Gerelativeerd wordt er in dit boek weinig, en dat is begrijpelijk, want de meeste schrijvers lieten me blijken dat het enige onderwerp waarover zij met stelligheid en met grote kennis kunnen praten schrijven is. Wel verzuchtten enkele schrijvers dat het waarom en het hoe nooit volledig in woorden te vangen is. Of zoals Jean Cocteau na een gesprek met een journalist zei: ‘C'est après l'aveu que commence le mystère.’
De meeste interviews werden op de band opgenomen. Tijdens de gesprekken met F.B. Hotz, Remco Campert, Willem Brakman en K. Schippers maakte ik aantekeningen. Alle geinterviewden hebben de tekst voor publikatie in het weekblad gelezen. Zij hadden het recht fouten te corrigeren en passages waar zij minder gelukkig mee waren te verbeteren, of te schrappen. De nadelen van de gesproken tekst zijn daardoor grotendeels weggenomen, gedachten die bleven steken of die gebrekkig overkwamen zijn naderhand door de geinterviewden verbeterd of verduidelijkt. De meeste schrijvers hadden zich goed voorbereid op het interview, niet zelden lag naast de stoel een blocnote met een serie aantekeningen.
De gemiddelde duur van de interviews bedroeg vijf uur. De lengte van de tekst bleek zichzelf te dicteren. Beperkingen legde de eindredactie van de Haagse Post me wat dat betreft niet op. Na enkele afleveringen bleek acht getypte foliovellen de standaardmaat te zijn. Voor de boekeditie was het dus niet nodig de interviews uit te breiden. Alleen aan het vraaggesprek met Guus Kuijer heb ik de alinea's toegevoegd die in het blad waren weggevallen. De volgorde van de interviews heb ik voor dit boek enigszins gewijzigd, zodat de contrasten tussen de schrijvers onderling scherper werden.
Hoewel de belangstelling voor de literatuur groeiende is, zijn er vermoed ik weinig bladen in Nederland die een redacteur