Leelijke gewoonten en gebreken(ca. 1905)–C. Broers-de Jonge– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] De leugenaarster gestraft. 'k Zal je nog eens wat vertellen Van een heel ondengend kind; En dan moet je mij eens zeggen, Hoe je zulk een meisje vindt. Roosje, (want zoo heette 't meisje) Sprak haast altijd leugentaal, Niemand kon op haar vertrouwen, Foei, is dat geen nare kwaal? Kijk eens hier, hoe lief en aardig, Roosje met haar neefje praat, Maar van 't zelfde knaapje spreekt ze Even later niets dan kwaad. Toen ze onlangs bramen plukte, Scheurde zij haar jurkje stuk, Aan de lange, scherpe dorens. Jammer, 't was een ongeluk. Thuisgekomen, vroeg haar moeder: ‘Kind, wat is er toch gebeurd? Kijk eens naar je jurkje, Roosje, Zeg, hoe komt dat zoo gescheurd? Kindlief, zeg mij nu de waarheid, 'k Geef je dan geen straf er voor!’ Maar wat zei de leugenaarster? ‘Moe, ik weet het heusch niet, hoor!’ Nauwlijks was die groote leugen Over Roosjes lippen heen, Of een groote pleister dekte Hare lipjes vast op een. Wel probeerde ze te spreken, Maar geen woordje bracht ze uit, Heusch, in meer dan veertien dagen Hoorde niemand haar geluid. Ongemerkt viel toen de pleister Eensklaps van haar lippen weer, En daarna, ('t was ook geen wonder) Jokte Roosje nimmer meer. Vorige Volgende