en hier werd koning Pedro belegerd, don Pedro, die door de officieele geschiedenis, welke gebaseerd is op documenten afkomstig van aanhangers van zijn opvolger en moordenaar, en diens nakomelingen, de Wreede wordt genoemd, maar die in de volksballaden voortleeft als koning Pedro de Rechtverschaffer. In de eerste helft van de vijftiende eeuw, een periode van vertoon van pracht, ridderlijke spelen en ergerlijk verval van zeden in Castilië, werden er in Tordesillas groote feesten gehouden, op last van don Álvaro de Luna, den gunsteling van koning Johan II. Nog was de herinnering daaraan levendig bij de inwoners, toen koningin Leonora in de stad werd gevangen gezet. Kort na haar zag koning Johan II zich binnen de muren van Tordesillas ingesloten, en zijn gunsteling don Álvaro zocht er vergeefs een toevluchtsoord, toen de ongenade des konings hem trof, en de dood hem bedreigde. Isabella en Ferdinand hadden ettelijke malen een bezoek aan Tordesillas gebracht. Hier had Isabella de tijding ontvangen dat de slag bij Toro gewonnen was en haar koninklijke macht was gevestigd, en barrevoets had zij openlijk in een processie meegeloopen, om God voor die overwinning te danken. Binnen de muren van Tordesillas teekenden de Katholieke Koningen ook het verdrag door paus Alexander VI opgesteld, waarbij de Nieuwe Wereld tusschen Spanje en Portugal werd verdeeld. Tijdens de regeering van Isabella en Ferdinand, die zooveel voor de verbetering van het verkeerswezen hebben gedaan, werd Tordesillas ook begunstigd met een beroemd gebleven brug van tien bogen, met in het midden een toren met kanteelen. Onder een verloren gegaan wapenschild was een inscriptie aangebracht, waarin wordt gezegd dat Tordesillas aan vele steden hulp had verleend, en een betrouwbaar verblijf voor den koning en de koningin was geweest in woelige tijden. Er is echter reden om aan te nemen dat deze inscriptie uit later tijd stamt. | |
[pagina 125]
| |
Het koninklijk paleis waarin Johanna, van 1509 tot haar dood in 1555, heeft geleefd, bestaat niet meer. Het is in het eind van de achttiende eeuw gesloopt, omdat het bouwvallig was geworden. Slechts staat er nog een toren van, in den volksmond geheeten ‘Torre de Juana’, de toren van Johanna. Het Santa Clara klooster, waar Philips jarenlang begraven is geweest, is echter behouden gebleven. Het is gesticht in de veertiende eeuw, door Beatriz, de dochter van koning Pedro I en de vermaarde Maria de Padilla. Deze doña Beatriz stelde haar prinselijke woning in Tordesillas ter beschikking van dertig Clarissen, ‘om voor haar, haar vader, moeder en broer te bidden’. Vele aanzienlijke vrouwen, te beginnen met doña Beatriz zelf, hebben er den sluier aangenomen, en verscheidene koninginnen hebben er, niet geheel uit vrijen wil, in vertoefd. Het Santa Clara klooster is een van die opmerkelijke gebouwen opgetrokken in dien voor de Spaansche Middeleeuwen typischen bouwtrant, een vermenging van Gothischen en Moorschen stijl. Op de binnenplaats is een zuilengang met fraaie half Moorsche, half Byzantijnsche zuilen, versierd met prachtig lofwerk, dat tot de zoldering reikt. Een enkele hoefijzervormige deur verhoogt de Moorsche sfeer. De kloosterkerk, in luchtigen Gothischen stijl, heeft een zeer kunstig bewerkt plafond, dat in vakken is verdeeld, en zwaar verguld is. Doch Johanna zal voor deze architectonische schoonheden weinig oog hebben gehad, zelfs niet voor de kapel, welke eenige tientallen jaren voor dien was gebouwd en versierd, en waarvan vooral de vensters een meesterwerk van artistieke verfijning vormen, met hun zuiltjes, en de fraai dooreenloopende, golvende lijnen, welke elkaar, boven de vensteropeningen, ruitvormig snijden. Heeft Johanna, toen de poorten van de stad achter haar werden gegrendeld, en de deuren van het paleis werden afgesloten, gedacht aan haar grootmoeder Isabella, die twintig jaar lang in afzondering is gebleven in Arévalo, | |
[pagina 126]
| |
waarvan het grimmige kasteel nog heden ten dage den bezoeker met ontzag vervult? Haar rol in de wereld was uitgespeeld. Haar eenige horizon was de tombe van haar man. Haar koninklijke macht was door andere handen overgenomen. In hoeverre is zij zich dit bewust geweest, en in hoeverre heeft zij zich het slachtoffer gevoeld van de eerzucht en heerschzucht van anderen? |
|