| |
| |
| |
Bibliografie
| |
| |
In deze lijst zijn de teksten, studies en artikelen opgenomen waaruit hierboven geciteerd is of die op een andere wijze hebben bijgedragen tot deze studie. De lijst is gealfabetiseerd op het hoofdwoord van de auteursnaam. Voornamen zijn op een enkele uitzondering na alleen met de beginletter aangeduid. Indien het niet duidelijk was of in de titel een hoofdletter of kleine letter gebruikt was, heb ik gekozen voor een kleine letter. Meerdere studies van eenzelfde auteur zijn in chronologische volgorde geplaatst. Tekstedities zijn op naam van de editeur gesteld indien dit de gebruikelijke aanduiding is of wanneer de uitgave in het bijzonder voor de inleiding of de aantekeningen geraadpleegd is. Bij zeventiende-eeuwse en achttiende-eeuwse uitgaven van Hoofts Gedichten en Mengelwerken heb ik hieronder alleen een verkorte titel opgenomen. De volledige titelbeschrijving komt immers voor in het hoofdstuk Handschriften en drukken van dit boek. Van antieke teksten zijn, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld is, edities gebruikt uit de series Budé, Loeb, O.C.T., Teubner of Tusculum. Deze uitgaven zijn niet in de bibliografie opgenomen, evenmin als vertalingen waarnaar in de tekst of in de noten verwezen wordt.
Reyer Anslo, ‘Muyden in rou over de doodt van den Heer P.C. Hooft’. In: Pieter Corneliszoon Hooft ‘Deez vermaarde man’ 1581/1647. Ingel. door W. Hellinga en P. Tuynman, Amsterdam, 1969. |
J.C. Arens, ‘Jan van Broekhuizens aantekeningen bij Hooft’. In: De Nieuwe Taalgids 56 (1963), 185. |
A.G.H. Bachrach e.a., Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur. Onder hoofdred. van A.G.H. Bachrach (e.a.). Haarlem/Antwerpen, 1980-1984. 10 dln. |
I.A. de Baif, Le ivgement des trois deesses. In: Evvres en rime de Ian Antoine de Baif. Avec une Notice biographique et des Notes par Ch. Marty-Laveaux, tome quatrième. Genève z.j., 139-162. |
H. van den Bergh, Teksten voor toeschouwers. Inleiding in de dramatheorie. Muiderberg, 1979. |
W. Bilderdijk, P.C. Hoofts ‘Gedichten’, met ophelderende aanteekeningen van W. Bilderijk. Eerste deel. Leiden, 1823. |
R.R. Bolgar, The classical heritage and its beneficiaries. Cambridge, 1954, 1973. |
W. Boumans en A. Budé, Klassieke auteurs in vertaling. Bibliografische lijst van vertalingen. Utrecht, 1983. |
Geeraardt Brandt, ‘'T leeven van den Weleedelen, gestrengen, grootachtbaaren Heere, Pieter Corneliszoon Hooft’. In: Pieter Corneliszoon Hooft ‘Deez vermaarde man’ 1581/1647. Ingel. door W. Hellinga en P. Tuynman, Amsterdam, 1969. |
| |
| |
Geeraardt Brandt, ‘Lykreede over den Heer P.C. Hooft’. In: Pieter Corneliszoon Hooft ‘Deez vermaarde man’ 1581/1647. Ingel. door W. Hellinga en P. Tuynman, Amsterdam, 1969. |
G.A. Bredero, De Kluchten. Met een Inleiding, Aantekeningen en een Woordenlijst uitgegeven door A.A. van Rijnbach. Amsterdam, 1926. |
C.M. Briquet, Les filigranes. Dictionnaire historique du papier dès leur apparition vers 1282 jusqu'en 1600. A facsimile of the 1907 edition with supplementary material contributed by a number of scholars. Edited by Allan Stevenson, Amsterdam, 1968, 4 dln.
Catalogus der handschriften [van de] Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam. II. De handschriften der Stedelijke Bibliotheek met de latere aanwinsten. Bewerkt door M.B. Mendes da Costa. Amsterdam, 1902. |
Chr. Clairmont, Das Parisurteil in der antiken Kunst. Zürich, 1951. |
D. Coigneau, ‘Rederijkersliteratuur’. In: Historische letterkunde. Facetten van vakbeoefening. Onder redactie van Marijke Spies. Groningen, 1984, 35-57. |
E.R. Curtius, Europäische Literatur und Lateinisches Mittelalter. Bern - München, 1948, 1965. |
M.J. Ehrhart, The Judgment of the Trojan Prince Paris in Medieval Literature. Philadelphia, 1987. |
K.A.E. Enenkel, ‘“Hercules in bivio” en andere tweesprongen: de geschiedenis van een idee bij Petrarca’. In: Lampas 22 (1989), 111-139. |
D.Th. Enklaar en C.M. Geerars, ‘Venusjankerij’. In: De Nieuwe Taalgids 47 (1954), 326-331. En de reacties daarop van O. Dambre, Th. Enklaar, C.M. Geerars, K. Meeuwesse, J. de Kruys, J. Mak en L. Japin in De Nieuwe Taalgids 48 (1955) en 49 (1956). |
A.C.G. Fleurkens, ‘P. Pikhaus. 'Het tafelspel bij de rederijkers.’ In: De Nieuwe Taalgids 83 (1990), 457-462. (Rec.) |
E.K. Grootes, Dramatische struktuur in tweevoud. Een vergelijkend onderzoek van Pietro Aretino's Hipocrito en P.C. Hoofts Schijnheiligh. Culemborg, 1973. |
E.K. Grootes, Het literaire leven in de zeventiende eeuw. Leiden, 1984, 1988. |
E.K. Grootes e.a., Wonderlicke avontuer van twee goelieven: een verhaal uit 1624. Muiderberg, 1984. |
J.C. de Haan, Studiën over de romeinsche elementen in Hooft's niet-dramatische poëzie. Santpoort, 1923. |
A.G. van Hamel, Zeventiende-eeuwsche opvattingen en theorieën over litteratuur in Nederland. Tweede, ongewijzigde druk. Utrecht, 1973. |
P.J. Harrebomée, Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal of verzameling van Nederlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke uitdrukkingen van vroegeren en lateren tijd. Utrecht, 1856-1870. 3 dln. |
J.P.G. Heersche, H.M. Hermkens, Woordenschat. Hilvarenbeek, 1983. |
W.Gs. Hellinga, ‘De nieuwe P.C. Hooft-editie. Over winst en verlies’. In: Handelingen der Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde
|
| |
| |
en Geschiedenis 8 (1954), 47-60. |
W.Gs. Hellinga, Kopij en druk in de Nederlanden. Atlas bij de geschiedenis van de Nederlandse typografie. Met twee inleidende studies van H. de la Fontaine Verwey en G.W. Ovink. Amsterdam, 1962. |
W. Hellinga en P. Tuynman, P.C. Hooft, Alle de gedrukte werken 1611-1738. Amsterdam, 1972. (9 dln.) (Reprint). |
H.M. Hermkens, Bijdrage tot een hernieuwde studie van Constantijn Huygens' gedichten. Nijmegen, 1964. |
H.M. Hermkens, Fonetiek en fonologie. 'S-Hertogenbosch, 1971. |
H.M. Hermkens, Inleiding tot het zeventiende-eeuws. 's-Hertogenbosch, 1973. |
H.M. Hermkens en C. van de Ketterij, Grammaticale interpretatie van zeventiende-eeuwse teksten. Instructiegrammatica. Groningen, 1980. |
H.M. Hermkens, ‘Het genus in het Hollands van de zeventiende eeuw.’ In: Studies voor Damsteegt. Leiden, 1981, 65-77. |
H.M. Hermkens, ‘Van casus-n naar genus-n.’. In: De Nieuwe Taalgids, 78 (1985), blz. 537-538. |
H.M. Hermkens, Constantijn Huygens ‘Trijntje Cornelis’, eerste deel, volume 1. Utrecht, 1987. |
Chr. van Heule, De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst. Uitgegeven, ingeleid en toegelicht door W.J.H. Caron. Trivium Nr. I, dl. 1. Groningen, Djakarta, 1953. |
M. Hogenhout-Mulder, Cursus Middelnederlands. Groningen, 1983. |
[P.C. Hooft], Emblemata Amatoria. Afbeeldinghen van Minne. Emblemes d'Amovr. (...) bÿ Willem Ianszoon. Amsterdam, 1611. |
[P.C. Hooft], Emblemata Amatoria. Afbeeldinghen van Minne. Emblemes d'Amovr. (...) bÿ Willem Ianszoon. Amsterdam, 1618. |
P.C. Hooft, Gedichten (...) Verzaemelt en uytgegeven door Iacob vander Burgh, (...). By Iohan Blaeu. Amsterdam, 1636. |
P.C. Hooft, Gedichten (...) Verzamelt en uitgegeven door Iacob vander Burgh, (...). Gedrukt by Iacob Lescaille. (...). Amsterdam, 1646. |
P.C. Hooft, Mengelwerken (...) Tot Amsterdam, By Henrik Wetstein, en Pieter Scéperus. Tot Leiden, By Daniel van den Dalen. Tot Utrecht, By Willem van de Water. 1704. |
W.M.H. Hummelen, Repertorium van het rederijkersdrama 1500-ca. 1620. Assen, 1968. |
W.M.H. Hummelen, Amsterdams toneel in het begin van de Gouden Eeuw. Studies over Het Wit Lavendel en de Nederduytsche Academie. 's-Gravenhage, 1982. |
H. Hunger, Lexikon der griechischen und römischen Mythologie. mit Hinweisen auf das Fortwirken antiker Stoffe und Motive in der bildenden Kunst, Literatur und Musik des Abendlandes bis zur Gegenwart. Wien, 1959, 1983. |
W.N.M. Hüsken, Noyt meerder vreucht. Compositie en structuur van het komische toneel in de Nederlanden voor de Renaissance. Deventer Studiën
|
| |
| |
3. Deventer, 1987. |
W.N.M. Hüsken, ‘Patricia Pikhaus, Het tafelspel bij de rederijkers.’ In: Spektator, 20 (1991), 229-232. |
H.W. Janson, Wereldgeschiedenis van de kunst. Vijfde druk, geheel herzien en uitgebreid door Anthony F. Janson. Houten, 1986. |
W.J.A. Jonckbloet, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. Vierde druk, herzien en tot den tegenwoordigen tijd bijgewerkt door C. Honigh. III. Groningen, 1889. |
Joseph van Exeter, Ylias Daretis Phrygii. In: A.K. Bate, Joseph of Exeter ‘Trojan War’ I-III. Warminster, 1986. |
G. Kalff, ‘Een nieuw handschrift van Hooft en een onuitgegeven tooneelstuk van Spieghel.’. In: Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde 11 (1892), 261-276. |
G. Kalff, Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. II. Groningen, 1907. |
G. Kalff, Studiën over Nederlandsche Dichters der zeventiende eeuw. Haarlem, 1915. |
G. Kazemier, Het vers van Hooft. Assen, 1932. |
A. Keersmaekers, ‘Gedichten van P.C. Hooft in “Apollo” 1615.’. In: Uyt liefde geschreven. Studies over Hooft. 1581 - 16 maart - 1981. Groningen, 1981, 57-72. |
C. van de Ketterij, ‘Over het annoteren van teksten.’ In: Sudies voor Damsteegt. Leiden, 1981, 115-128. |
P. de Keyser, Het onuitgegeven Tafelspel van Al Hoy met IJdel Lustken, Willeken Noyt Genoech en Buycxken Selden Sat uit het Dendermonds Handschrift geannoteerd. Dendermonde, 1964. (Gedenkschriften van de Oudheidkundige Kring van het Land van Dendermonde. Buitengewone Uitgaven - nr. XX.) |
G.P.M. Knuvelder, Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde. II. Vijfde, geheel herziene druk. 's-Hertogenbosch, 1971. |
F. Kossmann, ‘De varianten van Hoofts Granida.’ In: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 36 (1917), 97-151. |
C.W. de Kruyter, ‘Ontlening en vernieuwing in “Paris Oordeel”’. In: Uyt liefde geschreven. Studies over Hooft. 1581 - 16 maart - 1981. Groningen, 1981, 131-147. |
P. Lammens-Pikhaus, ‘Het tafelspel bij de Rederijkers.’. In: De Nieuwe Taalgids 69 (1976), 179-190. |
P. Lammens-Pikhaus, ‘Vondels “Bruyloftbed” voor het huwelijk van Pieter Cornelisz. Hooft en Leonora Hellemans bezien tegen de achtergrond van het genre der tafel- en bruiloftsspelen in de XVIIde eeuw.’. In: Visies op Vondel na 300 jaar. Een bundel artikelen verzameld door S.F. Witstein en E.K. Grootes ter gelegenheid van de driehonderdste sterfdag van Joost van den Vondel. Den Haag, 1979, 72-87. |
J. de Lange, P.C. Hoofts ‘Rampzaeligheden der Verheffinge van den Hujze Medicis’. 's-Gravenhage, 1981. |
| |
| |
J. de Lange, P.C. Hoofts ‘Reis-Heuchenis’. Amsterdamer Publikationen zur Sprache und Literatur, Band 97. Amsterdam - Atlanta, 1991. |
H. Lausberg, Handbuch der literarischen Rhetorik. Eine Grundlegung der Literaturwissenschaft. München, 1960, 1973. 2 dln. |
A.D. Leeman, A.C. Braet, Klassieke retorica. Haar inhoud, functie en betekenis. Groningen, 1987. |
P. Leendertz Wz., Gedichten van P.Cz. Hooft. Eerste volledige uitgave, gedeeltelijk naar des dichters eigen handschrift, met aanteekeningen van P. Leendertz Wz. Amsterdam, 1871-1875. 2 dln. |
P. Leendertz jr., Bibliographie der werken van P.C. Hooft. 's-Gravenhage, 1931. |
A. van Loey, Middelnederlandse Spraakkunst. 2 dln. Groningen, 1969 (zesde verbeterde druk). |
J.J. Mak, De rederijkers. Amsterdam, 1944. |
J.J. Mak, ‘Het proces in de hemel als strijdgedicht’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 65 (1947), 241-259. |
J.J. Mak, Uyt ionsten versaemt. Retoricale studiën 1946-1956. Zwolle, 1957. |
J.J. Mak, Rhetoricaal glossarium. Assen, 1959. |
C. van Mander, Het Schilder-Boeck // waer in voor eerst de leerlusti // ghe Iueght den grondt der // edel vry schilderconst in // verscheyden deelen wort // voorghedraghen // (...) // voor Paschier van Wesbusch Boeckvercooper // Tot Haerlem 1604. // Met Priuilegie. |
J. van Mierlo, ‘De letterkunde van de middeleeuwen.’. Tweede deel. 2de herziene en vermeerderde druk. Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. II. Antwerpen-'s-Hertogenbosch, [1949]. |
E.M. Moormann & W. Uitterhoeve, Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater. Nijmegen, 1987, 1990. |
E.M. Moormann & W. Uitterhoeve, Van Alexandros tot Zenobia. Thema's uit de klassieke geschiedenis in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater. Nijmegen, 1989. |
A. Moss, Poetry and Fable. Studies in Mythological Narrative in Sixteenth-Century France. Cambridge, 1984. |
W.A. Ornée, ‘P.C. Hooft als komedieschrijver.’. In: Uyt liefde geschreven. Studies over Hooft. 1581 - 16 maart - 1981. Groningen, 1981, 117-130. |
A.C. Oudemans, Sr., Taalkundig Woordenboek op de werken van P.C. Hooft, ter aanvulling en verbetering van het Uitlegkundig Woordenboek op Hooft. en: Nalezing, aanmerkingen en uitbreidingen op het Uitlegkundig Woordenboek, uitgegeven door het Koninklijk-Nederlandsch Instituut. Leiden, 1868. |
P.C. Paardekooper, Beknopte ABN-syntaksis. Den Bosch, 1966. |
E. Panofsky, Iconologische studies. Thema's uit de Oudheid in de kunst van de Renaissance. Nijmegen, 1984.
|
| |
| |
Der Kleine Pauly. Lexikon der Antike. Konrat Ziegler, Walther Sontheimer (eds.). München, 1975. 5 dln. |
M. Pfister, Das Drama. Theorie und Analyse. München, 1977. |
P. Pikhaus, Het tafelspel bij de Rederijkers. Prijsvraag Letterkunde van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Niet gepubliceerd werk. 1974. |
P. Pikhaus, Het tafelspel bij de Rederijkers. 2 dln. Gent, 1988-1989. |
K. Porteman, P.C. Hooft. Emblemata Amatoria, Afbeeldinghen van Minne, Emblèmes d'Amour. Leiden, 1983. |
I. Raab, Zu den Darstellungen des Parisurteils in der griechischen Kunst. Frankfurt - Bern, 1972. |
L. Rens, ‘Antieke mythologie in het Europese toneel van de 16e en 17e eeuw.’. In: Griekse mythologie en Europese cultuur. Samengesteld door J. de Bie. Lustrumuitgave van het Nederlands Klassiek Verbond. Antwerpen, 1979, 115-130. |
L. Rens, ‘Het pastorale element in “Granida” en in Costers “Ithys”’. In: Uyt liefde geschreven. Studies over Hooft. 1581 - 16 maart - 1981. Groningen, 1981, 149-161. |
P. de Ronsard, ‘Dialogue pour une mascarade [entre] Amour et Mercure.’ In: Oeuvres Complètes. Bibliothèque de la Pléiade. dl. 45. Texte établi et annoté par Gustave Cohen. Paris, 1950, 1958. |
M.R. Scherer, The Legends of Troy in Art and Literature. New York-Londen, 1963. |
P.H. Schrijvers, De mens als toeschouwer. Essays over Romeinse literatuur en Westeuropese tradities. Baarn, Amsterdam, 1986. |
J. Seznec, The Survival of the pagan Gods. The mythological Tradition and its Place in Renaissance Humanism and Art. Princeton, 1972. |
E.J. Sluijter, De ‘Heydensche fabulen’ in de Noordnederlandse schilderkunst, circa 1590-1670. Een proeve van beschrijving en interpretatie van schilderijen met verhalende onderwerpen uit de klassieke mythologie. Diss. Leiden, 1986. |
W.A.P. Smit, ‘Het Nederlandse Renaissance-toneel als probleem en taak voor de literatuur-historie.’ In: Twaalf studies. Zwolle, 1968, 1-39. |
W.A.P. Smit, Hooft en DIA. Een onderzoek naar Hooft's verzen-bouquet van 1608-1609 voor DIA, de identiteit van deze geliefde, andere verzen van Hooft voor haar en de implicaties van dit alles. Amsterdam, 1968. |
J.J.L. Smolenaars e.a., Venus in de Latijnse literatuur. Universiteit van Amsterdam. z.j. |
M. Spies, ‘Het stadhuis staat op de Dam. Een onderzoek naar de argumentele opbouw van Vondels “Inwydinge van het Stadthuis t'Amsterdam” (1655).’ In: Visies op Vondel na 300 jaar. Een bundel artikelen verzameld door S.F. Witstein en E.K. Grootes ter gelegenheid van de driehonderdste sterfdag van Joost van den Vondel. Den Haag, 1979, 165-217. |
A.W. Stellwagen, Gedichten van P.Cz. Hooft. Tweede deel. Schiedam,
|
| |
| |
1886. |
P.G.J. van Sterkenburg, Een glossarium van zeventiende-eeuws Nederlands. Groningen, 1981 (3de druk). |
F.A. Stoett, Gedichten van P.C. Hooft. Volledige uitgave door F.A. Stoett. Tweede geheel herziene, opnieuw bewerkte en vermeerderde druk van de uitgave van P. Leendertz Wz. 2 dln. Asterdam, 1899-1900. |
F.A. Stoett, Nederlandse spreekwoorden en gezegden. Verklaard en vergeleken met die in het Frans, Duits en Engels. Achtste herziene en vermeerderde druk. Bewerkt door C. Kruyskamp. Zutphen, 1953. |
F.A. Stoett, Middelnederlandsche Spraakkunst. Syntaxis. Derde herziene druk. 's-Gravenhage, 1923 (Ongewijzigde herdruk 1971). |
L. Strengholt, ‘Hoofts verzen voor Christina van Erp (1609-1610).’. In: Spektator 11 (1981-1982), 3-14. |
M.C. van den Toorn, Nederlandse taalkunde. Utrecht/Antwerpen, 1973. |
M.C. van den Toorn, Nederlandse Grammatica. Achtste, herziene druk. Groningen, 1982. |
H.W. van Tricht, P.C. Hooft. Arnhem, 1951. |
H.W. van Tricht, De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft. Uitgegeven door H.W. van Tricht, met medewerking van F.L. Zwaan, D. Kuijper Fzn. en F. Musarra. 3 dln. Culemborg, 1976-1979. |
P. Tuynman en F.L. Zwaan, Proeven van Tekst en Commentaar voor de uitgave van Hoofts Lyriek. Dl. II. Gedichten voor Huygens. Amsterdam, 1968. |
F. Veenstra, Bijdrage tot de kennis van de invloeden op Hooft. Assen, 1946. |
F. Veenstra, Ethiek en moraal bij P.C. Hooft. Twee Studies in renaissancistische Levensidealen. Zwolle, 1968. |
J. Verdam, Middelnederlandsch Handwoordenboek. Onveranderde herdruk en van het woord sterne af opnieuw bewerkt door C.H. Ebbinge Wubben. 's-Gravenhage, 1932. (Reprint). |
A.A. Verdenius, ‘Bijzondere functies van inleidend “En”.’ In: De Nieuwe Taalgids 37 (1943), 108-110. |
P.J. Verkruijsse, ‘Over diplomatisch editeren van handschriften en het gebruik daarbij van diacritische tekens’. In: Spektator 3 (1973/1974) 325-346. |
P.J. Verkruijsse, Mattheus Smallegange (1624-1710): Zeeuws historicus, genealoog en vertaler. Descriptieve persoonsbibliografie met een verantwoording van de gevolgde methode van partiële interne collatie. Diss. U.v.A., Amsterdam, 1983. |
E. Verwijs en J. Verdam, Middelnederlandsch woordenboek. 's-Gravenhage, 1885-1952. 11 dln. |
B. Vickers, Arbeit Musse Meditation. Betrachtungen zur ‘Vita activa’ und ‘Vita contemplativa’. Herausgegeben von Brian Vickers. Zürich, 1985. |
J. van Vloten, P.C. Hoofts Brieven. Nieuwe, verm. en naar de oorspr. tekst herz. uitg.; met toel., aant. en bijl. Leiden, 1855-1857. 4 dln. |
| |
| |
Vondel, Volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza. Verzorgd door Albert Verwey. Opnieuw uitgegeven met een inleiding door Mieke B. Smits-Veldt en Marijke Spies. Amsterdam, 1986. |
C.G.N. de Vooys, Nederlandse spraakkunst. Herzien door M. Schönfeld. Zevende druk. Groningen, 1967. |
C.G.N. de Vooys, Geschiedenis van de Nederlandse taal. Groningen, 1970. |
M. de Vries, L.A. te Winkel e.a., Woordenboek der Nederlandsche taal. 's-Gravenhage enz. [1864]- |
A. Weijnen, Zeventiende-eeuwse Taal. Vijfde druk. Zutphen, z.j. |
Th. Willemze, Muziekinstrumenten. Utrecht/Antwerpen, 1966. |
G. von Wilpert, Sachwörterbuch der Literatur. Stuttgart, 1955, 1969. |
J. te Winkel, De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. 2e druk. III. Haarlem, 1923. |
S.F. Witstein, ‘Hoofts “Achilles ende Polyxena”’. In: Een Wett-steen vande Ieught. Verzamelde artikelen van S.F. Witstein. Groningen, 1980, 127-138. |
J.A. Worp, De gedichten van Constantijn Huygens, naar zijn handschrift uitgegeven. 9 dln. Eerste en tweede deel: 1607-1636. Groningen, 1892 en 1893. |
J.A. Worp, Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland. Rotterdam [1971]. 2 dln. (Reprint; 1904-1908). |
C.A. Zaalberg, Uit Hoofts lyriek. Zwolle, 1963, 1967. |
F.L. Zwaan, Uit de geschiedenis der Nederlandsche spraakkunst. Grammatische stukken van De Hubert, Ampzing, Statenvertalers, en Reviseurs en Hooft. Groningen, 1974. |
F.L. Zwaan, ‘“Sinnen” bij Hooft.’. In: De Nieuwe Taalgids 55 (1962), 31-35. |
F.L. Zwaan, ‘Hooftiana I.’. In: De Nieuwe Taalgids 68 (1975), 176-179. |
F.L. Zwaan, ‘Hooftiana II. Hoe raek aen?’. In: De Nieuwe Taalgids 68 (1975), 398-400. |
F.L. Zwaan, ‘Hooftiana III. Twee prolepsisgevallen.’. In: De Nieuwe Taalgids 68 (1975), 455-457. |
F.L. Zwaan, Hooftiana IV. In: De Nieuwe Taalgids 69 (1976), 30-32. |
F.L. Zwaan, Gekast naar de konst. Fragmenten uit P.C. Hoofts ‘Nederlandsche Historiën’. Culemborg, 1977. |
|
|