iii De verteller
Wanneer men - begint 20 niet ieder degelijk stuk proza, hetzij gedrukt hetzij uitgesproken? - wanneer men een reeks gebeurtenissen, een historie wil vastleggen voor de toekomst, kan men niet volstaan met vage beschrijvingen. Zodra de toekomstige lezer bemerkt dat de schrijver zelf van de geschiedenis die hem interesseert, slechts onvolledige en onnauwkeurige indrukken heeft, zal hij het geschrift wrevelig terzijde leggen. Met name van een ooggetuige mag hij een verantwoord en ondubbelzinnig verslag verwachten.
Vandaar dat ik vele personen over de gebeurtenissen die aan dit verslag ten grondslag liggen, heb ondervraagd. De stamgasten van De Gouden Leeuw: de notaris, de postdirekteur, de direkteuren van de beide fabriekjes die Oudezijl rijk is en enkele anderen, konden me echter weinig nieuws verschaffen. Ze hebben hem nauwelijks gezien, en bezitten dan ook alleen ideeën, oordelen, konklusies. Over feitenmateriaal dat mijn geschiedenis zou kunnen kompleteren, beschikken ze niet.
Als hoofd van de school, sedert meer dan twintig jaar, heb ik het recht bij iedereen ongevraagd binnen te komen. Ik heb uitgezocht wie de vreemdeling meer dan één keer hebben gezien, wie hem hebben gesproken. Ik heb ze uitgehoord tot ze zwegen of over andere onderwerpen begonnen, zodat ik al mijn vindingrijkheid te