Die Darfelder Liederhandschrift 1546-1565
(1976)–Katharina van Bronckhorst en Batenborch– Auteursrechtelijk beschermdNr. 69aant.En allen mijnGa naar voetnoot1 jonck leven
heb ick mij seer verheven
om eender eedel jonfroue
seer eedel onde schoen.
5[regelnummer]
wat was dacz met bedreven,
al war sij mij gegeven,
want wij sijn seer van eenen doen,
in mijn hartecke spant sij die kron;
sij is van leden alsoe schoen,
10[regelnummer]
seer suver van persoen.
II.
Mockt ick noch eens verwerven
haer trou tot minder eerver,
en sij sede mij, dat waer mij een jolyt.
mocht ick die lieste derwen,
| |
[pagina 133]
| |
15[regelnummer]
van rou so sol ick sterven,
want daer ister fueel, diet ons beniedt,
mocht ick eens sijn met haer secreet,
ick songGa naar voetnoot2 een liet al met eyolyt
alle nijders tot eenen spijdt.
III.
20[regelnummer]
Sij seht, sij sol mijn trouwen,
ten sol mij niet berouven,
en sij beloefdent mij op eenen morgen stont.
aen haer wil ick mij houven
en laten ander frouven
25[regelnummer]
en kussen mij schon lievecken
vor haren rode mont;
haer ochckens klar, haer boerstkens ront,
haer geel krues haer uns op denGa naar voetnoot3 gront
mack mijn jonck hartecken gesont.
IV.
30[regelnummer]
Princesse mij lief gepresen,
mockt ick u dienaer wesen,
mockt ick soete lievecken,
dat waer een medesijn.
ghij sijt mijn uet ghelesen,
35[regelnummer]
geen liever heb ick op eerden want ghij,
sult altijt die alderlieste sijn,
geelt, sulver ende perlen fijn
ten sal ten joensten dagen niet sijn
quietschellijn verfruet dat hartecken van mijn.
1565 |
|