De 'Tafelspelen' van Pieter Cz. Hooft
(1992)–T.H.J. Broekmans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| ||||||
[pagina 314]
| ||||||
Paris oordeel
|
Merkur. |
Paris. |
Iuno. |
Pallas. |
Venus. |
Ven.
001[regelnummer]
Wat zeght ghy daer Merkur? weet ghy ons te bestellenGa naar voetnoot001
002[regelnummer]
Een' rechter zonder zucht, en dienstigh om te vellenGa naar voetnoot002 Ga naar voetnoot002
003[regelnummer]
Het vonnis over 't fruyt? zoo maekt hem ons bekent.Ga naar voetnoot003
Mer.
004[regelnummer]
Een zoon van Troje gaet, Godinnen, hier ontrentGa naar voetnoot004-005 Ga naar voetnoot004
005[regelnummer]
Voor harder, fris en fraey, van leden welgeschaepen,Ga naar voetnoot005
006[regelnummer]
En die zich des verstaet. Ik zie hem leggen slaepenGa naar voetnoot006
007[regelnummer]
(Oft mis ik? neen hy is 't) daer onder ginssen boom.Ga naar voetnoot007
Pal.
008[regelnummer]
Te beter. dat hy ons in eenen klaeren droom
009[regelnummer]
Bezichtigh', en doe recht. Want, waekende de godenGa naar voetnoot009
010[regelnummer]
t' Aenschouwen, is, (gelijk ghy weet) doorgaends verboden.Ga naar voetnoot010
Iun.
011[regelnummer]
Ook moght hy 't hart, met al te groot een onbescheidtGa naar voetnoot011
012[regelnummer]
Verheffen, zoo hy vast ging, dat hy overheidt
013[regelnummer]
En schepen had verstrekt der hemelsch' overheden:
[pagina 316]
Pal.
008[regelnummer]
Te beter. dat hy ons in eenen klaeren droom
009[regelnummer]
Bezichtigh', en doe recht. Want, waekende de goden
010[regelnummer]
t' Aenschouwen, is, (gelijk ghy weet) doorgaends verboden.
Iun.
011[regelnummer]
Ook moght hy 't hart, met al te groot een onbescheidtGa naar voetnoot011 Ga naar voetnoot011-012
012[regelnummer]
Verheffen, zoo hy vast ging, dat hy overheidtGa naar voetnoot012 Ga naar voetnoot012-013
013[regelnummer]
En schepen had verstrekt der hemelsch' overheden:
014[regelnummer]
En licht besmetten al 't geslacht van hier benedenGa naar voetnoot014 Ga naar voetnoot014
015[regelnummer]
(Want menschen maeghen zijn) met zulk een' hovaerdy.Ga naar voetnoot015 Ga naar voetnoot015
016[regelnummer]
Vertoont hem onzen zin. Mer. Zeer wel, mê vrouw. Maer ghyGa naar voetnoot016
017[regelnummer]
Zijt alle drie te vreed' u aellijken te houwe'Ga naar voetnoot017 Ga naar voetnoot017
018[regelnummer]
Aen d' uytspraek die hy doen zal. Ven. Iaewe. Pal. Gaew'. Iuno. in trouwGa naar voetnoot018 Ga naar voetnoot018
Mer.
019[regelnummer]
Ghy harder, die zoo vast in strikken legt verwartGa naar voetnoot019
020[regelnummer]
Van al te suf een' slaep, doet ooghen op, en hart.Ga naar voetnoot020 Ga naar voetnoot020
021[regelnummer]
Op Paris, eert de goôn. Want als zy naer behooren
022[regelnummer]
Niet wordt geviert, ontsteekt zich eeuwge maght met tooren.
[pagina 318]
Mer.
019[regelnummer]
Ghy harder, die zoo vast in strikken legt verwart
020[regelnummer]
Van al te suf een' slaep, doet ooghen op, en hart.
021[regelnummer]
Op Paris, eert de goôn. Want als zy naer behoorenGa naar voetnoot021
022[regelnummer]
Niet wordt geviert, ontsteekt zich eeuwge maght met tooren.Ga naar voetnoot022 Ga naar voetnoot022 Ga naar voetnoot022
Par.
023[regelnummer]
Wat zie ik? wie doch staen dus achtbaerlijk ten toon?Ga naar voetnoot023 Ga naar voetnoot023
Mer.
024[regelnummer]
Dit 's hemels koningin. Par. Dat tuyght de rijke kroon.Ga naar voetnoot024
Mer.
025[regelnummer]
Dit 's Pallas 't wijste hoofdt van die ojt waepen droeghen.Ga naar voetnoot025
Par.
026[regelnummer]
In wat mannin haer' handt kan anders speer zoo voeghen?Ga naar voetnoot026 Ga naar voetnoot026
Mer.
027[regelnummer]
Die derde, dat 's Vulkaans alomgevierde bruydt.Ga naar voetnoot027
Par.
028[regelnummer]
De goddelijke min ziet haer ten ooghen uyt.Ga naar voetnoot028 Ga naar voetnoot029
Mer.
029[regelnummer]
Ziet ghy dien appel? Par. z'Is bekoorlijk. In myn' daegenGa naar voetnoot029
030[regelnummer]
Zagh ik nojt schoonder ooft. Mer. Hy is, terwijl zy laegenGa naar voetnoot030 Ga naar voetnoot030
031[regelnummer]
Ter tafele, vereert der schoonste van haer drie.Ga naar voetnoot031 Ga naar voetnoot031
032[regelnummer]
Elk' eighent hem. Dies zy, op dat men twist ontvliê,Ga naar voetnoot032 Ga naar voetnoot032 Ga naar voetnoot032
033[regelnummer]
Daer steuring van de vreughdt des hemels uyt moght rijzenGa naar voetnoot033 Ga naar voetnoot033
034[regelnummer]
Te vrede zijn; hem hebb', dier ghy hem toe zult wijzen.
[pagina 320]
032[regelnummer]
Elk' eighent hem. Dies zy, op dat men twist ontvliê,
033[regelnummer]
Daer steuring van de vreughdt des hemels uyt moght rijGa naar voetnoot033 Ga naar voetnoot033 Ga naar voetnoot033 Ga naar voetnoot033 Ga naar voetnoot033 Ga naar voetnoot033
034[regelnummer]
Te vrede zijn; hem hebb', dier ghy hem toe zult wijzen.Ga naar voetnoot034 Ga naar voetnoot034 Ga naar voetnoot034 Ga naar voetnoot034
Iun.
035[regelnummer]
Voor uwen rechterstoel, o Paris, komen wy
036[regelnummer]
Onsterffelijke drie verschijnen, op dat ghy,
037[regelnummer]
Wie dat de schoonste zy, oprechtelijk zoudt zeggen;Ga naar voetnoot037 Ga naar voetnoot037
038[regelnummer]
En dezen appel haer tot eenen prijs toeleggen.Ga naar voetnoot038
039[regelnummer]
Ghy ziet wel wie ik ben. Een' zuster van Iuppijn,
040[regelnummer]
En zijne gemaelin kan onbekent niet zijn.
041[regelnummer]
Vw oogh vergaep zich niet alleenelijk aen ledenGa naar voetnoot041
042[regelnummer]
Van zuyverlijke verw, op 't voeghelijkst besneeden;Ga naar voetnoot042 Ga naar voetnoot042 Ga naar voetnoot042
043[regelnummer]
Oft aen een' flukzen standt; oft lodderlijk gelaet:Ga naar voetnoot043 Ga naar voetnoot043 Ga naar voetnoot043 Ga naar voetnoot043
044[regelnummer]
Maer hogher zich verheff', zoo verre dat het vaet'Ga naar voetnoot044
045[regelnummer]
De braeve swier van tredt, en aerdt van schepterdraeghe
046[regelnummer]
Die niemandt aenvalt, dan Saturn zijn' naeste maeghen.
[pagina 322]
043[regelnummer]
Oft aen een' flukzen standt; oft lodderlijk gelaet:
044[regelnummer]
Maer hogher zich verheff', zoo verre dat het vaet'
045[regelnummer]
De braeve swier van tredt, en aerdt van schepterdraegheGa naar voetnoot045 Ga naar voetnoot045 Ga naar voetnoot045
046[regelnummer]
Die niemandt aenvalt, dan Saturn zijn' naeste maeghen.Ga naar voetnoot046 Ga naar voetnoot046
047[regelnummer]
Dan zult ghy licht bevroên, dat alles wat 'er praeltGa naar voetnoot047
048[regelnummer]
Met naem van schoonheidt, niet by deze schoonheidt haelGa naar voetnoot048
049[regelnummer]
Wie, onder 't aerdsche volk, in lijffelijke krachten
050[regelnummer]
Oft dapperheidt van geest uytmunten, ziet men jaghten,Ga naar voetnoot050 Ga naar voetnoot050
051[regelnummer]
Met heeten yver, naer gezagh en heerschappy,Ga naar voetnoot051
052[regelnummer]
Als naer het opperschoon. Dit, zeker, is in my.Ga naar voetnoot052 Ga naar voetnoot052
053[regelnummer]
En, (uytgezeit mijn' man, daer niemandt boven stijghenGa naar voetnoot053
054[regelnummer]
En kan) het moet voor my al swichten, buyghen, nijghen.
055[regelnummer]
Van 't menschlijk zaedt ben ik behoedster. Man en vrouwGa naar voetnoot055
056[regelnummer]
Ik aen elkandren knoop door huwelijksche trouw:
057[regelnummer]
En leerze niet alleen tot hun geneughte paeren,
058[regelnummer]
Gelijk de slingerliefd; maer hechten heele jaeren.Ga naar voetnoot058
059[regelnummer]
Van allen rijkdoom, die te lastren lichter esGa naar voetnoot059 Ga naar voetnoot059
060[regelnummer]
Dan te versmaeden, ben ik opperste vooghdes;Ga naar voetnoot060
061[regelnummer]
Op aerdtrijk en verwerft geen man zoo kleen een' looverGa naar voetnoot061-062
062[regelnummer]
Van haeve (denkt eens) oft mijn aêm en gaet der over.Ga naar voetnoot062
063[regelnummer]
De swaere klompen schats, al 't zilver en het goudt
064[regelnummer]
Gemunt en ongemunt, dat is in mijn gewoudt.
[pagina 324]
061[regelnummer]
Op aerdtrijk en verwerft geen man zoo kleen een' loover
062[regelnummer]
Van haeve (denkt eens) oft mijn aêm en gaet der over.
063[regelnummer]
De swaere klompen schats, al 't zilver en het goudt
064[regelnummer]
Gemunt en ongemunt, dat is in mijn gewoudt.Ga naar voetnoot064
065[regelnummer]
Dien ik ongunstigh ben, is 't quijt. En daer en tegenGa naar voetnoot065
066[regelnummer]
Van geel en wit metael vol op heeft, dien ik zeghen?Ga naar voetnoot066
067[regelnummer]
Ontzaghlijk' oorlooghsmoedt, 't gewaepende geweldt,
068[regelnummer]
En wijsheidt zelve, zijn gehoorzaem aen het geldt;
069[regelnummer]
En loopen 't achter aen. Daer baet geen tegen vechten:Ga naar voetnoot069
070[regelnummer]
Die 't hooghste zoldt geeft, koopt den andren uyt zijn' knechten.Ga naar voetnoot070 Ga naar voetnoot070 Ga naar voetnoot070
071[regelnummer]
Want, nojt een kop zoo kroesch, nojt tergher van de doodGa naar voetnoot071 Ga naar voetnoot071
072[regelnummer]
Oft hy koos rust voor strijdt, als 't loon was eeven groo
073[regelnummer]
Het geldt kan over recht en rede triomferen.
074[regelnummer]
Van eenen deughniet maekt het geldt een' man met eeren.
075[regelnummer]
Vernaemtheidt, edeldoom, aenzienlijkheidt, ontzagh,Ga naar voetnoot075
076[regelnummer]
Voortreflijkheidt, gebiedt, al wat vernoeghen maghGa naar voetnoot076 Ga naar voetnoot076 Ga naar voetnoot076
077[regelnummer]
Een groot en heerlijk hart, het geldt kan 't u doen winnerGa naar voetnoot077
078[regelnummer]
Wat lieflijkheidt van lust der menschelijker zinnenGa naar voetnoot078 Ga naar voetnoot078
079[regelnummer]
Bekoorlijk voorstaet, 't geldt verschaft het al ondieft.Ga naar voetnoot079 Ga naar voetnoot079
080[regelnummer]
Wat schoonheidt is zoo kiesch, die niet op geldt verlieft,
081[regelnummer]
Al waer 't verzelschapt met mismaektheidt onbevalligh,
[pagina 326]
078[regelnummer]
Wat lieflijkheidt van lust der menschelijker zinnen
079[regelnummer]
Bekoorlijk voorstaet, 't geldt verschaft het al ondieft.
080[regelnummer]
Wat schoonheidt is zoo kiesch, die niet op geldt verlieft,Ga naar voetnoot080 Ga naar voetnoot081 Ga naar voetnoot081
081[regelnummer]
Al waer 't verzelschapt met mismaektheidt onbevalligh,
082[regelnummer]
En spieren uytgeteert door jaeren overtalligh,Ga naar voetnoot082 Ga naar voetnoot082 Ga naar voetnoot082
083[regelnummer]
Met spottelijker geest, met zeden zonder bandt,Ga naar voetnoot083
084[regelnummer]
Met leven reukeloos en overslobt van schandt?Ga naar voetnoot084 Ga naar voetnoot084
085[regelnummer]
Dies oordeelt niet, oft wilt u wijsselijk beraeden.Ga naar voetnoot085 Ga naar voetnoot085
086[regelnummer]
Want zoo ghy m'onrecht doet, 'k ontzeg u mijn' genaeden.Ga naar voetnoot086
087[regelnummer]
Daer tegens, zoo ghy my toewijst dat gouden pandt,Ga naar voetnoot087
088[regelnummer]
Ik geev' u 't geldt, dat is, de wereldt in uw' handt.
Pal.
089[regelnummer]
De koningin die heeft, en 't geldt, zoo veel te geeven,Ga naar voetnoot089
090[regelnummer]
Dat niets voor Venus en my over schijnt gebleeven
091[regelnummer]
Om goedt oft gunst te doen. Doch boven wild' in 't endt
092[regelnummer]
De waerheidt: aengezien hy rondelijk bekent,Ga naar voetnoot092 Ga naar voetnoot092
093[regelnummer]
Met errenstigh vermaen om wijsselijk te wijzen,Ga naar voetnoot093 Ga naar voetnoot093
094[regelnummer]
Dat zy aen wijsheidt zoekt den prijs van alle prijzen;Ga naar voetnoot094
095[regelnummer]
En voor den welken zy te geeven alles biedt.
[pagina 328]
Pal.
089[regelnummer]
De koningin die heeft, en 't geldt, zoo veel te geeven,
090[regelnummer]
Dat niets voor Venus en my over schijnt gebleeven
091[regelnummer]
Om goedt oft gunst te doen. Doch boven wild' in 't endt
092[regelnummer]
De waerheidt: aengezien hy rondelijk bekent,
093[regelnummer]
Met errenstigh vermaen om wijsselijk te wijzen,
094[regelnummer]
Dat zy aen wijsheidt zoekt den prijs van alle prijzen;
095[regelnummer]
En voor den welken zy te geeven alles biedt.Ga naar voetnoot095
096[regelnummer]
Maer onze strijdt en is om 't meeste geeven niet.
097[regelnummer]
In wie van ons dat blijkt de schoonheidt t'overtreffen,Ga naar voetnoot097 Ga naar voetnoot097
098[regelnummer]
Haer komt de gifte toe. Zich zelve te verheffen
099[regelnummer]
Met opgeblaezen roem, dat past my niet met al.Ga naar voetnoot099
100[regelnummer]
De rechter overlegg' oft schoonheidts meeste valGa naar voetnoot100
101[regelnummer]
Bestaet in trots gelaet, dat lastigh is t' aenschouwen,Ga naar voetnoot101 Ga naar voetnoot101
102[regelnummer]
En kraft moet bruyken om zijn' staetlijkheidt te houwen:Ga naar voetnoot102 Ga naar voetnoot102
103[regelnummer]
Oft in glujrooghen, gail' en weekelijke zeên,Ga naar voetnoot103 Ga naar voetnoot103 Ga naar voetnoot103 Ga naar voetnoot103
104[regelnummer]
Die vaek manhaftigh hart in laster slibbren deên:Ga naar voetnoot104 Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Oft in de rustigheidt van vloeyende manieren,
106[regelnummer]
En eerlijk opzicht tussen 't koen en 't goedertieren.
[pagina 330]
100[regelnummer]
De rechter overlegg' oft schoonheidts meeste val
101[regelnummer]
Bestaet in trots gelaet, dat lastigh is t' aenschouwen,
102[regelnummer]
En kraft moet bruyken om zijn' staetlijkheidt te houwen:
103[regelnummer]
Oft in glujrooghen, gail' en weekelijke zeên,
104[regelnummer]
Die vaek manhaftigh hart in laster slibbren deên:Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
Oft in de rustigheidt van vloeyende manieren,Ga naar voetnoot105 Ga naar voetnoot105
106[regelnummer]
En eerlijk opzicht tussen 't koen en 't goedertieren.Ga naar voetnoot106 Ga naar voetnoot106 Ga naar voetnoot106 Ga naar voetnoot106
107[regelnummer]
Hoewel ik dit, en 't geen in lichaems makzel meestGa naar voetnoot107 Ga naar voetnoot107
108[regelnummer]
Geprezen wordt, niet acht, by schoonheidt van den geest:Ga naar voetnoot108
109[regelnummer]
Als deughd, goeddaedigheidt, en vroomheidt. Welke dingenGa naar voetnoot109 Ga naar voetnoot109 Ga naar voetnoot109 Ga naar voetnoot109-110
110[regelnummer]
Doorluchtigh, maeken ons tot hemelhovelingen.Ga naar voetnoot110
111[regelnummer]
De loffelijke deughd is 't alderschoonste schoon;
112[regelnummer]
Haer' zuyvre klaerheidt blinkt wel anders dan een' kroon:Ga naar voetnoot112
113[regelnummer]
Al waer zy ook gesmeedt van 't leevend licht der Zonne.Ga naar voetnoot113 Ga naar voetnoot113
114[regelnummer]
Door rijkdoom wel somtijdts vernaemtheidt wordt gewonne',Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Ook looze schijn van lof: maer de waerachtigh' eer,
116[regelnummer]
Die, eeuwen deur, licht met haer' luister, nemmermeer.
[pagina 332]
114[regelnummer]
Door rijkdoom wel somtijdts vernaemtheidt wordt gewonne
115[regelnummer]
Ook looze schijn van lof: maer de waerachtigh' eer,Ga naar voetnoot115 Ga naar voetnoot115-116
116[regelnummer]
Die, eeuwen deur, licht met haer' luister, nemmermeer.Ga naar voetnoot116
117[regelnummer]
Wat vreughd schept eedel hart, en, van verstande, sneedigh,Ga naar voetnoot117 Ga naar voetnoot117 Ga naar voetnoot117
118[regelnummer]
Doch uyt een' blaes geruchts van loutre waerheidt leediglGa naar voetnoot118 Ga naar voetnoot118 Ga naar voetnoot118
119[regelnummer]
Een' blaes, die, zonder 't pit te raeken van 't gemoedt,Ga naar voetnoot119 Ga naar voetnoot119
120[regelnummer]
Wat kittlings uyterlijk alleen gevoelen doetGa naar voetnoot120
121[regelnummer]
Een' onbesleepen geest? Maer zinnen stijf verbetertGa naar voetnoot121 Ga naar voetnoot121 Ga naar voetnoot121
122[regelnummer]
Door zellefs kennis, een vernuft te recht doorwetertGa naar voetnoot122
123[regelnummer]
In 't vlugge paerdt zijn' bron, geen' smaek van lekkernyGa naar voetnoot123
124[regelnummer]
Kan vinden in de galm van ydle tuytery.
[pagina 334]
119[regelnummer]
Een' blaes, die, zonder 't pit te raeken van 't gemoedt,
120[regelnummer]
Wat kittlings uyterlijk alleen gevoelen doet
121[regelnummer]
Een' onbesleepen geest? Maer zinnen stijf verbetert
122[regelnummer]
Door zellefs kennis, een vernuft te recht doorwetert
123[regelnummer]
In 't vlugge paerdt zijn' bron, geen' smaek van lekkerny
124[regelnummer]
Kan vinden in de galm van ydle tuytery.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Iae 't quelt een tughtigh oor, en veelen heeft verdrootenGa naar voetnoot125 Ga naar voetnoot125 Ga naar voetnoot125
126[regelnummer]
Dat ongerijmt geschal, en enkle zang van nooten;Ga naar voetnoot126 Ga naar voetnoot126
127[regelnummer]
Maer, als de waere deughd stijght nae der eeren top,Ga naar voetnoot127 Ga naar voetnoot127
128[regelnummer]
't Geweeten, dichter, zingt dan andre stukken op:Ga naar voetnoot128 Ga naar voetnoot128 Ga naar voetnoot128
129[regelnummer]
Die 't uyterlijk gekrijsch van lof, trompetten, trommen,
130[regelnummer]
En aller snaeren klank verdooven met hun brommen;
[pagina 336]
125[regelnummer]
Iae 't quelt een tughtigh oor, en veelen heeft verdrooten
126[regelnummer]
Dat ongerijmt geschal, en enkle zang van nooten;
127[regelnummer]
Maer, als de waere deughd stijght nae der eeren top,
128[regelnummer]
't Geweeten, dichter, zingt dan andre stukken op:
129[regelnummer]
Die 't uyterlijk gekrijsch van lof, trompetten, trommen,Ga naar voetnoot129
130[regelnummer]
En aller snaeren klank verdooven met hun brommen;Ga naar voetnoot130/131 Ga naar voetnoot130 Ga naar voetnoot130
131[regelnummer]
Gelijk het kindsch geluydt van Cythar, door 't geweldt
132[regelnummer]
Van 't mondigh orgel met zijn' honderdt keelen, smelt,
133[regelnummer]
En laet zijn' klaerheidt, door een' stijver stem verduystre
[pagina 338]
128[regelnummer]
't Geweeten, dichter, zingt dan andre stukken op:
129[regelnummer]
Die 't uyterlijk gekrijsch van lof, trompetten, trommen,
130[regelnummer]
En aller snaeren klank verdooven met hun brommen;
131[regelnummer]
Gelijk het kindsch geluydt van Cythar, door 't geweldtGa naar voetnoot131 Ga naar voetnoot131 Ga naar voetnoot131
132[regelnummer]
Van 't mondigh orgel met zijn' honderdt keelen, smelt,Ga naar voetnoot132 Ga naar voetnoot132 Ga naar voetnoot132
133[regelnummer]
En laet zijn' klaerheidt, door een' stijver stem verduystrenGa naar voetnoot133
134[regelnummer]
't Geweeten heeft zoo veel naer eyghe Luyt te luystren,
135[regelnummer]
Als 't van gewrochte deughd, en waeren lof ghewaeght,
136[regelnummer]
Dat het, te vreê, nae geen' uytheemschen roem en vraeght.
[pagina 340]
131[regelnummer]
Gelijk het kindsch geluydt van Cythar, door 't geweldt
132[regelnummer]
Van 't mondigh orgel met zijn' honderdt keelen, smelt,
133[regelnummer]
En laet zijn' klaerheidt, door een' stijver stem verduystren.Ga naar voetnoot133 Ga naar voetnoot133
134[regelnummer]
't Geweeten heeft zoo veel naer eyghe Luyt te luystren,Ga naar voetnoot134 Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Als 't van gewrochte deughd, en waeren lof ghewaeght,Ga naar voetnoot135 Ga naar voetnoot135 Ga naar voetnoot135
136[regelnummer]
Dat het, te vreê, nae geen' uytheemschen roem en vraeght.Ga naar voetnoot136 Ga naar voetnoot136
137[regelnummer]
Maer, onder alle, die haer' eerlijkheidt doen klinken,Ga naar voetnoot137 Ga naar voetnoot137 Ga naar voetnoot137
138[regelnummer]
Geen' deughden, met sieraedt van zulk een' schoonheidt, blinkeGa naar voetnoot138
139[regelnummer]
Als de voorzienigheidt en vroomheidt, die 't geluydtGa naar voetnoot139 Ga naar voetnoot139 Ga naar voetnoot139
140[regelnummer]
Van haere naemen zoo wijdluchtigh breyden uyt,Ga naar voetnoot140
141[regelnummer]
In 't Oost en in het West, ten Noorden en ten Zuyden,
[pagina 342]
138[regelnummer]
Geen' deughden, met sieraedt van zulk een' schoonheidt, blinken,
139[regelnummer]
Als de voorzienigheidt en vroomheidt, die 't geluydt
140[regelnummer]
Van haere naemen zoo wijdluchtigh breyden uyt,Ga naar voetnoot140
141[regelnummer]
In 't Oost en in het West, ten Noorden en ten Zuyden,
142[regelnummer]
Door dien haer raedt en daedt behoeden landt en luyden,Ga naar voetnoot142 Ga naar voetnoot142
143[regelnummer]
En niet den eenen doen oft andren, stukwijz, baet;Ga naar voetnoot143
144[regelnummer]
Maer aller volken rust en welvaert aen haer staet.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Zoo eenigh' heerschappy met gloory is omhangen,Ga naar voetnoot145 Ga naar voetnoot145 Ga naar voetnoot145 Ga naar voetnoot145
146[regelnummer]
Die dankk' 'er deze voor, van wie zy z' heeft ontfangen.Ga naar voetnoot146 Ga naar voetnoot146 Ga naar voetnoot146 Ga naar voetnoot146
147[regelnummer]
Wat is ter wereldt doch, dat niet door wijs beleidt,Ga naar voetnoot147 Ga naar voetnoot147
148[regelnummer]
En onvertsaeght bestaen van de grootmoedigheidt,Ga naar voetnoot148
149[regelnummer]
Te weghe wordt ghebroght. Een heldt, die, als gheschaepenGa naar voetnoot149
150[regelnummer]
Ten hooghen handtgebaer en werklijkheidt van waepen,Ga naar voetnoot150
151[regelnummer]
Geen dink zoo lief als lof, zoo leedt als laster heeft,
152[regelnummer]
En, als een Herkules, by krijgh en kommer leeft;
153[regelnummer]
Magh alles over. 't Geldt staet onder dwang der klingen.
154[regelnummer]
Maer 't strijdbaer yzer laet zich van het goudt niet dwingen.
[pagina 344]
147[regelnummer]
Wat is ter wereldt doch, dat niet door wijs beleidt,
148[regelnummer]
En onvertsaeght bestaen van de grootmoedigheidt,
149[regelnummer]
Te weghe wordt ghebroght. Een heldt, die, als gheschaepen
150[regelnummer]
Ten hooghen handtgebaer en werklijkheidt van waepen,Ga naar voetnoot150
151[regelnummer]
Geen dink zoo lief als lof, zoo leedt als laster heeft,Ga naar voetnoot151 Ga naar voetnoot151
152[regelnummer]
En, als een Herkules, by krijgh en kommer leeft,Ga naar voetnoot152 Ga naar voetnoot152
153[regelnummer]
Magh alles over. 't Geldt staet onder dwang der klingen.Ga naar voetnoot153 Ga naar voetnoot153
154[regelnummer]
Maer 't strijdbaer yzer laet zich van het goudt niet dwingen.Ga naar voetnoot154
155[regelnummer]
Niet, Paris, dat ik u met zulk een voordeel troon.Ga naar voetnoot155 Ga naar voetnoot155
156[regelnummer]
't Is deughds gebruyk niet. Deughd is zelv' haer waerde loon.Ga naar voetnoot156
157[regelnummer]
Maer, zoo ghy my vereert, die deughden zult ghy eeren.Ga naar voetnoot157 Ga naar voetnoot157 Ga naar voetnoot157 Ga naar voetnoot157
158[regelnummer]
Zoo ghy die deughden eert, ghy zult haer ook begeeren.Ga naar voetnoot158
159[regelnummer]
Wie t'haerwaerts bet gezint dan gierigh is oft geilGa naar voetnoot159
160[regelnummer]
Dien geev' ik weder haer ten besten met haer heil.Ga naar voetnoot160
Ven.
161[regelnummer]
Lief is my, dat ik, niet voor kindsheidt onervaeren,
162[regelnummer]
Daer rijpheidt mangelt, nocht voor ouwdtheidt af van jaeren,
[pagina 346]
159[regelnummer]
Wie t'haerwaerts bet gezint dan gierigh is oft geil
160[regelnummer]
Dien geev' ik weder haer ten besten met haer heil.
Ven.
161[regelnummer]
Lief is my, dat ik, niet voor kindsheidt onervaeren,Ga naar voetnoot161/163 Ga naar voetnoot161 Ga naar voetnoot161
162[regelnummer]
Daer rijpheidt mangelt, nocht voor ouwdtheidt af van jaeren,Ga naar voetnoot162 Ga naar voetnoot162
163[regelnummer]
Welk' oordeel, heughenis, en geest begeven, pleyt.Ga naar voetnoot163 Ga naar voetnoot163
164[regelnummer]
Want voordeel hebben zouw voorwaer haer' Majesteyt,Ga naar voetnoot164 Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
By eenen grijzaerdt, die de zorghelijke schattenGa naar voetnoot165 Ga naar voetnoot165
166[regelnummer]
Meest najaeght, als hy heeft daer aen het minste vatten.Ga naar voetnoot166 Ga naar voetnoot166
167[regelnummer]
En Pallas lichtelijk belezen kon een kindt,Ga naar voetnoot167
168[regelnummer]
Dat schoolpraet amelt, en niet ongelooflijks vindt
169[regelnummer]
In wijdtgehaelde reên van ingebeelde goeden,
[pagina 348]
164[regelnummer]
Want voordeel hebben zouw voorwaer haer' Majesteyt,
165[regelnummer]
By eenen grijzaerdt, die de zorghelijke schatten
166[regelnummer]
Meest najaeght, als hy heeft daer aen het minste vatten.
167[regelnummer]
En Pallas lichtelijk belezen kon een kindt,Ga naar voetnoot167 Ga naar voetnoot167
168[regelnummer]
Dat schoolpraet amelt, en niet ongelooflijks vindtGa naar voetnoot168 Ga naar voetnoot168
169[regelnummer]
In wijdtgehaelde reên van ingebeelde goeden,Ga naar voetnoot169 Ga naar voetnoot169
170[regelnummer]
Die nae onzaedbren windt doen hongren de gemoeden;Ga naar voetnoot170 Ga naar voetnoot170
171[regelnummer]
Tot dat zy, aen de proef, bevinden het bedrogh.Ga naar voetnoot171 Ga naar voetnoot171 Ga naar voetnoot171
172[regelnummer]
Dan lastert men de hoop, als quaelijkdijghendt zogh.Ga naar voetnoot172 Ga naar voetnoot172 Ga naar voetnoot172 Ga naar voetnoot172
173[regelnummer]
Maer, voor een' jongeling, die staet in 't beste bloeyenGa naar voetnoot173 Ga naar voetnoot173
174[regelnummer]
Van welgeaerde jeughdt, kan 't waere recht beroeyenGa naar voetnoot174 Ga naar voetnoot174 Ga naar voetnoot174
175[regelnummer]
De haeven, die 't behoort. Daer ik mijn' troost op stel,
176[regelnummer]
Vertrouwende mijn' zaek en rechter beyde wel.
[pagina 350]
173[regelnummer]
Maer, voor een' jongeling, die staet in 't beste bloeyen
174[regelnummer]
Van welgeaerde jeughdt, kan 't waere recht beroeyen
175[regelnummer]
De haeven, die 't behoort. Daer ik mijn' troost op stel,Ga naar voetnoot175 Ga naar voetnoot175 Ga naar voetnoot175
176[regelnummer]
Vertrouwende mijn' zaek en rechter beyde wel.Ga naar voetnoot176
177[regelnummer]
Minerve, zeker, heeft ten breedsten uytgemeetenGa naar voetnoot177
178[regelnummer]
Hoe veel ghelegen is aen een oprecht geweeten.
179[regelnummer]
Maer quaelijk richt zy zich naer haer geweetens spraek.Ga naar voetnoot179 Ga naar voetnoot179
180[regelnummer]
Want, en verstondt zy niet, hoe schoonheidt haer ontbraek,Ga naar voetnoot180 Ga naar voetnoot180 Ga naar voetnoot180
181[regelnummer]
Zy zouw 't niet werpen hier en daer, en angstigh trachtenGa naar voetnoot181 Ga naar voetnoot181
182[regelnummer]
V diets te maeken, dat de schoonheidt in gedachtenGa naar voetnoot182 Ga naar voetnoot182/183
183[regelnummer]
Voor al bestaet, en dat de deughd het schoonste zy.Ga naar voetnoot183
184[regelnummer]
Zoo doet de koningin ook met haer' heerschappy:Ga naar voetnoot184 Ga naar voetnoot184 Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
En toonen, u als licht te paeyen met die leuren,
186[regelnummer]
Van verr' een' schoonheidt, die nocht makzel heeft nocht kleuren,
187[regelnummer]
En ongevoelijk is. Een dwaes, die dat gelooft.
[pagina 352]
181[regelnummer]
Zy zouw 't niet werpen hier en daer, en angstigh trachten
182[regelnummer]
V diets te maeken, dat de schoonheidt in gedachten
183[regelnummer]
Voor al bestaet, en dat de deughd het schoonste zy.
184[regelnummer]
Zoo doet de koningin ook met haer' heerschappy:
185[regelnummer]
En toonen, u als licht te paeyen met die leuren,Ga naar voetnoot185 Ga naar voetnoot185 Ga naar voetnoot185 Ga naar voetnoot185.
186[regelnummer]
Van verr' een' schoonheidt, die nocht makzel heeft nocht kleuren,Ga naar voetnoot186 Ga naar voetnoot186.
187[regelnummer]
En ongevoelijk is. Een dwaes, die dat gelooft.Ga naar voetnoot187
188[regelnummer]
Maer ghy, (lof zy der jeughd') hebt ooghen in uw hoofdt.Ga naar voetnoot188
189[regelnummer]
Waer plat oft rondt voeght, bruyn, oft bleek, oft blos moet leggen,Ga naar voetnoot189 Ga naar voetnoot189 Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Staet aen de kennis van 't gezicht. Het oogh moet zeggen,Ga naar voetnoot190 Ga naar voetnoot190 Ga naar voetnoot190
191[regelnummer]
Wat lang oft kort is, eng oft wijdt, wat hard oft dwee.Ga naar voetnoot191
192[regelnummer]
Doch nevens 't oogh heeft ook de tast een' rechtersteê.Ga naar voetnoot192 Ga naar voetnoot192
193[regelnummer]
De wijsheidt zoek' eens om, oft zy yet weet te vinnen,Ga naar voetnoot193
194[regelnummer]
Dat vaster oordeel velt, dan beyde deeze zinnen.
[pagina 354]
192[regelnummer]
Doch nevens 't oogh heeft ook de tast een' rechtersteê.
193[regelnummer]
De wijsheidt zoek' eens om, oft zy yet weet te vinnen,Ga naar voetnoot193
194[regelnummer]
Dat vaster oordeel velt, dan beyde deeze zinnen.Ga naar voetnoot194 Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Houdt u hier aen. Wat deez' bepaelen, dat staet pal.Ga naar voetnoot195 Ga naar voetnoot195
196[regelnummer]
Is d'uyterlijke zin meyneedigh, 't lieght u al.Ga naar voetnoot196 Ga naar voetnoot196 Ga naar voetnoot196 Ga naar voetnoot196
197[regelnummer]
Indien ghy u vergaept aen spiegling van gedachten;Ga naar voetnoot197 Ga naar voetnoot197
198[regelnummer]
Die swindlen om end' om; en zullen thans verachtenGa naar voetnoot198 Ga naar voetnoot198 Ga naar voetnoot198
199[regelnummer]
't Geen dat zy prijzen nu: en zelve noch in 't endtGa naar voetnoot199
200[regelnummer]
Bekennen, hoe dat haer geen' schoonheidt is bekent.Ga naar voetnoot200 Ga naar voetnoot200 Ga naar voetnoot200
201[regelnummer]
Niet, dat ik waen', in 't geen daer zy zich meê verrijken,Ga naar voetnoot201 Ga naar voetnoot201 Ga naar voetnoot201
202[regelnummer]
Dat 's waerdigheidt van ampt, haer eenighzins te wijken.Ga naar voetnoot202 Ga naar voetnoot202
203[regelnummer]
Zoo veel als Iun' aengaet; haer machtighe bewindt,Ga naar voetnoot203
204[regelnummer]
Daer tegens zet ik maer mijn' zoon, al is 't een kindt.
[pagina 356]
201[regelnummer]
Niet, dat ik waen', in 't geen daer zy zich meê verrijken,
202[regelnummer]
Dat 's waerdigheidt van ampt, haer eenighzins te wijken.
203[regelnummer]
Zoo veel als Iun' aengaet; haer machtighe bewindt,Ga naar voetnoot203
204[regelnummer]
Daer tegens zet ik maer mijn' zoon, al is 't een kindt.Ga naar voetnoot204 Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
Iuppijn, waer voor zy zelf bekent te moeten buyghen,Ga naar voetnoot205
206[regelnummer]
Is hem gehoorzaem. Zoo zy twijfelt, hy zal tuyghen,Ga naar voetnoot206 Ga naar voetnoot206
207[regelnummer]
Met werken daetelijk, hoe dat hy hem gebiedt.Ga naar voetnoot207 Ga naar voetnoot207 Ga naar voetnoot207
208[regelnummer]
Maer haer gelaet zeit, dat zy 't liever looft dan ziet.Ga naar voetnoot208 Ga naar voetnoot208
209[regelnummer]
z'Is huwlijkmaekster. Fraey. Indien ik niet ontfonkenGa naar voetnoot209 Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
En deed den bruydegoom; daer lagh de bruydt te pronken.Ga naar voetnoot210 Ga naar voetnoot210
211[regelnummer]
Zy weet, door rijkdooms kraft, te helpen yder an
212[regelnummer]
De grootste schoonheidt, daer ik mede loonen kan.
[pagina 358]
209[regelnummer]
z'Is huwlijkmaekster. Fraey. Indien ik niet ontfonken
210[regelnummer]
En deed den bruydegoom; daer lagh de bruydt te pronken.
211[regelnummer]
Zy weet, door rijkdooms kraft, te helpen yder anGa naar voetnoot211
212[regelnummer]
De grootste schoonheidt, daer ik mede loonen kan.Ga naar voetnoot212
213[regelnummer]
Dat doet ze, zeker. En all' die met zulk een' weeldeGa naar voetnoot213 Ga naar voetnoot213
214[regelnummer]
Gepaeyt zijn, als de bloedt, die met den beenen beeldeGa naar voetnoot214 Ga naar voetnoot214 Ga naar voetnoot214 Ga naar voetnoot214
215[regelnummer]
Te bedde zich begaf (wie moght doch van dat paerGa naar voetnoot215
216[regelnummer]
De koelste zijn!) laet hen vry zoeken heil aen haer.Ga naar voetnoot216 Ga naar voetnoot216 Ga naar voetnoot216
217[regelnummer]
Een' schoonheidt lichtelijk zy henliên zal bestellen,Ga naar voetnoot217 Ga naar voetnoot217 Ga naar voetnoot217
218[regelnummer]
Die men zoo voeghlijk vind', in 't minnelijke knellen,Ga naar voetnoot218 Ga naar voetnoot218 Ga naar voetnoot218
219[regelnummer]
Als een gesneeden hout: die verre van genucht,Ga naar voetnoot219 Ga naar voetnoot219 Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
In 's eenen armen legg' om 's anders min en zucht'.
[pagina 360]
217[regelnummer]
Een' schoonheidt lichtelijk zy henliên zal bestellen,
218[regelnummer]
Die men zoo voeghlijk vind', in 't minnelijke knellen,
219[regelnummer]
Als een gesneeden hout: die verre van genucht,
220[regelnummer]
In 's eenen armen legg' om 's anders min en zucht'.Ga naar voetnoot220
221[regelnummer]
't En zy dat ik dan lust op lust verhitt' in 't vryen,Ga naar voetnoot221 Ga naar voetnoot221 Ga naar voetnoot221
222[regelnummer]
De geest en speelt niet mêe: 't zijn laffe lekkernyen.Ga naar voetnoot222 Ga naar voetnoot222
223[regelnummer]
Het geen dat Iuno swetst te zijn in maght van 't geldt,Ga naar voetnoot223
224[regelnummer]
Vermeet zich Pallas te bekoomen door 't geweldt.Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
Maer 't is al selfste werk. Het lichaem kan men dwingen.Ga naar voetnoot225
226[regelnummer]
Dat leit daer. Ziel en zin naer hunnen hemel springen:Ga naar voetnoot226 Ga naar voetnoot226
227[regelnummer]
Dat 's daer mijn' vlam haer trekt: daer de bekoorlijkheidtGa naar voetnoot227 Ga naar voetnoot227
228[regelnummer]
Van het aenschouwde schoon, hart en gedacht bescheidt.Ga naar voetnoot228
229[regelnummer]
Doch, boven dien, zoo schijnt Minerve boven maeten
230[regelnummer]
Daer in te groeyen, dat zy steden sticht en staeten;
[pagina 362]
227[regelnummer]
Dat 's daer mijn' vlam haer trekt: daer de bekoorlijkheidt
228[regelnummer]
Van het aenschouwde schoon, hart en gedacht bescheidt.
229[regelnummer]
Doch, boven dien, zoo schijnt Minerve boven maetenGa naar voetnoot229 Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Daer in te groeyen, dat zy steden sticht en staeten;Ga naar voetnoot230
231[regelnummer]
En de gemeene rust der volken staet aen haer:Ga naar voetnoot231 Ga naar voetnoot231
232[regelnummer]
Dat pais en oorlogh door haer' handen gaen. 't Is waer.Ga naar voetnoot232
233[regelnummer]
Maer trok ik eens mijn' handt van het geslacht der aerde,Ga naar voetnoot233
234[regelnummer]
Dat nerghens man belust wierd, nerghens vrouw en baerde;Ga naar voetnoot234 Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
Eer dat men 't waende, waer van luyden leêgh het landt,Ga naar voetnoot235 Ga naar voetnoot235
236[regelnummer]
En stond zy daer, gelijk een afgezette sant.Ga naar voetnoot236 Ga naar voetnoot236
237[regelnummer]
Mijn is 't, mijn' heyligheidt, die lieflijk doet verwoeden,Ga naar voetnoot237 Ga naar voetnoot237 Ga naar voetnoot237
238[regelnummer]
En laeft met hemelsch zap de blaekende gemoeden
239[regelnummer]
Der dieren, dien het hart mijn' zoete kracht doorsnijdt.
[pagina 364]
235[regelnummer]
Eer dat men 't waende, waer van luyden leêgh het landt,
236[regelnummer]
En stond zy daer, gelijk een afgezette sant.
237[regelnummer]
Mijn is 't, mijn' heyligheidt, die lieflijk doet verwoeden,
238[regelnummer]
En laeft met hemelsch zap de blaekende gemoedenGa naar voetnoot238 Ga naar voetnoot238 Ga naar voetnoot238 Ga naar voetnoot238
239[regelnummer]
Der dieren, dien het hart mijn' zoete kracht doorsnijdt.Ga naar voetnoot239
240[regelnummer]
Ik scheld' den loggen struys, noch lichte musch niet quijt.Ga naar voetnoot240 Ga naar voetnoot240
241[regelnummer]
Ik tem, door min, zoo wel als 't knijn de trotse leeuwen:Ga naar voetnoot241 Ga naar voetnoot241
242[regelnummer]
En knoop, door 't teelen, een' eindloozen draedt van eeuwen.Ga naar voetnoot242 Ga naar voetnoot242
243[regelnummer]
Geen' buy zoo bijster baert, geen storm zoo stijf en snuyft,Ga naar voetnoot243 Ga naar voetnoot243 Ga naar voetnoot243 Ga naar voetnoot243
244[regelnummer]
Oft fluks, op mijne wenk, hy, uyt den weghe, stuyft.Ga naar voetnoot244 Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
Het aerdtrijk leit te kost zijn' konst aen het bedenkenGa naar voetnoot245
246[regelnummer]
En broên van bloemen, om 'er my meê te beschenken.
[pagina 366]
243[regelnummer]
Geen' buy zoo bijster baert, geen storm zoo stijf en snuyft,
244[regelnummer]
Oft fluks, op mijne wenk, hy, uyt den weghe, stuyft.
245[regelnummer]
Het aerdtrijk leit te kost zijn' konst aen het bedenkenGa naar voetnoot245 Ga naar voetnoot245 Ga naar voetnoot245
246[regelnummer]
En broên van bloemen, om 'er my meê te beschenken.Ga naar voetnoot246 Ga naar voetnoot246
247[regelnummer]
De Zee, al is 't een schrik te zien haer in den mondt,Ga naar voetnoot247
248[regelnummer]
Valt vlak, als ik verschijn', en lacht my toe terstondt.
[pagina 368]
245[regelnummer]
Het aerdtrijk leit te kost zijn' konst aen het bedenken
246[regelnummer]
En broên van bloemen, om 'er my meê te beschenken.
247[regelnummer]
De Zee, al is 't een schrik te zien haer in den mondt,
248[regelnummer]
Valt vlak, als ik verschijn', en lacht my toe terstondt.Ga naar voetnoot248
249[regelnummer]
Niet komt 'er op, in 't licht van 't heughelijke leeven,Ga naar voetnoot249 Ga naar voetnoot249 Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Dan door mijn toedoen. En, daer niet en wordt ghegevenGa naar voetnoot250
251[regelnummer]
Mijn zeghen, is het naer; het grijnst en grimt 'er al.Ga naar voetnoot251 Ga naar voetnoot251
252[regelnummer]
Dat ik begunstigh, blinkt van vrolijkheidt en val.Ga naar voetnoot252 Ga naar voetnoot252 Ga naar voetnoot252 Ga naar voetnoot252
253[regelnummer]
Ik ben de liefste lust van Goden en van menssen.
254[regelnummer]
Zouw Paris meer dan my, oft myn' genaede wenssen?Ga naar voetnoot254 Ga naar voetnoot254
255[regelnummer]
Het heerscht een' koningin in Grieken; met den brandtGa naar voetnoot255 Ga naar voetnoot255 Ga naar voetnoot255/256
256[regelnummer]
Van wie, bevaên zijn all' de vorsten van dat landt.Ga naar voetnoot256
257[regelnummer]
Geen' andre magh by haer op puyk van schoonheidt booghen.Ga naar voetnoot257 Ga naar voetnoot257 Ga naar voetnoot257 Ga naar voetnoot257
258[regelnummer]
Een aenschijn, vast, als 't myn. het zelfste spel van ooghen.Ga naar voetnoot258
259[regelnummer]
Alleens van handen, hayr, en heelen lichaems leest.
260[regelnummer]
Mijn' zinnen zoo gelijk, al leefd' zy by mijn' geest.
[pagina 370]
255[regelnummer]
Het heerscht een' koningin in Grieken; met den brandt
256[regelnummer]
Van wie, bevaên zijn all' de vorsten van dat landt.
257[regelnummer]
Geen' andre magh by haer op puyk van schoonheidt booghen.
258[regelnummer]
Een aenschijn, vast, als 't myn. het zelfste spel van ooghen.Ga naar voetnoot258
259[regelnummer]
Alleens van handen, hayr, en heelen lichaems leest.Ga naar voetnoot259 Ga naar voetnoot259 Ga naar voetnoot259
260[regelnummer]
Mijn' zinnen zoo gelijk, al leefd' zy by mijn' geest.Ga naar voetnoot260
261[regelnummer]
Oft zy moest Venus zijn, oft het en moght niet naeder.Ga naar voetnoot261
262[regelnummer]
Ook zijn wy allebey' geteelt van eenen vaeder.Ga naar voetnoot262 Ga naar voetnoot262 Ga naar voetnoot262
263[regelnummer]
Men ziet, gelijk in my, in haer, Iuppijns gelaet:Ga naar voetnoot263 Ga naar voetnoot263
264[regelnummer]
Niet, dat hy over zich heeft, als hy zit te raedt;Ga naar voetnoot264 Ga naar voetnoot264
265[regelnummer]
Maer als hy leyt ter dis, in 't lest van 't banketteren,Ga naar voetnoot265 Ga naar voetnoot265 Ga naar voetnoot265 Ga naar voetnoot265
266[regelnummer]
En loert, en lonkt, en wenscht yet goelijks uyt de kleêren.Ga naar voetnoot266
267[regelnummer]
Peyst nu eens wat het zy, te laeven minnedorstGa naar voetnoot267 Ga naar voetnoot267 Ga naar voetnoot267
268[regelnummer]
Met zulk een' schoonheidt. Deez' zal ik haer' binneborstGa naar voetnoot268
269[regelnummer]
Verwoesten door mijn' vlam: mijn zoon haer hart zal quetzen,
270[regelnummer]
Met uytgepikte pijl; en daer uw' naem in etzen
271[regelnummer]
Met staedighwerpendt vujr: op dat zy zoo verhit
272[regelnummer]
Nae Paris toght', en hebb' nocht andren zin nocht wit;
[pagina 372]
265[regelnummer]
Maer als hy leyt ter dis, in 't lest van 't banketteren,
266[regelnummer]
En loert, en lonkt, en wenscht yet goelijks uyt de kleêren.
267[regelnummer]
Peyst nu eens wat het zy, te laeven minnedorst
268[regelnummer]
Met zulk een' schoonheidt. Deez' zal ik haer' binneborstGa naar voetnoot268
269[regelnummer]
Verwoesten door mijn' vlam: mijn zoon haer hart zal quetzen,Ga naar voetnoot269 Ga naar voetnoot269
270[regelnummer]
Met uytgepikte pijl; en daer uw' naem in etzenGa naar voetnoot270
271[regelnummer]
Met staedighwerpendt vujr: op dat zy zoo verhitGa naar voetnoot271 Ga naar voetnoot271
272[regelnummer]
Nae Paris toght', en hebb' nocht andren zin nocht wit;Ga naar voetnoot272 Ga naar voetnoot272 Ga naar voetnoot272
273[regelnummer]
En hy geniete 't hooghst, dat mensche magh behaeghen:Ga naar voetnoot273 Ga naar voetnoot273
274[regelnummer]
Indien ghy schoonheidts prijs myn' schoonheidt wegh laet draeghen.Ga naar voetnoot274
Par.
275[regelnummer]
Stond my, Godinnen, vry, ten boogaerd' in te treênGa naar voetnoot275
276[regelnummer]
Die zulke vruchten draeght, ik gink 'er daetlijk heen,
277[regelnummer]
Om een paer applen noch. Want, als ik my bezinne,Ga naar voetnoot277 Ga naar voetnoot277
278[regelnummer]
Zoo dunkt my yder waerdt den waerden prijs te winne'.Ga naar voetnoot278 Ga naar voetnoot278
279[regelnummer]
Maer, moet ik, wie in all's de schoonste zy van drieGa naar voetnoot279
280[regelnummer]
Verklaeren, noodigh is 't dan dat ik alles zie.Ga naar voetnoot280
281[regelnummer]
Dies bid ik, wilt my van dit rechterampt verschoonen.Ga naar voetnoot281
282[regelnummer]
Want sterffelijken oogh' onsterflijkheidt te toonen
283[regelnummer]
Die onbewimpelt zy, der Godtheidt gaet te nae.Ga naar voetnoot283 Ga naar voetnoot283 Ga naar voetnoot283
284[regelnummer]
Behalven, dat ik my der wijze niet verstae,
285[regelnummer]
Die men ten hemel houdt: wat eer oft schaemt magh lyen.
[pagina 374]
279[regelnummer]
Maer, moet ik, wie in all's de schoonste zy van drie
280[regelnummer]
Verklaeren, noodigh is 't dan dat ik alles zie.
281[regelnummer]
Dies bid ik, wilt my van dit rechterampt verschoonen.
282[regelnummer]
Want sterffelijken oogh' onsterflijkheidt te toonen
283[regelnummer]
Die onbewimpelt zy, der Godtheidt gaet te nae.
284[regelnummer]
Behalven, dat ik my der wijze niet verstae,Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Die men ten hemel houdt: wat eer oft schaemt magh lyen.Ga naar voetnoot285 Ga naar voetnoot285
Pal.
286[regelnummer]
Dat waer wat fraeys. Ven. De geen, die weygert zich te vlyenGa naar voetnoot286 Ga naar voetnoot286
287[regelnummer]
Tot de berichting van den rechter, schreumt het recht.Ga naar voetnoot287 Ga naar voetnoot287
Iun.
288[regelnummer]
V is niet onbekent, hoe d'overdwaelsche knechtGa naar voetnoot288 Ga naar voetnoot288
289[regelnummer]
Ixion, toen hy mondt ten hoof had, daer hy dankerGa naar voetnoot289 Ga naar voetnoot289 Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Moest zijn voor zulk een' gunst, bestondt den VenusjankerGa naar voetnoot290 Ga naar voetnoot290/291
291[regelnummer]
Aen my te maeken; en mijn man (o goedtheidt!) schiep
292[regelnummer]
Een wolk my op end' op gelijk; die hy besliep.Ga naar voetnoot292 Ga naar voetnoot292
293[regelnummer]
Wat wil ik, dunkt my dan, deez monstering, zoo straf vliên?Ga naar voetnoot293 Ga naar voetnoot293 Ga naar voetnoot293 Ga naar voetnoot293
294[regelnummer]
Meer, dan die van den schijn, zal deez van 't lijf niet afzien.
295[regelnummer]
Wie kan hem verghen, dat hy oordeel' blindeling?
[pagina 376]
Iun.
288[regelnummer]
V is niet onbekent, hoe d'overdwaelsche knecht
289[regelnummer]
Ixion, toen hy mondt ten hoof had, daer hy danker
290[regelnummer]
Moest zijn voor zulk een' gunst, bestondt den Venusjanker
291[regelnummer]
Aen my te maeken; en mijn man (o goedtheidt!) schiep
292[regelnummer]
Een wolk my op end' op gelijk; die hy besliep.
293[regelnummer]
Wat wil ik, dunkt my dan, deez monstering, zoo straf vliên?
294[regelnummer]
Meer, dan die van den schijn, zal deez van 't lijf niet afzien.Ga naar voetnoot294 Ga naar voetnoot294 Ga naar voetnoot294
295[regelnummer]
Wie kan hem verghen, dat hy oordeel' blindeling?
Pal.
296[regelnummer]
Dus in gezelschap ik my uyt trekk' om geen ding.Ga naar voetnoot296 Ga naar voetnoot296
297[regelnummer]
Maer, dat hy, die doch droomt, (is deze zaek zoo wightigh)Ga naar voetnoot297 Ga naar voetnoot297 Ga naar voetnoot297
298[regelnummer]
Ons yder, een' voor een', ter zijd' neem', en bezightigh?
Ven.
299[regelnummer]
Daer tegen heb ik niet. Iuno. Maer dezen riem af. Ven. Wel?Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Die dekt niet. Iuno. Maer ghy drijft daer mede gooschelspel.Ga naar voetnoot300 Ga naar voetnoot300
Pal.
301[regelnummer]
Neen: dat en magh niet zijn. Ven. Laet my dan maer op zetten
302[regelnummer]
Een' verssen roozenhoedt. Iuno. Dat wil ik niet beletten.Ga naar voetnoot302
Pal.
303[regelnummer]
Ik stae 't ook toe, indien de rechter het toestaet.
Par.
304[regelnummer]
Geen' hinder het gezicht en lijdt by 't hairsieraedt.Ga naar voetnoot304 Ga naar voetnoot304
Pal.
305[regelnummer]
Mê vrouw, uw majesteyt gelieve voor te treeden.Ga naar voetnoot305
Iun.
306[regelnummer]
Daer in die dichte groent' zal ik my gaen ontkleeden.Ga naar voetnoot306
Mer.
307[regelnummer]
Is 't errenst? moedernaekt? O Paris, hoe beny
308[regelnummer]
Ik u! waerom zijn zy 's verbleeven niet aen my?Ga naar voetnoot308
309[regelnummer]
Doch bittren haet van twee en zult ghy niet ontwijken.
310[regelnummer]
Is nerghens hier een hoek, om heimlijk uyt te kijken?
Par.
311[regelnummer]
Ik wacht' u, een' voor een', aen gins zijd' van die ruyght.Ga naar voetnoot311 Ga naar voetnoot311
Pal.
312[regelnummer]
Mijn hart dat popelt. Ven. 't Mijn my overwinning tuyght.Ga naar voetnoot312 Ga naar voetnoot312 Ga naar voetnoot312
Iun.
313[regelnummer]
Ik heb gedaen. Ghy moest u, Pallas, derwaert voeghen.
[pagina 378]
Par.
311[regelnummer]
Ik wacht' u, een' voor een', aen gins zijd' van die ruyght.
Pal.
312[regelnummer]
Mijn hart dat popelt. Ven. 't Mijn my overwinning tuyght.
Iun.
313[regelnummer]
Ik heb gedaen. Ghy moest u, Pallas, derwaert voeghen.Ga naar voetnoot313 Ga naar voetnoot313
Ven.
314[regelnummer]
Ik laet my gaerne met de laeste beurt ghenoeghen.Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Hoe is 't gegaen mê vrouw. Iuno. Ik gaf hem schier een' grauwGa naar voetnoot315
Ven.
316[regelnummer]
Hy raekt niet immers. Iuno. Houdt. Ven. Wat? ziet hy dan zoo nauw?Ga naar voetnoot316 Ga naar voetnoot316 Ga naar voetnoot316 Ga naar voetnoot316
317[regelnummer]
Zijn ampt vereischt het. En dewijl hy van ons luydenGa naar voetnoot317 Ga naar voetnoot317 Ga naar voetnoot317
318[regelnummer]
Beroepen is, en magh men dat niet quaelijk duyden.Ga naar voetnoot318 Ga naar voetnoot318 Ga naar voetnoot318
Iun.
319[regelnummer]
Het is Minerve, die ghy daer aankoomen ziet.
Pal.
320[regelnummer]
't En waere dat hy droomd', het stondt te dulden niet.Ga naar voetnoot320 Ga naar voetnoot320
Ven.
321[regelnummer]
Ik gae my spoeyen, om aen vonnis te geraeken.Ga naar voetnoot321 Ga naar voetnoot321
Iun.
322[regelnummer]
Mijn' zorgh is, dat ghy't niet zoo kort, als wy, zult maeken.
323[regelnummer]
Ik ducht wy zijn geweest ten besten niet beraên,Ga naar voetnoot323 Ga naar voetnoot323
324[regelnummer]
In het verblijven van een stuk zoo treflijk, aenGa naar voetnoot324 Ga naar voetnoot324 Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Een' jongman onbedacht, in 't gailste van zijn leeven.Ga naar voetnoot325 Ga naar voetnoot325
Pal.
326[regelnummer]
Zijn' rede, ducht ik, veel zijn' zinnen toe zal geeven.Ga naar voetnoot326 Ga naar voetnoot326
Ven.
327[regelnummer]
Ik heb het uytgestaen. Iuno. Een' wonderlijken lastGa naar voetnoot327 Ga naar voetnoot327
328[regelnummer]
Voor u doch. Pal. V en is 't niet nieuws. Ghy moght 'er vastGa naar voetnoot328
329[regelnummer]
Toe wennen, toen Vulkaan, met al dien hoop getakelsGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
Van yzer dun gesmeedt, u ving; en door de schaekels
331[regelnummer]
Aen 't heele hofgezin liet zien, in den zoldaet
332[regelnummer]
Zijn' armen. Ven Quelt my met mijn lief, en maekt my quaedt.
[pagina 380]
Ven.
327[regelnummer]
Ik heb het uytgestaen. Iuno. Een' wonderlijken last
328[regelnummer]
Voor u doch. Pal. V en is 't niet nieuws. Ghy moght 'er vast
329[regelnummer]
Toe wennen, toen Vulkaan, met al dien hoop getakels
330[regelnummer]
Van yzer dun gesmeedt, u ving; en door de schaekels
331[regelnummer]
Aen 't heele hofgezin liet zien, in den zoldaetGa naar voetnoot331 Ga naar voetnoot331
332[regelnummer]
Zijn' armen. Ven. Quelt my met mijn lief, en maekt my quaedt.Ga naar voetnoot332
Iun.
333[regelnummer]
Komt vonnis hooren. Ziet, de rechter is gezeeten.
Par.
334[regelnummer]
Om my te quijten, nae den dwang van mijn geweeten,Ga naar voetnoot334 Ga naar voetnoot334 Ga naar voetnoot334
335[regelnummer]
Kenn' ik, Godinnen; Iun' is maghtigh; vroom en wijsGa naar voetnoot335
336[regelnummer]
Is Pallas; Venus komt van schoonheidt toe de prijs.
Iun.
337[regelnummer]
O droomert! wat een hoon? maer ghy zult in uw waeken,Ga naar voetnoot337
338[regelnummer]
Wie ik ben, wat ik magh, (beloof ik) beter smaeken.Ga naar voetnoot338
Pal.
339[regelnummer]
Ik zal u, t' zijner tijdt, doen proeven, wat het schaedt,Ga naar voetnoot339 Ga naar voetnoot339 Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Te wezen onverzien van koenheidt en van raedt.Ga naar voetnoot340 Ga naar voetnoot340 Ga naar voetnoot340
341[regelnummer]
En deze bittre smaedt, met bittre wraeke boeten.Ga naar voetnoot341
Ven.
342[regelnummer]
Bey bitter, ik alleen' meer dan ghenoegh verzoeten.Ga naar voetnoot342 Ga naar voetnoot342
Par.
343[regelnummer]
Is dat een droom? ik zagh nojt waekende zoo veel.
Mer.
344[regelnummer]
Daer gaet hy heen. Wie ziet het eindt van dit krakkeel?
[pagina 382]
Pal.
339[regelnummer]
Ik zal u, t' zijner tijdt, doen proeven, wat het schaedt,
340[regelnummer]
Te wezen onverzien van koenheidt en van raedt.
341[regelnummer]
En deze bittre smaedt, met bittre wraeke boeten.
Ven.
342[regelnummer]
Bey bitter, ik alleen' meer dan ghenoegh verzoeten.
Par.
343[regelnummer]
Is dat een droom? ik zagh nojt waekende zoo veel.Ga naar voetnoot343
Mer.
344[regelnummer]
Daer gaet hy heen. Wie ziet het eindt van dit krakkeel?Ga naar voetnoot344 Ga naar voetnoot344
-
[tekstkritische noot]Opm.: de hier gepresenteerde tekst van Paris Oordeel is identiek aan die in Alle de gedrukte werken 1611-1738, deel 3, Gedichten 1636, blz. 171-181. Enkele aanpassingen waren echter noodzakelijk, veelal in verband met de andere zetspiegel van dit boek. Deze aanpassingen zijn:-de aanduiding tussen het versnummer en de tekst Iuno. is vervangen door Iun.;-alle abbreviaturen zijn opgelost;-in een aantal gevallen was het vers zó lang dat het nodig was twee regels ervoor te gebruiken;-de spatie vóór vraagtekens en uitroeptekens is weggelaten;-na een komma is steeds een spatie toegevoegd.
- voetnoot001
-
bestellen: bezorgen, leveren.
WNT, bestellen, 2135, met dit citaat; vgl. 217.
- voetnoot002
-
zucht: voorkeur, voorliefde.
Opm.: een onbevooroordeelde rechter dus!
- voetnoot002
-
dienstigh: geschikt.
Vgl. WNT, dienstig, 2554.
- voetnoot003
-
't fruyt: de vrucht.
Opm.: de gouden appel die aan de schoonste der godinnen toegekend moet worden.
- voetnoot004-005
-
gaet (... //) Voor harder: doet dienst [...] als herder.
Vgl. WNT, gaan, 79: gaan voor iets: er voor gelden; er voor doorgaan.
Opm.: volgens een bepaalde mythe zou Paris, zoon van Priamos, koning van Troje, als herder opgegroeid zijn.
- voetnoot004
-
hier ontrent: hier in de buurt.
Opm.: in het exemplaar van de druk van 1636 dat zich in The British Library bevindt onder signatuur c 131 g 14, staat in de rechtermarge naast de verzen 004-007 de volgende opmerking geschreven: ‘Num in Antandra, an in // Ida? vide Delrium ad Se- // necae Troad. V. 66. et ad // eundem locum Com. p. 423. // unde multa haurire est // ad hoc Paridis Judicium // spectantia.’ (Vert.: was het in Antandra of op de Ida? Zie Delrio, ad Seneca, Troades, 66 en zijn commentaar bij deze zelfde plaats, op bladzijde 423, waar veel te halen is dat betrekking heeft op dit Parisoordeel.)
Met Delrio wordt bedoeld M.A. Delrius' Syntagma Tragoediae Latinae in tres partes distinctum. Antwerpen, MDXCIII.
- voetnoot005
- fris en fraey: krachtig en flink.
- voetnoot006
-
En die zich des verstaet: en die daar verstand van heeft.
Vgl. WNT, verstaan, 613 sub b.
Opm.: des: daarvan, daarover (van oordelen over schoonheid); tweede naamval onzijdig van het aanwijzend voornaamwoord dat.
- voetnoot007
-
(Oft ... is 't): - of vergis ik [me]? Nee, hij is 't -.
Opm.: ronde haken in deze tekst hebben steeds de functie van gedachtenstrepen: vgl. o.a. 10, 15, 53, 62, 188, 215, 291.
- voetnoot009
-
Bezichtigh', en doe recht: [ons] zal bekijken, en [over] [ons] recht zal spreken.
Opm.: overspannen samentrekking (namelijk met verschil van functie) van ons uit 008.
Opm.: Bezichtigh' en doe: conjunctiefvormen met futuraal aspect.
- voetnoot010
-
doorgaends: altijd, immer.
Vgl. WNT, doorgaans, 2963-2964; TWH, doorgaends, met dit citaat.
- voetnoot011
- moght: zou kunnen.
- voetnoot011
-
onbescheidt: vermetelheid, drieste overmoed.
Vgl. WNT, onbescheid, 1034 sub c 1.
- voetnoot011-012
-
't hart (... //) Verheffen: hoogmoedig worden, hoovaardig worden.
Vgl. WNT, verheffen, 2455.
- voetnoot012
-
zoo hy vast ging: indien hij [er] zeker [van] was (zich er volkomen van bewust was).
WNT, vast, 653-654, met dit citaat.
Opm.: met andere woorden: dit alles zou kunnen gebeuren als Paris niet in een droomtoestand zou zijn: vgl. 343.
- voetnoot012-013
-
dat hy ... // ... overheden: dat hij dienst gedaan had [als] meerdere van en [als] rechter over de hemelse machten.
Opm.: in Hoofts tijd spraken de schepenen recht in de steden.
- voetnoot014
-
En licht: en [ook zou hij] wellicht [kunnen].
Opm.: vgl. 47, 59, 167, 185, 217.
- voetnoot014
- al 't geslacht van hier beneden: heel het geslacht van hier beneden (alle mensen).
- voetnoot015
-
maeghen: familieleden, bloedverwanten.
Opm.: vgl. 46.
Opm.: al in 14 krijgt een zwaar accent: als Paris daarmee besmet is, zal de rest wel volgen: ze nemen immers, als wezens van hetzelfde geslacht, gemakkelijk iets van elkaar over!
- voetnoot015
- hovaerdy: hoogmoed.
- voetnoot016
-
Vertoont hem onzen zin: Maak hem onze bedoeling duidelijk.
Opm.: Vertoont imperatiefvorm corresp. met ghy (010). Vgl. 20, 21, 62, 85, 195, 267, 316, 332.
- voetnoot017
-
Zijt (...) te vreed': [u] vindt [...] goed, [u] legt u er [...] bij neer.
Vgl. WNT, tevreeden, 1745; vgl. 34.
- voetnoot017
-
aellijken: geheel en al, volkomen.
WNT, aallijk, 22, met dit citaat.
- voetnoot018
-
Gaew': Laten we gaan.
Opm.: ontstaan door assimilatie uit gaen we.
- voetnoot018
-
in trouwe: waarachtig, voorzeker.
Opm.: in de tekst van de druk van 1704 is dit met een hoofdletter gespeld: In trouwe.
- voetnoot019
-
strikken: valstrikken.
Opm.: vgl. de uitdrukking bevangen door slaap.
- voetnoot020
-
al te suf: zeer warrige, verwarrende.
Vgl. WNT, al te, 66.
WNT, suf, 466, met dit citaat.
- voetnoot020
-
doet ooghen op, en hart: doe [je] ogen open en [stel] [je] hart [open].
Opm.: met hart wordt gemoed bedoeld; vgl. 239.
- voetnoot021
-
Op Paris: [Sta] op, Paris.
Opm.: hier voor het eerst valt de naam Paris: vgl. 5, 19.
- voetnoot022
-
wordt: wordt.
Opm.: subject bij deze enkelvoudige persoonsvorm is zy uit 21, dat verwijst naar eeuwge maght in 22.
- voetnoot022
- geviert: geëerd.
- voetnoot022
- met tooren: in toorn, in gramschap.
- voetnoot023
- dus: zo.
- voetnoot023
- achtbaerlijk: voornaam, eerbiedwaardig.
- voetnoot024
-
tuyght: getuigt, laat zien.
Vgl. WNT, tuigen, 3752; vgl. 206, 312.
- voetnoot025
- waepen: [een] wapen (wapens).
- voetnoot026
-
In (...) handt: in de hand van welke stoutmoedige vrouw.
WNT, mannin, 218, met verwijzing naar deze plaats.
- voetnoot026
-
voeghen: passen.
Opm.: vgl. 189.
- voetnoot027
-
bruydt: echtgenote
Vgl. WNT, bruid, 1625, sub 2.
Opm.: alomgevierde verwijst naar de universele macht van de liefde.
- voetnoot028
- ziet: straalt.
- voetnoot029
-
z': Ze.
Opm.: met elisie van e.
Opm.: dit pronomen verwijst ofwel nog naar Venus in 27, ofwel naar appel in 29. In het laatste geval zou er sprake zijn van een merkwaardige genusaanduiding, zeker gezien Hy in 30.
- voetnoot029
-
In myn' daegen: [Nog] [nooit] van mijn levensdagen.
Vgl. WNT, dag (I), 2222.
Opm.: de spelling myn komt ook voor in 254, 258 en 274; in alle vijfentwintig andere gevallen is de spelling, in de druk van 1636, mijn.
- voetnoot030
-
ooft: fruit.
Vgl. WNT, ooft, 2248: fruit, inzonderheid boomvruchten.
- voetnoot030
-
laegen: aanlagen [aan].
Opm.: vgl. 265.
- voetnoot031
-
vereert: als geschenk aangeboden.
Vgl. WNT, vereeren, 1725, sub 1.
- voetnoot031
-
der schoonste: [aan] de schoonste.
Opm.: der schoonste: datief.
- voetnoot032
-
eighent hem: eist hem [als haar eigendom] op.
Vgl. WNT, eigenen, 3999.
- voetnoot032
- Dies: Daarom.
- voetnoot032
- ontvliê: uit de weg gaat, voorkomt.
- voetnoot033
- Daer (...) uyt: waaruit.
- voetnoot033
- steuring: verstoring.
- voetnoot033
-
vreughdt: vreugde.
Opm.: vgl. de spelling vreughd in 117.
- voetnoot033
- moght: zou kunnen.
- voetnoot033
- Daer (...) uyt: waaruit.
- voetnoot033
- steuring: verstoring.
- voetnoot033
-
vreughdt: vreugde.
Opm.: vgl. de spelling vreughd in 117.
- voetnoot033
- moght: zou kunnen.
- voetnoot034
-
Te vrede zijn: vinden [zij] [het] goed, [dat].
Opm.: vgl. 17.
- voetnoot034
- De puntkomma achter Te vrede zijn leidt het volgende in, zoals een dubbelpunt in de moderne interpunctie.
(Vgl. Hermkens, Instructiegrammatica, §1.1.3, blz. 20-21.)
- voetnoot034
- hebb': moet hebben.
- voetnoot034
- dier: [degene] aan wie.
- voetnoot037
-
Wie dat de schoonste: wie de schoonste.
Opm.: dat is expletief (het heeft een hervattende functie); vgl. 97, 200, 207.
- voetnoot037
- oprechtelijk: eerlijk.
- voetnoot038
-
toeleggen: schenken, geven, bezorgen.
Vgl. WNT, toeleggen, 535-536.
Opm.: voor dezen appel is samengetrokken op dat ghy uit 36; voor toeleggen is samengetrokken zoudt uit 37.
- voetnoot041
-
vergaep zich: moet zich [niet] vergapen, moet [niet] met grote bewondering kijken [naar].
WNT, vergapen, 1928, met dit citaat.
- voetnoot042
-
Van zuyverlijke verw: met ['n] mooie teint.
Vgl. WNT, verf, 1791.
Opm.: men denke ook aan de uitdrukking zijn verf verliezen in de betekenis zijn kwaliteit, schoonheid verliezen: vgl. WNT, verf, 1787.
- voetnoot042
-
op 't voeghelijkst: op de meest harmonische wijze.
WNT, voeglijk, 206-207, met dit citaat.
- voetnoot042
- besneeden: gevormd.
- voetnoot043
- flukzen: flinke.
- voetnoot043
-
standt: houding.
WNT, stand, 646-647, met dit citaat.
- voetnoot043
- lodderlijk: bekoorlijk, lief, vriendelijk.
- voetnoot043
-
gelaet: voorkomen, manier van doen.
Vgl. WNT, gelaat, 1026; vgl. 101, 263.
- voetnoot044
-
vaet': in zich zal opnemen.
WNT, vatten, 931, met dit citaat.
Opm.: vaet': coniunctief praes. van vaten.
Vgl. WNT, vatten, 918: in de 17e eeuw overweegt in het begin nog vaten, op het einde echter vatten.
- voetnoot045
- braeve: kloeke.
- voetnoot045
-
swier van tredt: statige wijze van lopen.
Opm.: de statige wijze van lopen van Juno is spreekwoordelijk in de Lat. litteratuur: vgl. Vergilius, Aeneis, 1, 46-47: Ast ego, quae divum incedo regina, Iovisque // et soror et coniunx ...: Maar ik, die statig voortschrijd als koningin der goden, die van Jupiter zowel de zuster als de echtgenote ben ....
- voetnoot045
- aerdt van schepterdraeghen: [de] natuurlijke wijze van heersen.
- voetnoot046
-
aenvalt: ten deel valt.
WNT, aanvallen, 426, met dit citaat.
- voetnoot046
-
maeghen: familieleden, bloedverwanten.
Opm.: vgl. 15.
- voetnoot047
- praelt: pronkt.
- voetnoot048
- niet by (...) haelt: niet vergeleken kan worden met.
- voetnoot050
- dapperheidt van geest: stoutmoedigheid.
- voetnoot050
-
jaghten: streven, jachtmaken [op].
WNT, jachten, 92 sub 2, met dit citaat; TWHn, jaghten, met dit citaat.
- voetnoot051
- Met heeten yver: met vurig verlangen.
- voetnoot052
- Als naer het opperschoon: als naar de hoogste [vorm] [van] schoonheid.
- voetnoot052
-
Dit: Dit.
Opm.: hiermee is bedoeld gezagh en heerschappy uit 51.
- voetnoot053
- uytgezeit: uitgezonderd, behalve.
- voetnoot055
-
zaedt: nageslacht, geslacht.
Opm.: Juno is zowel godin van het huwelijk als echtgenote van Juppiter, die de vader der mensen is.
- voetnoot058
-
slingerliefd: vluchtige liefde, wispelturige liefde.
WNT, slingerliefde, 1798, met dit citaat; TWHn, slingerliefd, met dit citaat.
- voetnoot059
-
lastren: honen.
Opm.: vgl. 172.
- voetnoot059
-
lichter: gemakkelijker.
Opm.: vgl. 14, 47, 167, 185, 217.
- voetnoot060
- vooghdes: heerseres.
- voetnoot061-062
-
zoo kleen een' loover // Van haeve: 'n zozeer gering bezit.
WNT, loover, 2919, met dit citaat.
- voetnoot062
-
oft mijn aêm en gaet der over: of mijn adem gaat er over[heen].
Vgl. WNT, adem, 791, en WNT, supplement, adem, 396.
Opm.: dit vers vormt met 61 'n zgn. balansconstructie.
Opm.: Juno bedoelt: of ík heb me daar van nabij mee bemoeid.
Opm.: en is ontkenningspartikel. Toch is er in deze zin oft ... over geen sprake van een directe ontkenning maar slechts van een ontkennende strekking (oft = als niet). Het gebruik van en hangt veeleer samen met het gebruik van so, in combinatie met een ontkenning, in de hoofdzin; dit gebruik van het ontkenningspartikel is beschreven in onder andere Stoett 1923, 157-158, alwaar als voorbeeld uit het Middelnederlands: Nyemant en is so quaet of hi en crighet berou. (Stoett 1923, § 123, opmerking I). Vergelijk Hogenhout-Mulder 1983, 83-85.
- voetnoot064
- gewoudt: macht.
- voetnoot065
- ongunstigh: niet goedgezind.
- voetnoot066
-
ik zeghen: ik zegen.
Opm.: het vraagteken achter zeghen in de tekst van 1636 moet een drukfout zijn; het komt niet voor in de druk van 1704.
- voetnoot069
-
En loopen 't achter aen: en lopen 't achterna, proberen 't te krijgen.
WNT, achteraanloopen (supp.), 340, met dit citaat.
- voetnoot070
- zoldt: soldij.
- voetnoot070
- koopt (...) uyt: lokt [...] met geld weg.
- voetnoot070
- knechten: soldaten.
- voetnoot071
-
kroesch: vurig, opgewonden.
WNT, kroes, 307, met dit citaat.
- voetnoot071
-
tergher: trotseerder.
Vgl. WNT, tergen, 1569 sub 4.
Opm.: dit vers vormt met 72 'n zgn. balansconstructie.
- voetnoot075
-
Vernaemtheidt: Roem.
Vgl. WNT, vernaamd, 1517; vgl. 114.
- voetnoot076
-
Voortreflijkheidt: [het] vooraanstaand zijn, voornaamheid, aanzienlijkheid.
Vgl. WNT, voortreffelijkheid, 739.
- voetnoot076
-
gebiedt: macht.
Vgl. WNT, gebied, 407.
- voetnoot076
-
vernoeghen: bevredigen, verzadigen.
Vgl. WNT, vernoegen, 1656.
- voetnoot077
-
heerlijk: verheven, aanzienlijk, luisterrijk.
Vgl. WNT, heerlijk, 365-366.
- voetnoot078
-
Wat lieflijkheidt van lust: Welk heerlijk genot.
Opm.: in de vertaling: omzetting van kern en bepaling.
- voetnoot078
-
der menschelijker zinnen: van de menselijke zintuigen.
Opm.: bijv. nabepaling bij Wat (...) lust (78).
- voetnoot079
-
voorstaet: voor [de geest] staat [als].
Vgl. WNT, voorstaan, 445.
- voetnoot079
-
ondieft: ter dege; wis en waarachtig.
WNT, ondieft, 1538, met dit citaat.
Opm.: het WNT geeft dit citaat in de context van onbehoorlijk, gemeen, bijster, als bijwoord van graad. Volgens ons valt ondieft hier echter veeleer in hetgeen het WNT onder 3., kolom 1538, vermeldt: adverbiaal gebruik in de zin van ter dege, zeer mooi.
- voetnoot080
-
kiesch: kieskeurig.
WNT, kiesch, 2803, met dit citaat.
- voetnoot081
-
't: het.
Opm.: verwijst naar geldt in 80.
- voetnoot081
- onbevalligh: grof, ruw.
- voetnoot082
- spieren: vlees, spieren, vel.
- voetnoot082
-
uytgeteert: verzwakt, slap geworden, gerimpeld.
Vgl. WNT, uitteren, 1975-1977.
- voetnoot082
-
overtalligh: overgroot, overtalrijk.
WNT, overtallig, 2106 sub 3, met dit citaat; TWH, overtalligh, met dit citaat.
- voetnoot083
- spottelijker geest: ['n] bespottelijk verstand.
- voetnoot084
-
reukeloos: lichtzinnig.
Vgl. WNT, reuk(e)loos (II), 547-548, sub 1, en WNT, roekeloos, 700-701, sub I, 1.
- voetnoot084
-
overslobt: bezoedeld [met], overgoten [door].
WNT, overslobben, 2017, met dit citaat; TWH, overslobt, met dit citaat.
- voetnoot085
- Dies: Daarom.
- voetnoot085
- oft: of (tenzij [u] [zich]).
- voetnoot086
-
genaeden: gunsten, beloningen.
Opm.: vgl. 254.
- voetnoot087
- Daer tegens: Daarentegen.
- voetnoot089
-
en 't geldt: en het geld.
Opm.: een merkwaardige nevenschikking; en 't geldt moet gelezen worden als een nogal sarcastische aanvulling-tussenhaakjes van De koningin.
- voetnoot092
-
De waerheidt: de waarheid.
Opm.: waerheidt is vrouwelijk; daarom moet hy in deze regel wel een drukfout zijn voor zy, hoewel beide oude drukken hy hebben. Maar als we zy lezen, kan dat weer veel natuurlijker opgevat worden als verwijzing naar Juno in plaats van naar waerheidt; bij een verwijzing naar waerheidt zou bovendien in 093-095 een zeer complexe beeldspraak ontstaan. Deze gissing van een drukfout stamt van Bilderdijk.
Opm.: Stoett heeft hier zy.
- voetnoot092
-
bekent: erkent, toegeeft, te kennen geeft.
Opm.: vgl. 200, 205.
- voetnoot093
-
vermaen: vermaning, waarschuwing, aansporing.
Vgl. WNT, vermaning, 1089.
- voetnoot093
-
te wijzen: [vonnis] te wijzen.
Opm.: woordspelingen met de stam wijs: wijsselijk en wijzen in 093; wijsheidt in 094.
- voetnoot094
-
Dat zy ... alle prijzen: dat zij (Juno) door [de] wijsheid de hoogste prijs probeert te verwerven.
Opm.: deze wijsheidt nu is iets wat alleen Pallas hem kan schenken.
Opm.: de bewering van Pallas dat zelfs Juno moet wijken voor wijsheidt, stoelt op Juno's eigen woorden, in de tweede vershelft van 085: Dies oordeelt niet, oft wilt u wijsselijk beraeden.
Opm.: met den prijs van alle prijzen ('n omschrijvend equivalent van de gen. superlativus) wordt de gouden appel bedoeld.
- voetnoot095
- Met den welken wordt bedoeld den prijs van alle prijzen.
- voetnoot097
-
In wie van ons dat blijkt: In wie van ons [de schoonheid] blijkt.
Opm.: dat is hier expletief; vgl. 037, 200, 207.
- voetnoot097
-
t'overtreffen: uit te blinken.
Opm.: intransitief werkwoord; geïmpliceerd subject hierbij is de schoonheidt.
- voetnoot099
- niet met al: volstrekt niet.
- voetnoot100
-
schoonheidts meeste val: de opperste vorm van schoonheid.
Vgl. WNT, val, 245: zwier, aangenaamheid; TWH, val, met dit citaat: harmonische bevalligheid; vgl. 252.
Opm.: de letterlijke vertaling de opperste (meest harmonische) bevalligheid van schoonheid is voor het huidige Nederlands onduidelijk.
- voetnoot101
-
gelaet: houding
Opm.: vgl. 043, 208, 263.
- voetnoot101
- dat lastigh is t' aenschouwen: waar je nauwelijks naar durft te [blijven] kijken.
- voetnoot102
-
kraft: kracht, geweld; list.
TWH, kraft, ad 2, met dit citaat: list.
Opm.: Bilderdijk heeft dit verband met het Engelse craft gelegd; deze betekenis list komt echter in het WNT niet voor.
Opm.: vgl. 211.
- voetnoot102
-
staetlijkheidt: voornaamheid [van houding], waardigheid.
WNT, staatlijkheid, 387, met dit citaat.
Opm.: de verzen 101-102 hebben betrekking op Juno's schoonheid zoals die door Pallas gezien wordt. In 103-104 bespreekt zij in soortgelijke, pejoratieve bewoordingen Venus' schoonheid.
- voetnoot103
-
glujrooghen: lonkende ogen.
WNT, gluuroogen, 171, met dit citaat.
- voetnoot103
-
gail': geile.
Opm.: vgl. 159, 325.
- voetnoot103
- weekelijke: weekmakende.
- voetnoot103
- zeên: gedragingen.
- voetnoot104
- manhaftigh: dapper.
- voetnoot104
-
laster: schande; ondeugd[en].
Vgl. WNT, laster, 1124, sub 5.
- voetnoot104
- slibbren deên: lieten uitglijden.
- voetnoot105
-
rustigheidt: bevalligheid, kalmte, ingetogenheid.
WNT, rustigheid, 1921, met dit citaat; TWHn, rustigheidt, met dit citaat.
- voetnoot105
-
van vloeyende manieren: van [een] evenwichtig (harmonisch) gedrag.
Vgl. WNT, vloeiend, 2227 sub 5a.
Opm.: zie over Pallas' deugden de inleiding.
- voetnoot106
- eerlijk: van eer blijkgevend, eerbaar.
- voetnoot106
-
opzicht: oogopslag.
Vgl. WNT, opzicht, 1415, sub 3b: Juno ..., Trots van opzicht en gelaet.
- voetnoot106
-
't koen: de dappere (onverschrokken) [oogopslag].
Vgl. WNT, koen, 4960.
Opm.: het WNT geeft dit citaat in kolom 4962, in de context van hoogmoedig. Er is hier echter geen sprake van een pejoratieve lading van koen.
- voetnoot106
-
't goedertieren: de lankmoedige [oogopslag].
Vgl. WNT, goedertieren, 349-350.
Opm.: een dergelijke oogopslag, dapper en lankmoedig, is een uiting van de deugd ‘sterkte’. Zie over de deugden de inleiding.
- voetnoot107
- dit: dit [opzicht], deze [oogopslag].
- voetnoot107
-
makzel: bouw, vorm.
Opm.: vgl. 186.
- voetnoot108
- by: vergeleken met.
- voetnoot109
- deughd: deugdzaamheid.
- voetnoot109
-
goeddaedigheidt: mildheid, genade.
WNT, goeddadigheid, 340, met verwijzing naar deze plaats.
- voetnoot109
-
vroomheidt: sterkte, kracht van geest, moed.
Vgl. WNT, vroomheid, 948.
- voetnoot109-110
-
Welke dingen // Doorluchtigh: [En] [juist] deze verheven zaken.
Opm.: relatieve aansluiting.
- voetnoot110
- hemelhovelingen: bewoners van de hemel.
- voetnoot112
-
klaerheidt: helderheid.
Vgl. WNT, klaarheid, 3244.
- voetnoot113
-
zy: zij.
Opm.: zy verwijst naar kroon in 112.
Opm.: vgl. 024.
- voetnoot113
- leevend: flonkerende, beweeglijke.
- voetnoot114
-
vernaemtheidt: roem, vermaardheid.
TWH, vernaamtheit, met dit citaat.
Opm.: vgl. 075.
- voetnoot115
- looze: bedrieglijke, ijdele.
- voetnoot115-116
- In maer (...) nemmermeer is Door rijkdoom, wordt, en gewonne' uit vers 114 samengetrokken.
- voetnoot116
-
licht: schittert.
Opm.: hier met duratief aspect: blijft schitteren.
- voetnoot117
-
vreughd: vreugde.
Opm.: vgl. spelling vreughdt in 033.
- voetnoot117
- hart: [een] geest.
- voetnoot117
-
en, van verstande, sneedigh: en [die] vlug (scherp) van verstand [is].
Vgl. WNT, snedig, 2283, sub 3.
- voetnoot118
-
Doch: toch.
Opm.: uyt sluit aan bij schept (117).
- voetnoot118
-
blaes geruchts: ademstoot van faam.
WNT, blaas (I), 2758, met verwijzing naar deze plaats.
Opm.: Faam blaast op een trompet (vgl. geschal in 126).
Opm.: geruchts heeft betrekking op vernaemtheidt uit 114 en looze schijn van lof uit 115.
- voetnoot118
-
van loutre waerheidt leedigh: [die] zonder zuivere (onbezoedelde) waarheid [is].
Vgl. WNT, louter, 3089, sub 4.
Opm.: van loutre waerheidt leedigh is hier een bijvoeglijke bepaling bij een blaes geruchts; naar de binnenbouw is deze bepaling een verholen participiumconstructie: van loutre waerheidt leedigh [zijnde].
- voetnoot119
-
't pit: de kern, het wezenlijke.
Vgl. WNT, pit, 2016.
- voetnoot119
-
't gemoedt: het innerlijk [van de mens].
WNT, gemoed, 1431, met dit citaat.
Opm.: vgl. 170.
- voetnoot120
-
Wat kittlings uyterlijk: enige oppervlakkige prikkeling.
Opm.: uyterlijk is hier een adjectief in postpositie, geen bijwoord.
- voetnoot121
-
Een' onbesleepen geest: [aan] een onbeschaafd vernuft.
WNT, onbeslepen, 1054, met dit citaat.
- voetnoot121
-
zinnen: opvattingen, inzichten.
Opm.: vgl. de andere betekenissen van zin in 016, 226, 260, 326; vgl. ook Zwaan 1962.
- voetnoot121
-
stijf verbetert: [die] op volhardende wijze verrijkt [zijn].
Opm.: vgl. 133, 243.
- voetnoot122
-
een vernuft te recht doorwetert: een vernuft dat ten volle doordrenkt is.
WNT, doorwateren (II), 3104, met dit citaat.
Opm.: de e in doorwetert is Noordhollands.
- voetnoot123
-
In 't vlugge paerdt zijn' bron: [van het water] van de bron van het gevleugelde paard.
Vgl. WNT, vlug, 2513: Mijn tong en laapten noyt de Bron van 't vlugge paerd (Bredero).
Opm.: 't vlugge paerdt is Pegasus, een veelvuldig voorkomend symbool van dichterlijke inspiratie.
- voetnoot124
-
ydle tuytery: leeg (zinloos) gepraat (geleuter).
WNT, tuiten (II), 3992, met dit citaat.
- voetnoot125
-
't: het.
Opm.: dit wijst vooruit naar Dat ongerijmt ... nooten in 126.
- voetnoot125
-
tughtigh: verstandig, kies, eerbaar.
WNT, tuchtig, 3677, met dit citaat; TWH, tughtigh, met dit citaat.
- voetnoot125
-
heeft verdrooten: is onaangenaam geweest.
Vgl. WNT, verdrieten, 1442.
- voetnoot126
-
ongerijmt: zonder tekst, zonder woorden.
Vgl. WNT, rijmen (II), 335, I,1,a.
Opm.: dit woord is synoniem met enkle in dit vers.
Opm.: het woord geschal verwijst naar het geluid van het gerucht (118).
- voetnoot126
-
enkle zang van nooten: louter klinkklank.
Vgl. WNT, enkel (II), sub 6: Waar niets anders bijkomt; met niets anders gemengd; door niets anders gematigd.
- voetnoot127
-
nae: naar.
Opm.: vgl. 136, 170, 272, 334.
- voetnoot127
-
der eeren top: de hoogste eer.
Opm.: in de vertaling: omzetting van kern en bepaling.
- voetnoot128
-
't Geweeten: het geweten, het inzicht [in goed en kwaad].
Vgl. WNT, geweten, 2073: Het ingeschapen vermogen om het onderscheid tusschen goed en kwaad te beseffen.
Opm.: de behandeling van dit woord in het WNT is nogal aan de magere kant.
- voetnoot128
-
dichter: dichter.
Opm.: dichter is een bijstelling bij 't Geweeten. Het geweten wordt voorgesteld als een dichter; in 134 heeft het ook een eigen luit. De dichter (of dichter-redenaar) werd beschouwd als degene die bij uitstek inzicht in deugd had. Hiermee hangt samen, dat Pallas de godin van de dichtkunst is.
Opm.: op zichzelf kan dichter ook een apostrophe zijn, 'n zich richten tot 'n afwezige persoon of personificatie, of een aanspreking voor Paris; deze interpretaties komen mij als onwaarschijnlijker voor dan de bovenstaande. Mijn interpretatie sluit ook beter aan bij de metafoor van 122-123.
- voetnoot128
-
zingt dan andre stukken op: laat dan andere stukken opklinken.
Opm.: andere dan de muziek waarvan melding wordt gemaakt in 126.
Opm.: ook elders stelt Hooft enkle zang van nooten als tekortschietend naast zang die gebruik maakt van (lerende)
woorden: waant yemandt dat hy (de Zanger aan het hof van Agamemnon) alleen gezongen, oft dat de klank van een welgehandelde luit haar dien moedt ingesprooken heeft? Woorden zijn daar by geweest, en reedenen (...).
(Over de Waardigheidt der Poëzy, Alle de gedrukte Werken, 8, 575.)
- voetnoot129
- uyterlijk: uiterlijk, extern, oppervlakkig.
- voetnoot130/131
-
trompetten, trommen, // En aller snaeren klank: trompetten, trommen, en [het] geluid van alle snaren (snaarinstrumenten).
Opm.: deze woordgroep vormt een bijstelling bij 't uyterlijk gekrijsch van lof: gekrijs, voortgebracht door (bestaande uit het geluid van) blaas-, slag- en snaarinstrumenten.
- voetnoot130
-
verdooven: overstemmen, overtreffen.
Vgl. WNT, verdooven, 1338.
Opm.: subject van verdooven is het betrekkelijk voornaamwoord Die in 129, waarvan het antecedent andre stukken uit 128 is: de stukken die het geweten laat opklinken, overstemmen het uiterlijk gekrijs van lof.
Opm.: de interpretatie waardoor 't uyterlijk gekrijsch van lof ... // ... klank, als nevenschikking, subject wordt van verdooven en Die object, lijkt ons onwaarschijnlijk: Pallas zou dan beweren dat de muziek van het geweten overstemd wordt door uiterlijke, oppervlakkige loftuitingen, terwijl toch het luisteren naar de stem van het geweten een conditio sine qua non is voor alles wat Pallas te bieden heeft: deughd, goeddaedigheidt en vroomheidt. De door ons geprefereerde interpretatie heeft nogal wat consequenties voor een aantal voordbetekenissen in de directe context, bijvoorbeeld kindsch in 132 en klaerheidt in 133.
- voetnoot130
-
met hun brommen: met hun [weidse] zang.
WNT, brommen (I), 1510 sub a, met dit citaat.
Opm.: met hun brommen is bijwoordelijke bepaling bij verdooven.
Opm.: hun verwijst naar andre stukken in 128.
Opm.: brommen betekent hier twee dingen tegelijk: zowel lage tonen voortbrengen (orgelbassen tegenover de hoge tonen van het uiterlijk gekrijs) alsook een fraaie, grootse klank geven. Het WNT plaatst het citaat in het kader van de laatste betekenis (WNT, brommen (I), 1510, sub 2a): dit brommen wordt gebruikt van iemands daden, naam en eeretitels enz.. Strict genomen is hier echter, althans in onze interpretatie, andre stukken logisch subject van brommen, zodat het citaat, eerder dan onder 2a, onder 2b hoort: gebruikt van gezongen of gesproken verzen of woorden. Bovendien ligt in het WNT sub 2a de nadruk op het pejoratief gebruik van brommen: schetteren, grootsch klinken, een nuance die onder 2b afwezig is.
Als men toch de pejoratieve betekenis prefereert, dan moet hun verwijzen naar trompetten, trommen, // En aller snaeren klank en dan moet met hun brommen gelezen worden als bijvoeglijke bepaling bij trompetten, trommen, // En aller snaeren klank of als bijvoeglijke bepaling bij 't uyterlijk gekrijsch van lof, trompetten ... // ... klank. Ook de eerste betekenis van brommen, namelijk een dof geluid maken, lage tonen voortbrengen, blijft hier in het spel, vooral bij trommen. De betekenis van 129-131 wordt dan: het uiterlijk gekrijs van lof, voortgebracht door blaas-, slag- en snaarinstrumenten, wordt, met al hun gebrom, overstemd door de muziek die het geweten laat opklinken.
- voetnoot131
-
kindsch: kinderlijke, naïeve.
Opm.: dit refereert aan enkle zang van nooten uit 126.
- voetnoot131
-
Cythar: zither.
Opm.: Hooft bedoelt waarschijlijk een psalter met toets, dat slechts drie tot zes melodiesnaren had. Hij kan hier niet doelen op het instrument dat wij nu citer, cister of sitole noemen, omdat dit instrument sterk verwant is aan de ‘Luyt’ - in tegenstellend verband genoemd in 134 -, die van acht tot meer dan twintig melodiesnaren telde.
(Zie Theo Willemze, Muziekinstrumenten, 1966, 73-80.)
- voetnoot131
- geweldt: kracht, macht.
- voetnoot132
-
mondigh: mondig, macht over zichzelf hebbende, niet meer onder een voogd staande.
Vgl. WNT, mondig, 1071.
Opm.: deze betekenis heeft hier de voorkeur: mondigh wordt hier immers tegenstellend gebruikt ten opzichte van kindsch in 131. Natuurlijk speelt ook mee de betekenis die het WNT vermeldt in kolom 1072, sub 3: een mond hebbende; dit geldt immers ook voor orgelpijpen!
- voetnoot132
-
keelen: kelen.
Opm.: metaforisch gebruikt voor orgelpijpen.
- voetnoot132
- smelt: [weg]smelt.
- voetnoot133
-
klaerheidt: helderheid, ondubbelzinnigheid.
Vgl. WNT, klaarheid, 3244, sub 8, d en e.
Opm.: dit woord kan zowel op de sfeer van het visuele als op die van het auditieve betrokken worden; Hooft speelt hier met beide interpretaties. Misschien betekent het hier vooral - in relatie met kindsch in 131 en enkle zang van nooten in 126 -: enkelvoudigheid, naïeveteit.
- voetnoot133
-
stijver: standvastiger, vasthoudender.
Vgl. WNT, stijf (II), 1608, sub 13; vgl. 121, 243.
- voetnoot133
-
verduystren: dof van klank maken, overstemmen.
Opm.: vgl. WNT, verduisteren, 1560: verduisteren komt incidenteel ook voor in verband met de auditieve waarneming.
- voetnoot134
-
zoo: zo.
Opm.: sluit aan bij Dat in 136.
- voetnoot134
-
Luyt: luit.
Opm.: de luit is symbool van de lyrische dichtkunst; de muze van de lyriek, Melpomene, wordt vaak met een luit afgebeeld.
Opm.: vgl. 128, het geweten als dichter.
- voetnoot135
-
gewrochte deughd: deugdzaamheid die zich metterdaad heeft geuit.
Opm.: gewrochte: metathesis van r en klinkerverandering.
- voetnoot135
- waeren lof: lof die gefundeerd, terecht, is.
- voetnoot135
- ghewaeght: melding maakt, spreekt [over].
- voetnoot136
-
het: het.
Opm.: dit verwijst naar 't Geweeten uit 134.
- voetnoot136
-
uytheemschen: vreemde.
Opm.: dit wil zeggen: [lof] van anderen.
Opm.: Pallas bedoelt: indien het geweten over daadwerkelijke deugdzaamheid en de daarin gefundeerde lof spreekt, dan heeft het stof tot nadenken en poëzie genoeg, en dan heeft het geen behoefte aan andermans loftuitingen over die daden.
Opm.: Deze opvatting komt al vrij vroeg in het werk van Hooft voor:Eer is het lof des Deuchts; maer hier is niet te settenDe wanckelbaere roep des vollix licht als wint,Tegen het braef gecrijs, en t' stadich lof-trompettenVan u vernoecht gemoet, daer Deucht haer Eere vint.
(Weet yemant beter saus als honger tot de spijsen, van 23 november 1603, Stoett I, blz. 32.)
- voetnoot137
- alle: alle [deugden].
- voetnoot137
- haer': hun.
- voetnoot137
-
eerlijkheidt: eervolheid, heerlijkheid.
Vgl. WNT, eerlijkheid, 3915.
- voetnoot138
- met sieraedt van zulk een' schoonheidt: met [de] pracht van zulk een schoonheid.
- voetnoot139
- voorzienigheidt: wijze voorzorg; voorzichtigheid.
- voetnoot139
- vroomheidt: dapperheid, sterkte, krijgsmoed.
- voetnoot139
- geluydt: grootse klank, roem.
- voetnoot140
-
haere: hun.
Opm.: namelijk van voorzienigheidt en vroomheidt.
- voetnoot140
- wijdluchtigh: wijd en zijd.
- voetnoot142
-
Door dien: doordat.
Opm.: Door dien komt uit door en de 3de naamv. van dat.
- voetnoot142
-
haer raedt en daedt: hun inzicht en daadkracht.
Opm.: inzicht heeft betrekking op voorzienigheidt, daadkracht op vroomheidt.
- voetnoot143
-
En niet ... baet: en niet de ene of de andere, ten dele, tot voordeel strekken. (de één wel, de ander niet.)
Vgl. WNT, stuksgewijze, 374, sub 2.
Opm.: de constructie wordt duidelijker als men zich realiseert dat het gezegde baet doen luidt.
Opm.: stuk voor stuk: zonder op het geheel, het algemeen belang, te letten.
- voetnoot144
-
aen haer staet: van hen afhangt.
Opm.: met haer zijn de deugden bedoeld, genoemd in 139.
Opm.: vgl. ook het vrijwel identieke vers 231.
- voetnoot145
- Zoo: Als, indien.
- voetnoot145
- heerschappy: regering, bewind.
- voetnoot145
- gloory: glans.
- voetnoot145
- omhangen: bekleed.
- voetnoot146
-
dankk' 'er: danke daar.
Opm.: dankk': met merkwaardige dubbele k.
- voetnoot146
-
deze: deze.
Opm.: deze is hier Pallas zelf.
- voetnoot146
- zy: zij (die heerschappy).
- voetnoot146
- z': ze (deze glans).
- voetnoot147
- Wat is ter wereldt doch: Wat is (bestaat) [er] immers in de wereld.
- voetnoot147
-
wijs beleidt: wijs beleid.
Opm: wijs beleid is een aspect van voorzienigheidt uit 139.
- voetnoot148
-
onvertsaeght bestaen van de grootmoedigheidt: [het] onverschrokken werk van de dapperheid.
Vgl. WNT, bestaan (I), 2099.
Opm.: vergelijk de uitdrukking hij bestaat het om ....
Opm.: Veenstra (Ethiek en moraal, blz. 45) noemt - in navolging van Piccolomini - de grootmoedigheid: de schitterende tooi van alle deugden, zonder deze kan zij niet bestaan.
grootmoedigheidt moet hier dan beschouwd worden als een aspect van vroomheidt uit 139.
- voetnoot149
- als gheschaepen: omdat [hij] [immers] geschapen [is].
- voetnoot150
-
Ten hooghen handtgebaer: voor de verheven [wapen]oefening.
WNT, handgebaar (I), 1947, met dit citaat; TWH, handtgebaar, ad 2, met dit citaat.
Opm.: achter handtgebaer is samengetrokken: van waepen.
- voetnoot150
-
werklijkheidt: behandeling, hanteren, gebruik.
TWH, werklijkheidt, met dit citaat.
Opm.: in tegenstelling met wapenoefening betekent werklijkheid volgens het WNT het effectief gebruiken er van in het ernstig gevecht (WNT, handgebaar, 1947).
- voetnoot151
-
lof: lof, gefundeerde lof.
Opm.: vgl. 135: waeren lof.
- voetnoot151
- laster: hoon, blaam, schande.
- voetnoot152
-
En: en.
Opm.: die uit 149 moet na en hervat worden.
- voetnoot152
-
kommer: inspanning, moeite.
Vgl. WNT, kommer, 5221.
- voetnoot153
-
Magh alles over: overwint alles, heeft alles in zijn macht.
WNT, overmogen, 1907, met dit citaat; TWHn, overmoghen, met dit citaat.
Opm.: de tweede voorwaarde is dus het in die situatie handelen als Hercules, hier in zijn hoedanigheid van deugdheld.
- voetnoot153
- klingen: zwaarden.
- voetnoot154
-
't strijdbaer yzer: 't strijdlustig (vechtlustig) zwaard.
Vgl. WNT, strijdbaar, 19.
- voetnoot155
-
Niet: [Denk] niet.
Opm.: ellips; vgl. 201.
- voetnoot155
-
troon: [probeer] [te] verlokken, inpalmen, paaien.
WNT, troonen (I), 3247, met dit citaat.
- voetnoot156
-
Deughd is ... waerde loon: Deugd zelf is haar [eigen] kostbare beloning.
Opm.: waerde is hier een adjectief; vgl. 278.
Opm.: zie voor deze gedachte de inleiding.
- voetnoot157
- zoo: indien.
- voetnoot157
-
vereert: eer aandoet, hulde brengt.
Vgl. WNT, vereeren, 1727.
Opm.: eer aandoen door haar de prijs toe te kennen.
- voetnoot157
-
die deughden: die deugden.
Opm.: voorzienigheidt en vroomheidt uit 139.
- voetnoot157
-
eeren: eer aandoen.
Vgl. WNT, eeren, 3904, sub 3.
- voetnoot158
- haer: hen (die deughden).
- voetnoot159
-
Wie ... oft geil: Wie meer geneigdheid tot hen (de deughden) bezit dan [dat] [hij] begerig [naar bezit] of wellustig [is].
Opm.: door middel van gierigh krijgt eerst Juno een veeg uit de pan; door geil daarna Venus.
Opm.: voor geil, vgl. 103, 325.
- voetnoot160
-
Dien ... heil: aan die geef ik van mijn kant (als beloning) hen (de deugden) tot zijn nut, met [al] hun gelukkigmakende uitwerkingen.
Vgl. WNT, geven (II), 1938; vgl. WNT, best (II), 2098; TWH, weder, met dit citaat.
Opm.: het WNT geeft als omschrijving van iets ten beste geven (WNT, geven (II), 1938); eigenlijk: iets geven ten voordeele van anderen, vaak met het denkbeeld ten algemeenen nutte, met betrekking hetzij tot den staat, hetzij tot een kleineren kring waartoe men behoort. Als adverbiale bepaling van graad kan ten besten ook betekenen: in de hoogste mate, in den hoogsten graad (WNT, best (II), 2096).
Opm.: het TWH merkt op, dat het woord weder volgens Bilderdijk hier betekent van mijne zijde.
- voetnoot161/163
-
Lief is my (... // ... // ...) pleyt: [Het] is mij aangenaam [...] pleit.
Opm.: Venus zet haar pleidooi - en haar aanval! - in (na het woord lief gebruikt te hebben!) et het vermelden van twee groepen mensen tot wie haar betoog zeker niet gericht is: kindsheidt onervaeren en ouwdtheidt af van jaeren (161-162).
- voetnoot161
-
voor: ten overstaan van.
Opm.: zie ook 173.
- voetnoot161
- kindsheidt onervaeren: onervaren jeugd.
- voetnoot162
-
Daer rijpheidt mangelt: aan wie rijpheid ontbreekt.
Opm.: vgl. 325.
Opm.: blijkens 167-171 is dit een groepering waarop Pallas - volgens Venus althans - meer vat heeft.
- voetnoot162
-
af: af[geleefd].
Opm.: af vormt met van jaeren een samenkoppeling: door [vele] jaren afgeleefd.
- voetnoot163
- Welk': aan wie.
- voetnoot163
-
oordeel ... begeven: [aan wie] oordeelsvermogen, geheugen en verstand [beginnen] [te] ontvallen.
Opm.: blijkens 164-166 is de ouwdtheidt af van jaeren een groepering die zich meer tot Juno aangetrokken voelt.
- voetnoot164
-
voordeel: voordeel, baat.
Opm.: voordeel in verband met de uitslag van de zitting.
- voetnoot164
-
haer' Majesteyt: Hare Majesteit (Juno).
Opm.: vgl. 305.
- voetnoot165
-
By: met.
Opm.: Venus bedoelt: indien een grijsaard vonnis moest vellen over ons.
- voetnoot165
-
de zorghelijke schatten: de zorgverwekkende bezittingen.
Opm.: geld en ander materieel bezit.
- voetnoot166
- Meest: 't begerigst, 't felst.
- voetnoot166
- als hy ... minste vatten: wanneer hij er [zich] 't minst meester van kan maken.
- voetnoot167
-
lichtelijk: gemakkelijk.
Opm.: vgl. 14, 47, 59, 185, 217.
- voetnoot167
-
belezen: bekoren, verleiden, inpakken.
Vgl. WNT, belezen, 1719, sub b, b.
- voetnoot167
- kon: zou kunnen.
- voetnoot168
-
amelt: beaamt, goedkeurt, toestemt [in].
WNT, amelen, 395, met dit citaat.
- voetnoot168
-
niet: niets.
Opm.: vgl. 249, 299, 300, 316, 328.
- voetnoot169
- wijdtgehaelde reên: vergezochte woorden, vergezochte argumentaties.
- voetnoot169
- van ingebeelde goeden: over ingebeelde zegeningen.
- voetnoot170
-
nae onzaedbren windt: naar een hersenschim, die niet kan verzadigen.
WNT, onzaadbaar, 2223, met dit citaat; TWHn, onzaadbaar, met dit citaat.
- voetnoot170
- hongren: verlangen, begeren.
- voetnoot171
-
zy: zij.
Opm.: dit verwijst naar de gemoeden (van kinderen).
- voetnoot171
-
aen de proef: door ondervinding.
Vgl. WNT, proef, 4290.
- voetnoot171
-
bevinden: ervaren.
Vgl. WNT, bevinden, 2336, sub 7.
- voetnoot172
-
lastert: hoont.
Vgl. WNT, lasteren, 1129, sub 2; vgl. 59.
- voetnoot172
-
de hoop: de hoop.
Opm.: namelijk de hoop op het bevredigd worden door het deugdzame leven dat Pallas in het vooruitzicht stelt.
- voetnoot172
-
quaelijkdijghendt: slecht doende groeien.
Opm.: niet tot echte volwassenheid opvoedende.
Opm.: dijgen is afkomstig van dijen (sterk werkwoord). De bijvorm dijgen is uit de invloed van het voltooid deelwoord te verklaren: gedegen.
- voetnoot172
- zogh: moedermelk.
- voetnoot173
-
voor: ten overstaan van.
Opm.: zie ook 161.
- voetnoot173
- staet in: [zich] bevindt in (de toestand van).
- voetnoot174
-
welgeaerde: goedgeaarde, welgeschapen.
Opm.: echter zeker ook: met beide benen op de grond, zelfs op vruchtbare grond (weldijghendt zogh!).
- voetnoot174
-
't waere recht: de rechtspraak die uit is op het achterhalen van de waarheid.
Opm.: 't waere recht is hier onderwerp.
- voetnoot174
-
beroeyen: bereiken.
WNT, beroeien, 1904, met dit citaat.
Opm.: vgl. bezeilen.
- voetnoot175
-
die 't behoort: die haar (de rechtspaak) past.
Vgl. WNT, behooren, 1511, sub 2.
Opm.: die is onderwerp van behoort, 't is meewerkend voorwerp. Hooft bedoelt: de haven waar 't waere recht thuishoort, de haven van de waarheid. Het omgekeerde is hier echter ook mogelijk: 't is onderwerp, die meew. vw.: [de haven] waar 't [waere recht] thuis hoort.
- voetnoot175
-
Daer (...) op: Daar [...] op.
Opm.: daar verwijst naar het feit dat een jongeling in de bloei van welgeaerde jeughdt de rechter is; vgl. 5.
- voetnoot175
-
troost: hoop (hoop op een goede uitkomst), vertrouwen.
Vgl. WNT, troost, 3258.
- voetnoot176
-
Vertrouwende ... wel: omdat [ik] zowel [in] mijn zaak als [in] mijn rechter het volste vertrouwen heb.
Opm.: conjuncte participiumconstructie die aansluit als een bepaling van gesteldheid bij ik in 175.
- voetnoot177
-
ten breedsten uytgemeeten: zo breedvoerig mogelijk uiteengezet.
Opm.: al te uitvoerig iets uitmeten strookt niet met de deugd der matigheid; zie de inleiding, en vergelijk 224 en 229.
- voetnoot179
- quaelijk: slecht, nauwelijks.
- voetnoot179
- haer geweetens spraek: de taal van haar [eigen] geweten.
- voetnoot180
-
en verstondt zy niet: als zij niet zou inzien.
Vgl. WNT, verstaan, 595.
- voetnoot180
- hoe: hoezeer.
- voetnoot180
-
ontbraek: ontbrak.
Opm.: ontbraek: is conjunctief verleden tijd, derde persoon enkelvoud.
Opm.: in de bijzin hoe ... ontbraek is het gebruik van de conjunctief een geval van consecutio modorum, een opeenvolging van gelijke modi. Natuurlijk is er tevens sprake van rijmdwang.
- voetnoot181
-
Zy zouw ... daer: [dan] zou zij het niet op dit en dat gooien, dan zou zij niet op zo'n willekeurige wijze argumenteren.
TWH, werpen, met dit citaat.
- voetnoot181
-
angstigh: nadrukkelijk, dringend.
TWHn, angstigh, met dit citaat.
- voetnoot182
-
diets te maeken: wijs te maken.
Vgl. WNT, diets, 2591, sub 2.
- voetnoot182/183
- dat ... // ... bestaet: dat de schoonheid boven alles (op de eerste plaats) bestaat in denken (in wijsheid).
- voetnoot183
-
zy: zou zijn.
Opm.: conjunct. omdat de spreekster het daar niet mee eens is!
- voetnoot184
- Zoo doet: Zo (in dezelfde geest) handelt.
- voetnoot184
- de koningin: de koningin (Juno).
- voetnoot184
-
haer' heerschappy: haar macht.
Opm.: Juno probeert namelijk Paris wijs te maken, dat schoonheid op de eerste plaats bestaat in macht.
- voetnoot185
-
En toonen: en [zij] tonen.
Opm.: toonen moet ofwel opgevat worden als een persoonsvorm, ofwel als infinitief. Indien het een infinitief is, moet deze gecombineerd worden met een samengetrokken persoonsvorm doet uit 184. Het werkwoord doen zou dan hier fungeren als hulpwerkwoord van omschrijving, en zou derhalve onvertaald moeten blijven. Voor toonen als persoonsvorm meervoud pleit echter dat hier gesproken wordt van die leuren: Pallas biedt immers in Venus' argumentatie slechts één ding aan en Juno ook. Uiteraard moet in deze laatste interpretatie dan een meervoudig, sylleptisch onderwerp (namelijk: Pallas en Juno) verondersteld worden.
- voetnoot185
- als licht: alsof [u] gemakkelijk.
- voetnoot185
-
te paeyen: tevreden te stellen [zou zijn].
Opm.: vgl. 214.
- voetnoot185
- leuren: lorren, prullen, bedrieglijke zaken
- voetnoot186
-
Van verr': van verre.
Opm.: niet tastbaar, dus!
- voetnoot186
-
makzel: vorm, gedaante, body.
Vgl. WNT, maaksel, 18, sub 3; vgl. 107
- voetnoot187
-
ongevoelijk: ongevoelig, onaandoenlijk.
WNT, ongevoellijk, 1676, met dit citaat.
Opm.: dit in tegenstelling tot de gevoelijke schoonheid die Venus straks te bieden heeft!
Opm.: Ondanks het feit dat het WNT deze betekenis bij dit citaat geeft, sluit ik niet uit dat Hooft hier bedoelt: die niet gevoeld kan worden.
- voetnoot188
-
der: aan de.
Opm.: datief vrouwelijk enkelvoud.
- voetnoot189
-
voeght: past, op zijn plaats is.
Opm.: vgl. 26.
- voetnoot189
- bruyn: donker, zwart.
- voetnoot189
- blos: lichtrood.
- voetnoot190
-
Staet aen: hangt af van.
Opm.: vgl. 144, 231.
- voetnoot190
- kennis: oordeel.
- voetnoot190
- gezicht: gezichtsvermogen.
- voetnoot191
-
dwee: zacht.
Opm.: dwee is een vormvariant van dweeg; vgl. gedwee.
- voetnoot192
- tast: tastzin.
- voetnoot192
- rechtersteê: rechterstoel.
- voetnoot193
-
De wijsheidt zoek' eens om: [Laat] de wijsheid eens overal zoeken.
Opm.: met De wijsheidt wordt speciaal Pallas zelf bedoeld.
Opm.: zoek' is een conjunctief met adhortatieve functie.
- voetnoot193
- vinnen: vinden.
- voetnoot194
- vaster: gefundeerder.
- voetnoot194
-
zinnen: zintuigen.
Opm.: bedoeld zijn 't oogh en de tast.
Opm.: vgl. de opmerking bij 121.
- voetnoot195
- bepaelen: vaststellen, constateren.
- voetnoot195
- dat staet pal: dat staat vast.
- voetnoot196
- d'uyterlijke zin: het zintuiglijk vermogen.
- voetnoot196
- meyneedigh: bedrieglijk.
- voetnoot196
- 't lieght u al: [dan] bedriegt alles u.
- voetnoot196
-
Is (...) al: Indien [...] is, [dan] [...] alles.
Opm.: 197 en 198a vertonen dezelfde bouw als 196a en 196b: een conditionele bijzin, gevolgd door onderwerp en persoonsvorm. Die in 198a moet dus een aanw. voornaamwoord zijn.
- voetnoot197
-
vergaept aen: ten onrechte veel vertrouwen stelt in.
WNT, vergapen, 1927, met dit citaat.
- voetnoot197
- spiegling: spiegeling, schone schijn, betovering.
- voetnoot198
-
Die swindeln om end' om: [dan] draaien die om en om.
Opm.: Die heeft betrekking op gedachten (197).
- voetnoot198
-
en: en.
Opm.: na en is samengetrokken Die uit 198; na en in de volgende versregel is bovendien nog zullen samengetrokken: en die zullen.
- voetnoot198
-
thans: algauw daarna, later, vervolgens.
WNT, thans, 1757, met dit citaat; TWH, thans, met dit citaat.
- voetnoot199
- zelve: zelfs.
- voetnoot200
-
Bekennen: erkennen, toegeven.
Opm.: vgl. 92, 205.
- voetnoot200
-
hoe dat: hoe[zeer].
Opm.: dat is expletief; vgl. 37, 97, 207.
- voetnoot200
- haer: aan hen (aan de gedachten).
- voetnoot201
-
Niet: [Overigens,] [het] [is] niet [zo].
Opm.: ellips; vgl. 155.
- voetnoot201
-
waen': denk.
Opm.: bij waen' sluit aan: haer ... wijken, 202.
Opm.: vgl. 235.
- voetnoot201
- daer ... verrijken: waarop zij (Juno en Pallas) zich [laten] voorstaan.
- voetnoot202
- Dat's ... ampt: namelijk aanzienlijkheid van positie (van hun taak als godin).
- voetnoot202
- haer ... wijken: [voor] hen ook maar in het minst opzij te [moeten] gaan staan.
- voetnoot203
-
Zoo veel als Iun' aengaet: Wat Juno betreft.
Opm.: de puntkomma achter aengaet heeft de functie van een huidige dubbelpunt: de hierop volgende passage betreft namelijk Juno.
- voetnoot203
- haer machtighe bewindt: haar patronaat van de macht.
- voetnoot204
- Daer ... ik: daar stel ik tegenover.
- voetnoot204
- maer: slechts, niet meer dan.
- voetnoot205
-
bekent: erkent, toegeeft.
Opm.: vgl. 092, 200.
Opm.: vgl. 053-054 voor Juno's bekentenis.
- voetnoot206
- hem: aan hem (Cupido).
- voetnoot206
-
tuyghen: bewijzen, aantonen.
WNT, tuigen, 3752, met dit citaat; vgl. 024, 312.
Opm.: het hierbij behorende object wordt gevormd door hoe ... gebiedt in 207.
- voetnoot207
-
hoe dat: hoe[zeer].
Opm.: dat is expletief; vgl. 37, 97, 200.
- voetnoot207
-
Met werken daetelijk: metterdaad.
Vgl. WNT, dadelijk, 2207-2208.
- voetnoot207
-
hy hem: hij (Cupido) hem (Jupiter).
Opm.: volgens Venus liggen de machtsrelaties dus als volgt: Venus gebiedt Cupido, Cupido Jupiter, Jupiter Juno: en Juno zou dan de patrones van de macht moeten zijn!
- voetnoot208
-
Maer ... zeit: Maar haar gelaatsuitdrukking zegt.
Opm.: met andere woorden: maar ik kan aan haar gezicht zien.
- voetnoot208
-
dat zy ... dan ziet: dat zij (Juno) het (het feit dat Cupido macht over Juno's man, Jupiter, heeft) liever gelooft dan ziet (gedemonstreerd ziet).
Opm.: immers, Juno zou aldus weer eens geconfronteerd worden met de ontrouw van haar echtgenoot.
- voetnoot209
-
z'Is huwlijksmaekster: Zij is [degene] [die] huwelijksverbintenissen tot stand brengt.
Vgl. WNT, huwelijk (I), 1344.
Opm.: Juno is ook godin van de huwelijkse trouw: vgl. 055-058.
Opm.: door deze opmerking brengt Venus een nieuw argument naar voren in haar pleidooi.
- voetnoot209
- Fraey: [Dat] [is] fraai! [Het] [is] [me] [wat] fraais!
- voetnoot210
-
pronken: stil en onaangeroerd zijn.
WNT, pronken (I), 4428, met dit citaat; TWH, te pronken liggen, met dit citaat.
Opm.: het WNT geeft deze betekenis met de vermelding: van een bruid.
Opm.: het TWH geeft echter de betekenissen te kijk liggen, te koop liggen, met dit citaat.
- voetnoot210
-
daer lagh de bruydt te pronken: [dan] zou de bruid daar [maar] stil en onaangeroerd liggen te zijn.
Opm.: lagh; naar de functie: conjunctivus irrealis, samenhang - end met niet ontfonken en deed in 209-210.
Opm.: Juno zorgt ervoor dat man en vrouw getrouwd raken, maar de erotiek is Venus' domein!
- voetnoot211
-
door rijkdooms kraft: door [de] macht van [het] geld.
Opm.: zie 078-084 voor de macht van het geld op dit terrein.
Opm.: vgl. 102 en de annotatie daar bij kraft.
- voetnoot212
- daer ... kan: waarmee ik [iemand] kan belonen.
- voetnoot213
- zeker: inderdaad, toegegeven.
- voetnoot213
-
zulk een': een zodanige.
Opm.: verwijst naar schoonheidt die verworven is door rijk - dooms kraft.
- voetnoot214
-
Gepaeyt: tevreden gesteld.
Opm.: vgl. 185.
- voetnoot214
- als: [net] zoals.
- voetnoot214
-
bloedt: sukkelaar.
Vgl. WNT, bloed (II), 2878.
Opm.: bedoeld is Pygmalion; zie Ovidius, Metam. 10, 243-297
- voetnoot214
-
beenen: gemaakt van been, ivoren.
Vgl. WNT, beenen (I), 1315.
- voetnoot215
- moght: zou.
- voetnoot216
-
De koelste: de koelste, de minst vurige.
Opm.: in verband met Pygmalion lijkt deze opmerking vreemd. Ze moet verklaard worden vanuit datgene wat in de mythe hieraan voorafgaat: Pygmalions afkeer van vrouwen.
- voetnoot216
- vry: gerust, voor mijn part.
- voetnoot216
- aen haer: bij haar (bij Juno).
- voetnoot217
-
lichtelijk: gemakkelijk, zonder veel inspanning, allicht.
Opm.: vgl. 14, 47, 59, 167, 185.
- voetnoot217
-
henliên: [aan] hen.
Opm.: verwijst naar all' die ... Gepaeyt zijn uit 213-214.
Opm.: de meest gebruikte indirect-objectsvorm van zij in het zeventiende-eeuws is haar, zonder onderscheid van genus.
- voetnoot217
-
bestellen: bezorgen.
Opm.: vgl. 1.
- voetnoot218
-
voeghlijk: zich [licht] voegend, inschikkelijk, meegaand.
Vgl. WNT, voeglijk, 209, sub 8.
- voetnoot218
- vind': zal vinden.
- voetnoot218
-
't minnelijke knellen: het in liefde omhelzen.
Opm.: de primaire betekenis van knellen is: in de boeien slaan!
- voetnoot219
- een gesneeden hout:'n gebeeldhouwd stuk hout, 'n houten beeld.
- voetnoot219
-
die: die.
Opm.: sluit aan bij Een' schoonheidt uit 217.
- voetnoot219
-
verre van genucht: [terwijl] [ze] verstoken [is] van [elk] genot.
Opm.: een verholen participiumconstructie.
- voetnoot220
-
In 's eenen ... zucht': [die] in de armen van de een zal liggen te verlangen naar de liefde van de ander.
Opm.: syntaktische hendiadys.
- voetnoot221
- 't En zy dat ik dan: Als ik dan niet.
- voetnoot221
- lust op lust: genot door genot [van de ander].
- voetnoot221
-
verhitt': zou aanwakkeren, opzwepen, ophitsen.
Vgl. WNT, verhitten, 2569.
- voetnoot222
-
De geest ... niet mêe: speelt de begeerte geen [enkele] rol (laat het hen koud).
Opm.: mêe in de tekst van 1636 is een drukfout voor meê: vergelijk de spelling in 201; in de druk van 1704 is het foutje hersteld.
- voetnoot222
-
't zijn laffe lekkernyen: 't is [dan] flauw en smakeloos.
TWH, lekkerny ad 2, met dit citaat.
Opm.: de verklaring die door Bilderdijk naar voren is gebracht: 't zijn [dan] flauwe kinderachtigheden lijkt ons niet zo gelukkig: de metafoor op zichzelf is veel sprekender.
- voetnoot223
-
Het geen ... 't geldt: Datgene waarvan Juno pochend beweert dat het gelegen is in het machtsgebied van het geld.
Opm.: dat (...) te zijn in maght van 't geldt is een accusativus cum infinitivo; daarin is het betrekkelijk voornaamwoord dat de subjectsaccusativus.
- voetnoot224
-
Vermeet ... 't geweldt: [dat] verbeeldt zich Pallas te verwerven door middel van geweld.
Vgl. WNT, vermeeten, 1351.
Opm.: zich iets vermeten is een ‘zonde’ tegen de deugd der matigheid; vgl. 177 en 229.
- voetnoot225
-
al selfste werk: allemaal [het]zelfde gedoe.
Opm.: Venus bedoelt dat het allemaal op hetzelfde neerkomt.
- voetnoot226
-
leit daer: ligt er, is daar aanwezig.
Opm.: dat blijft passief liggen.
Opm.: vgl. de spelling leyt in 265.
- voetnoot226
-
Ziel ... springen: [De] ziel en [het] gemoed ontsnappen [dan] [echter] naar hun hemel.
Opm.: hemel moet hier geïnterpreteerd worden als de imaginaire plaats waar twee werkelijk verliefde mensen bijeen zijn: vgl. 220: om 's anders min en zucht'.
- voetnoot227
-
Dat's daer: het is daar waar[heen].
Opm.: voor het tweede daer in dit vers is Dat's samengetrokken.
- voetnoot227
- haer: hen (ziel en zin).
- voetnoot228
-
hart en gedacht bescheidt: [het] gemoed en [de] geest uitnodigt.
Vgl. WNT, bescheiden (II), 1962, sub 4.
Opm.: hart en gedacht staat chiastisch tegenover ziel en zin.
- voetnoot229
- boven dien: daarenboven.
- voetnoot229
-
zoo (...) boven maeten: zo (op dezelfde wijze) [...] boven mate.
Opm.: weer een ‘zonde’ van Pallas tegen de deugd der matigheid: vgl. 177 en 224.
- voetnoot230
- Daer in te groeyen: [zich] daarop te beroemen.
- voetnoot231
- gemeene: algemene, openbare.
- voetnoot231
-
staet aen haer: van haar afhangt.
Opm.: de woordvolgorde in deze bijzin is naar moderne begrippen hoogst ongewoon; zie Hermkens 1980, 149-150.
Opm.: vgl. 144 (bijna hetzelfde vers), 190.
- voetnoot232
- pais: vrede.
- voetnoot233
-
trok: [indien ...] trok.
Opm.: eerste persoon enkelvoud, praeteritum; naar de betekenis: coniunc. potentialis, samenhangend met waer in 235.
- voetnoot234
- Dat: zodat.
- voetnoot234
-
belust wierd: sexuele begeerte zou opvatten.
Opm.: wierd (hier: derde persoon enkelvoud, praeteritum) komt van werden, sterk werkwoord van klasse III. De regelmatige vormen zijn: werden - ward - worden - geworden. De a in het praeteritum is in het zeventiende-eeuws echter zeldzaam; meestal gebruikte men de Brabantse vorm wierd.
- voetnoot235
-
waende: verwachtte, dacht.
Opm.: vgl. 201.
- voetnoot235
-
waer: zou zijn.
Opm.: coniunctivus potentialis, samenhangend met trok in 233.
- voetnoot236
- zy: zij (Pallas).
- voetnoot236
-
afgezette sant: afgeschafte, uitgerangeerde heilige.
Opm.: denkt Hooft hier aan de Beeldenstorm?
- voetnoot237
-
Mijn is 't: Van mij is 't, 't is eigen aan mij.
Opm.: een latinisme (meum est). De uitdrukking Mijn is 't plus infinitivus (sc. lieflijk te doen verwoeden) betekent: het is mijn taak (plicht), het is eigen aan mij. Hier wordt de constructie afgebroken door een nadere precisering van Mijn is 't: mijn' heyligheidt (sc. is 't); deze wordt dan gevolgd door een relatieve bijzin.
- voetnoot237
-
mijn' heyligheidt: mijn heiligheid, mijn heilig wezen.
Vgl. WNT, heiligheid, 470, B 2.
- voetnoot237
-
lieflijk (...) verwoeden: van liefde dol worden, van liefde razen.
Vgl. WNT, liefelijk, 2096, waar echter slechts aangenaam, fraai en vriendelijk, lief als betekenissen staan, en niet van liefde.
Opm.: het MNW geeft dol worden, vooral door geslachtsdrift als speciale betekenis wanneer het van dieren gebezigd wordt; zie ook Oudemans 1870, verwoeden, deel 7, 605-606.
Opm.: object bij doet verwoeden is: de blaekende gemoeden // Der dieren in 238-239.
Opm.: natuurlijk zouden we hier ook kunnen denken aan de bekende paradoxale toestand van het petrarkisme, waarin de liefde tegelijk zoet is en een soort razernij. Aangezien het hier echter over dieren gaat, lijkt mij de hierboven gegeven betekenis juister.
- voetnoot238
-
laeft: blust, lest, stilt.
Opm.: vgl. 267.
- voetnoot238
-
hemelsch zap: hemels sap.
Opm.: het hemelsch zap staat hier voor de goddelijke kracht van de liefde die de levende wezens ingeboezemd wordt.
- voetnoot238
-
blaekende: brandende.
WNT, blaken, 2776, met dit citaat.
- voetnoot238
- gemoeden: driften.
- voetnoot239
-
dien ... doorsnijdt: [bij] wie mijn genotvolle kracht het hart doorboort.
Opm.: dien is betrekkelijk voornaamwoord, datief meervoud.
- voetnoot240
-
Ik scheld' (...) niet quijt: Ik stel [zelfs] [...] niet vrij, ik onthef [zelfs] [...] niet [van hun verplichtingen], ik sla [ook] [...] niet over.
Vgl. WNT, kwijtschelden, 800: kwijtschelden met een persoon als object, met betr. tot hetgeen het object verschuldigd is.
Opm.: Venus is de koningin van de lente (vgl. 233, 241, 244, 246, 248), aan wie alle levende wezens offers verschuldigd zijn; paren is offeren aan Venus.
- voetnoot240
- struys: struisvogel.
- voetnoot241
-
min: [lichamelijke] liefde.
Opm.: vgl. 28, 220, 267.
- voetnoot241
-
zoo wel als: evenzeer als.
Opm.: letterlijk staat er: Ik tem door middel van [de] liefde de trotse leeuwen evenzeer als 't konijn.
- voetnoot242
-
knoop: knoop [aaneen].
Opm.: vgl. 56.
- voetnoot242
- 't teelen: de voortplanting, het verwekken.
- voetnoot243
- bijster: onstuimig, woest, wild.
- voetnoot243
-
baert: gaat [...] te keer.
WNT, baren, 1019, sub B3, met dit citaat.
- voetnoot243
-
stijf: krachtig.
Opm.: vgl. 121, 133.
- voetnoot243
-
snuyft: raast.
WNT, snuiven, 2445, sub 9, met dit citaat.
- voetnoot244
- fluks: ijlings, terstond.
- voetnoot244
-
hy: hij (de storm).
Opm.: Oft (...) stuyft: balansconstructie.
- voetnoot245
-
Het aerdtrijk: De aardbodem, de aarde.
Vgl. WNT, aardrijk, 565.
- voetnoot245
-
leit te kost: besteedt.
Vgl. WNT, kost, 5764.
Opm.: vgl. de spelling leit in 226.
- voetnoot245
- konst: vaardigheid.
- voetnoot245
- bedenken: ontwerpen, verzinnen, bedenken.
- voetnoot246
- broên: [doen] ontluiken.
- voetnoot246
- beschenken: begiftigen.
- voetnoot247
-
te zien haer in den mondt: haar in de mond te zien.
Opm.: het interpreteren van deze uitdrukking levert problemen op. Ook al zit er een zeker risico in om een complex beeld in zeventiende-eeuwse poëzie op zijn visuele coherentie door te denken (het gaat immers vaak om aspecten van een beeld die naast elkaar gebruikt worden, zonder dat ze in één visie verbonden worden), toch wil ik hieronder een poging daartoe wagen: de zee heeft een mond: in 248 lacht zij Venus ook toe. Indien mond hier in 247 pars pro toto zou zijn voor gelaat, dan is een schrik te zien haer in den mondt te vergelijken met 101, een trots gelaet, dat lastigh is t' aenschouwen; dit kan echter slechts gelden wanneer het stormt, niet wanneer de zee lacht. Een tweede mogelijkheid is, een stormachtige zee - of elke golf in zo'n zee - op te vatten als een monster met een gapende muil (het golfdal); wanneer de zee lacht, is het monster bedaard en kan men het niet meer ‘in de mond kijken’. Deze interpretatie stemt overeen met andere verwoordingen door Hooft van deze zelfde gedachte: De Zee verkeert in lach, voor u, haer grimmigh stooren (Bruyloftdicht ten huwelijke van Adriaen Wouterszoon Verhee, en Katharine Gerrits Kop, vers 25; Stoett I, 74; het gedicht is van 1608); wanneer Venus verscheen, zou De woede zee // Sijn hoomoedt mee // Dol opgeblasen strijcken (Sang, Stoett I, 99; het gedicht is van 1610). De derde mogelijkheid is, dat iemand in de mond zien een vaste uitdrukking of een spreekwoord is. Verband met een gegeven paard in de bek kijken lijkt mij uitgesloten, evenals verband met iemand al te diep in de mond tasten (al te nauwkeurig de zaak nakijken, Harrebomée 1858). In Harrebomée komt in de mond zien zelf niet als spreekwoord voor, noch in Stoett. De Middelnederlandse uitdrukking eenen in den mont sien betekent: letten op iemands woorden (MNW, mont, 1905); in de context hier heeft deze betekenis echter geen zin. Oudemans 1870 verklaart de uitdrukking als volgt: op iemands woorden letten zowel omdat men hem niet vertrouwt, als omdat men van plan is zich daarnaar te gedragen.
De andere plaatsen in het werk van Hooft waar dezelfde gedachte naar voren gebracht wordt, laat mij uiteindelijk kiezen voor de interpretatie die hierboven als tweede mogelijkheid gepresenteerd is.
- voetnoot248
-
lacht: lacht.
Opm.: de zee die Venus toelacht, is ontleend aan Lucretius, De Rerum Natura 1, 8 (tibi rident aequora ponti): zie de inleiding. Venus houdt al bij Homeros van lachen: zie bijvoorbeeld Ilias 3, 424.
- voetnoot249
-
Niet: Niets.
Opm.: vgl. 168, 299, 300, 316, 328.
- voetnoot249
- komt' er op: komt er tevoorschijn.
- voetnoot249
-
in 't licht van 't heughelijke leeven: in het [dag]licht van het vrolijke leven.
Vgl. WNT, heuglijk (I), 699, sub 1.
- voetnoot250
- daer: daar waar.
- voetnoot251
- naer: akelig, somber, droevig.
- voetnoot251
-
het ... al: alles ziet er daar grimmig uit en kijkt onvriendelijk.
Vgl. WNT, grijnzen, 730; vgl. WNT, grimmen (I), 780.
- voetnoot252
- Dat: Datgene wat.
- voetnoot252
-
begunstigh: van [mijn] gunsten voorzie.
Opm.: vgl. 65, 91.
- voetnoot252
- blinkt: glanst, schittert.
- voetnoot252
-
val: harmonische bevalligheid, aantrekkelijkheid, zwier.
Vgl. TWH, val.
Opm.: vgl. 100.
- voetnoot254
- oft: oftewel, met andere woorden.
- voetnoot254
-
genaede: gunst, beloning.
Opm.: vgl. 86.
- voetnoot255
-
Het heerscht: Er heerst.
Vgl. WNT, het (I), 686.
Opm.: Het is hier plaatsonderwerp; het eigenlijke subject is een' koningin.
Opm.: de koningin is Helena: zie de inleiding.
- voetnoot255
-
Grieken: Griekenland.
WNT, Griek, 689, met verwijzing naar deze plaats.
Opm.: vgl. de woorden Polen, Zweden.
- voetnoot255/256
- met den brandt // Van wie: met liefdevuur voor wie.
- voetnoot256
- bevaên: bevangen.
- voetnoot257
-
magh: kan.
Opm.: vgl. 318.
- voetnoot257
- by haer: [vergeleken] bij haar.
- voetnoot257
-
op puyk van schoonheidt: op uitnemende schoonheid.
Vgl. WNT, puik, 4742.
- voetnoot257
- booghen: trots zijn, [zich] beroemen.
- voetnoot258
-
Een aenschijn, vast, als 't myn: Een gelaat, nagenoeg als het mijne.
Vgl. WNT, vast, 690, sub B 5.
- voetnoot258
-
het zelfste spel van ooghen: dezelfde manier van kijken.
Vgl. WNT, spel, 2680.
- voetnoot259
-
Alleens van: Overeenkomend wat betreft.
WNT, alleens, 929-930, met dit citaat.
- voetnoot259
- hayr: haardracht.
- voetnoot259
- en heelen lichaems leest: en bouw van het hele lichaam.
- voetnoot260
-
Mijn' zinnen ... geest: [Haar gezindheid] [is] aan mijn gezindheid zozeer gelijk [dat het lijkt] alsof ze leeft bij [de gratie van] mijn wezen.
Opm.: de conjunctivus irrealis leefd' is in de vertaling door alsof reeds voldoende uitgedrukt.
- voetnoot261
-
Oft zy ... niet naeder: Of ze zou Venus [zelf] moeten zijn, of het [lijken op Venus] zou niet sprekender kunnen zijn.
Opm.: het is een sylleptische verwijzing.
- voetnoot262
-
Ook: Bovendien, daarenboven.
Vgl. WNT, ook, 4 sub 1.
- voetnoot262
- geteelt: verwekt.
- voetnoot262
-
van eenen vaeder: door een (dezelfde) vader.
Opm.: zie de inleiding.
- voetnoot263
-
gelijk in my: evenals in mij.
Opm.: gelijk in my is een intercalatie.
- voetnoot263
-
Iuppijns gelaet: Jupiters gelaatsuitdrukking.
Opm.: vgl. 43, 101, 208.
- voetnoot264
-
dat: dat.
Opm.: dat is betrekkelijk voornaamwoord, met als antecedent gelaet.
- voetnoot264
- als ... raedt: wanneer hij in de beraadslaging [der goden] zit.
- voetnoot265
-
Maer: maar.
Opm.: voor als is samengetrokken: dat hy over zich heeft uit 264.
- voetnoot265
-
leyt: aanligt [aan].
Opm.: vgl. de spelling leit in 226.
Opm.: vgl. 30.
- voetnoot265
- in 't lest: aan het slot.
- voetnoot265
- 't banketteren: het feestelijk dineren.
- voetnoot266
-
en wenscht ... kleêren: en iets moois ontkleed wenst.
WNT, goelijk, 381, met dit citaat.
- voetnoot267
- Peyst: Bedenk.
- voetnoot267
-
wat het zy: hoe het zal zijn.
Opm.: conjunctief met futuraal aspect.
- voetnoot267
-
laeven: lessen.
Opm.: vgl. 238.
- voetnoot268
-
Deez': [Bij] deze [schoonheid] (Helena).
Opm.: Deez' (aanwijzend voornaamwoord) is hier meewerkend voorwerp.
- voetnoot268
-
binneborst: gemoed.
WNT, binnenborst, 2725, met dit citaat.
- voetnoot269
-
Verwoesten: doen branden, in brand steken.
Vgl. WNT, verwoesten, 2097-2098; MNW, verwoesten, 375-376.
Opm.: eigenlijk betekent verwoesten, transitief gebruikt, tot woestenij maken, platbranden (met de accusativus der zaak) of te gronde richten, ruïneren (met de accusativus van de persoon).
- voetnoot269
- vlam: vuur, liefdegloed.
- voetnoot270
-
uytgepikte: speciaal [daarvoor] geselecteerde.
WNT, uitpikken, 1223, met dit citaat.
- voetnoot271
- staedighwerpendt vujr: [een] voortdurend [haar] treffend vuur.
- voetnoot271
- zoo: aldus, op deze wijze.
- voetnoot272
-
Nae: naar.
Opm.: vgl. 127, 136, 170, 334.
- voetnoot272
- toght': zal verlangen.
- voetnoot272
- en hebb' ... wit: en noch [een] andere begeerte noch [een] ander [doel]wit [meer] zal hebben.
- voetnoot273
-
geniete: zal genieten.
Opm.: voor hy geniete is samengetrokken op dat uit 271.
- voetnoot273
- dat ... behaeghen: dat een mens kan behagen.
- voetnoot274
- Indien ... draeghen: indien u [tenminste] mijn schoonheid de prijs voor [de] [hoogste] schoonheid laat behalen.
- voetnoot275
- Stond ... vry: Stond [het] mij, godinnen, vrij.
- voetnoot277
- noch: nog [twee appels].
- voetnoot277
-
als ... bezinne: als ik bij mezelf te rade ga.
Opm.: het woord be'zinnen' past hier in vele opzichten.
- voetnoot278
- Zoo: dan.
- voetnoot278
-
den waerden prijs: de kostbare prijs.
Opm.: vgl. 156.
- voetnoot279
- in all's: in alle opzichten.
- voetnoot280
-
Verklaeren: te kennen geven.
Vgl. WNT, verklaren (II), 256-257.
- voetnoot281
-
verschoonen: ontslaan.
Vgl. WNT, verschoonen, 80.
- voetnoot283
-
onbewimpelt: niet bedekt, door geen sluier bedekt.
Vgl. WNT, onbewimpeld, 1132; TWH, onbewimpelt, met dit citaat.
- voetnoot283
-
zy: zou zijn.
Opm.: coniunctivus potentialis.
- voetnoot283
-
der ... te nae: komt de godheid te na, doet te kort aan de de godheid verschuldigde eerbied (beledigt een god in zijn godzijn).
Vgl. WNT, gaan, 66; TWH, te naa gaan, met dit citaat.
Opm.: vgl. 008-010: het verbod om waekende de goden t'Aenschouwen.
- voetnoot284
- Behalven ... verstae: [Nog] afgezien van [het feit] dat ik geen [enkele] notie heb van het gebruik.
- voetnoot285
- Die ... houdt: dat men [er] in de hemel op na houdt.
- voetnoot285
- wat ... lyen: [met betrekking tot de vraag] wat eer (reputatie) of schaamte [daar] kan verdragen.
- voetnoot286
- waer: zou zijn.
- voetnoot286
-
zich te vlyen // Tot: zich te schikken in.
WNT, vlijen, 2101, met dit citaat.
- voetnoot287
-
berichting: rechterlijke uitspraak, het rechtspreken.
WNT, berichting, 1890, met dit citaat; TWH, berichtingh ad 3, met dit citaat.
Opm.: voor het rechtspreken is nu vereist het gevolg geven aan het verzoek zich te ontkleden.
- voetnoot287
- schreumt: vreest.
- voetnoot288
-
overdwaelsche: dwaze, vermetele.
WNT, overdwaalsch, 1669, met dit citaat.
- voetnoot288
-
knecht: man, vent, kerel.
Opm.: bedoeld is Ixion; vgl. Moormann, Achilleus, s.v. Ixion.
- voetnoot289
-
toen hy mondt ten hoof had: toen hij aan het hof ten eten was.
WNT, mond, 1056, met dit citaat.
- voetnoot289
- daer: terwijl [toch].
- voetnoot289
-
danker: een dankbaar iemand.
WNT, danken, 2284, met dit citaat.
Opm.: danker is een substantief.
- voetnoot290
- bestondt: [het] aandurfde, [het] bestond, [het] waagde.
- voetnoot290/291
-
den Venusjanker // Aen my te maeken: zich ten opzichte van mij te gedragen [als] [een] Venusjanker.
WNT, Venusjanker, 1881, met dit citaat; WNT, maken, 124, sub 4, met dit citaat.
Opm.: Iuno bedoelt: mij het hof te maken.
Opm.: een Venusjanker is iemand die hopeloos verliefd is en daardoor medelijden en spot opwekt. Zie het artikel Venusjankerij in NTg (Enklaar-Geerars 1954) en de verschillende reacties daarop in 1955 en 1956.
- voetnoot292
-
my op end' op gelijk: volkomen aan mij gelijk.
Opm.: vgl. op en top.
- voetnoot292
- die hy besliep: waarmee hij vrijde.
- voetnoot293
- Wat wil ik: Waarom zou ik [...] willen.
- voetnoot293
- monstering: inspectie.
- voetnoot293
- straf: streng, beslist.
- voetnoot293
- vliên: ontvluchten, [me] onttrekken [aan].
- voetnoot294
-
Meer, dan die van den schijn: Meer dan die (daarnet genoemde Ixion) van het droombeeld (de wolk) [zag].
Vgl. WNT, schijn, 613: bedrieglijk voorkomen van een persoon.
Opm.: die is hier een zelfstandig gebruikt aanwijzend voornaamwoord.
- voetnoot294
-
deez: deze (Paris)
Opm.: omdat Paris droomt, ziet ook hij immers slechts ‘de schijn’.
- voetnoot294
-
afzien: zien, waarnemen.
Vgl. WNT, afzien, 2006-2007.
Opm.: de letterlijke betekenis van afzien is van enige afstand waarnemen, op enige afstand zien; vgl. 316: Hy raekt niet immers.
- voetnoot296
-
Dus: Aldus, zo, onder deze omstandigheden.
Opm.: in gezelschap is een nadere bepaling bij Dus.
- voetnoot296
- om geen ding: voor geen prijs.
- voetnoot297
- dat: indien [nu] [eens].
- voetnoot297
- doch: toch, immers.
- voetnoot297
- (is ... wightigh): - als deze kwestie [dan] zo belangrijk is -.
- voetnoot299
-
riem: gordel.
Opm.: zie de inleiding.
- voetnoot300
- Die dekt niet: Die bedekt [toch] niets.
- voetnoot300
-
goochelspel: tovenarij.
WNT, goochelspel, 409, met dit citaat.
- voetnoot302
- roozenhoedt: rozenkrans, krans van [verse] rozen (haarsieraad).
- voetnoot304
- het gezicht: de waarneming.
- voetnoot304
- by: van, door.
- voetnoot305
- voor te treeden: voor te komen.
- voetnoot306
-
groent': geboomte, struikgewas.
WNT, groente, 852, met dit citaat.
- voetnoot308
-
waerom ... aen my?: waarom zijn zij wat dit punt betreft niet aan mij ter scheidsrechterlijke beslechting overgelaten?
WNT, verblijven, 728-729, met dit citaat; vgl. 324.
Opm.: constructie met de genitivus der zaak.
- voetnoot311
- aen gins zijd': aan de andere kant.
- voetnoot311
-
ruyght: strikgewas.
WNT, ruigte, 1652, met dit citaat.
- voetnoot312
-
popelt: klopt [van spanning].
Vgl. WNT, popelen, 3449, sub 1, a.γ.
Opm.: het WNT geeft dit citaat in kolom 3449, sub δ, met daarbij de toevoeging: van verlangen. Verlangen lijkt mij echter niet in het beeld van Pallas te passen.
- voetnoot312
- 't Mijn: 't Mijne (mijn hart).
- voetnoot312
-
tuyght: geeft [mij] ... in, verzekert [mij].
Vgl. WNT, tuigen (I), 3751-3752.
- voetnoot313
- derwaert: daarheen.
- voetnoot313
- voeghen: begeven.
- voetnoot314
-
ghenoeghen: tevreden stellen, vergenoegen.
Vgl. WNT, genoegen, 1559.
- voetnoot315
-
Ik gaf ... een' grauw: Ik gaf hem bijna een snauw, ik gaf hem bijna een uitbrander.
WNT, grauw (IV), 610, met dit citaat.
- voetnoot316
-
raekt: betast, raakt ... [aan].
Vgl. WNT, raken (I), 200 sub 7.
- voetnoot316
- niet immers: toch niets.
- voetnoot316
-
Houdt: Hou op!
Vgl. WNT, houden (III), 1163.
- voetnoot316
- nauw: nauwkeurig, of: van nabij.
- voetnoot317
- Zijn ampt: zijn taak [als rechter].
- voetnoot317
- dewijl: aangezien.
- voetnoot317
- van ons luyden: door ons.
- voetnoot318
-
Beroepen: aangezocht, opgeroepen.
Vgl. WNT, beroepen, 1910-1911.
- voetnoot318
- magh: kan, mag.
- voetnoot318
- quaelijk duyden: slecht uitleggen, euvel duiden.
- voetnoot320
- 't En ... droomd': Als 't niet [zo] zou zijn dat hij droomde.
- voetnoot320
- het ... niet: [dan] zou het niet te verdragen zijn.
- voetnoot321
- spoeyen: haasten.
- voetnoot321
- vonnis: oordeel.
- voetnoot323
- ducht: ben bang, vrees.
- voetnoot323
- ten besten niet beraên: [dat wij] niet zo goed mogelijk geadviseerd [zijn].
- voetnoot324
-
verblijven: ter beoordeling overlaten.
Opm.: vgl. 308.
- voetnoot324
- stuk: zaak, kwestie.
- voetnoot324
-
treflijk: gewichtig.
Vgl. WNT, treffelijk, 2297.
- voetnoot325
-
onbedacht: onbezonnen.
Vgl. WNT, onbedacht, 926.
Opm.: vgl. 162: Daer rijpheidt mangelt.
- voetnoot325
-
gailste: wulpste, geilste (wulpste stadium).
Opm.: vgl. 103, 159.
- voetnoot326
- rede: verstand.
- voetnoot326
- zijn' zinnen: [aan] zijn zinnelijke verlangens.
- voetnoot327
- uytgestaen: doorstaan, uitgestaan, uitgehouden.
- voetnoot327
-
Een' wonderlijken last: een bewonderenswaardige prestatie.
Opm.: ironisch.
- voetnoot328
- doch: zeker!.
- voetnoot329
-
hoop getakels: groep van [van boven neerhangende] ketting[en].
Opm.: getakels: gen. enkelvoud (partitivus).
- voetnoot331
- hofgezin: [het] goddelijke gezelschap (gevolg).
- voetnoot331
- den zoldaet: de soldaat (Mars).
- voetnoot332
-
Quelt: Plaag [me] [maar].
Opm.: het spreekwoord ‘Quelt my met mijn lief, en maekt my quaedt’ komt ook voor in Wonderlicke Avontuer van twee Goelieven, vss. 372-373, uitgegeven door E.K. Grootes e.a.
- voetnoot334
- my te quijten: mijn plicht te doen.
- voetnoot334
- nae: overeenkomstig.
- voetnoot334
-
dwang van mijn geweeten: dwang van mijn geweten.
Opm.: echo van Juno (dwang) en van Pallas (geweten).
- voetnoot335
-
Kenn' ik: geef ik [het volgende] te kennen.
Opm.: de puntkomma achter Godinnen fungeert als onze dubbelpunt.
- voetnoot337
-
wat een hoon: wat een belediging!
Opm.: het vraagteken achter hoon in de tekst van 1636 heeft de functie van ons uitroepteken
(vgl. Hermkens, a.w., § 1.1.5, blz. 40).
- voetnoot338
- magh: kan, vermag, [waartoe] [ik] in staat ben.
- voetnoot339
- t' zijner tijdt: op de daarvoor bepaalde tijd.
- voetnoot339
- doen proeven: laten ervaren.
- voetnoot339
- wat het schaedt: hoezeer het [iemand] schade berokkent.
- voetnoot340
- Te wezen onverzien van: niet voorzien te zijn van, gebrek te hebben aan.
- voetnoot340
- koenheidt: dapperheid.
- voetnoot340
- raedt: wijsheid.
- voetnoot341
- boeten: vergelden.
- voetnoot342
-
Bey bitter: Terwijl [zij] allebei bitter [gestemd] zijn.
Opm.: Bey bitter fungeert als bijwoordelijke bepaling: een verholen absolute participiumconstructie.
Opm.: er is nog een andere interpretatie van dit vers mogelijk; zie hiervoor de tweede opmerking bij verzoeten.
Opm.: vgl. 309, 341.
- voetnoot342
-
verzoeten: zoet (aangenaam) stemmen.
Opm.: achter ik alleen' is zal en u uit 339 samengetrokken. De vertaling is dus: Terwijl Juno en Pallas allebei bitter gestemd zijn, zal ik alleen u meer dan genoeg zoet stemmen.
Opm.: het is ook mogelijk dat bitter in vers 342 het gebruik van de werkwoorden smaeken (338) en proeven (339) hervat, en dat bitter in 342 betrekking heeft op de onaangename gerechten die Juno en Pallas Paris zullen voorzetten. De vertaling wordt dan: Twee bittere [gerechten], maar ik alleen [zal] [ze] meer dan genoeg verzoeten (zoet maken).
Het parallellisme in de zinsbouw van de verzen 339 en 342, waarbij in vers 342 zowel de persoonsvorm als het object samengetrokken zijn, geeft mij een lichte voorkeur in voor de interpretatie die hierboven bij de eerste opmerking vermeld is.
- voetnoot343
-
droom: droom.
Opm.: vgl. 8-9, 12 (zoo hy vast ging), 297, 320, 337.
- voetnoot344
- hy: hij (Paris).
- voetnoot344
-
krakkeel: ruzie, twist.
Opm.: in enkele exemplaren van de druk van Gedichten van 1636 staat aan het eind van dit vers een dubbelpunt waarvan het bovenste puntje een beetje afwijkend van vorm is. Andere exemplaren van dezelfde druk (o.a. UB. U.v.A., sign. XX A2 en het in de inleiding genoemde exemplaar in The British Library) geven hiervoor de verklaring: het bovenste puntje is het restant van een niet goed doorgedrukt vraagteken.
Opm.: zie voor het eind van deze ruzie de inleiding.