xviii De verteller
Het vertrek van de vreemdeling werd voorafgegaan door dat van de predikant en de burgemeester. De laatste bleef enkele weken weg, kwam weer terug en verdween niet lang daarna voorgoed. Hij had zijn ontslag aangeboden. Dominee Lagestein werd met een ambulancewagen weggevoerd. De vreemdeling sloot, nadat hij nog even in de auto afscheid had genomen van Lagestein, de deur achter de ziekenbroeders. Daarna vertrok de witte auto. Maanden later zagen we Lagestein weer. In die tijd was hij oud geworden. Zijn gezicht leek doorschijnend.
Nadat de ziekenauto uit het gezicht verdwenen was, stapte de vreemdeling in zijn Volkswagen. Het kostte enige moeite om de wagen te starten. Tenslotte hielpen een paar buren van de predikant en een grote troep kinderen de wagen aanduwen. Het duurde tot aan de Kolk voor de motor aansloeg. De vreemdeling bedankte zijn helpers en wilde wegrijden, maar plotseling bedacht hij zich. Hij riep de kinderen bij zich en verdeelde een aantal repen onder hen.
Ze renden de rode Volkswagen na tot het kruispunt op de dijk. Daar sloeg hij linksaf en reed de polder in, het Nieuwe Land, zoals wij het noemen. De kinderen en enkele ouderen keken hem na zo lang ze konden.