| |
XXXVIII.
‘'t Is de beste raad, dien ik je geven kan, kind. En dan, 't was de wensch van je moeder.’
De krakende van Turelurenberg sprak met 'n voor hem buitengewone gemoedelijkheid. Alle affectatie, hoe ze overigens ook tot 'n tweede natuur bij 'm geworden was, had-ie voor 'n wijl afgelegd. Hij was nu 'n klein, overdenkend manneke, die naar z'n beste geweten de belangen, die 'm als toevertrouwd waren, trachtte te behartigen. De oude gentleman kwam in 'm boven en in dit oogenblik was-ie 'n wel genietbaar personage. 't Diende echter ook gezegd, dat-ie z'n eigen voordeel niet gansch uit 't oog verloor.
Hélène keek stil voor zich. 't Zou er dus van moeten komen? Zijzelf zag evenmin 'n anderen uitweg.
't Was voor Struggle-for-highlife, dat de oude
| |
| |
van Turelurenberg daar zat te pleiten. En die had zich moeilijk 'n beter voorspraak kunnen kiezen.
De douairière was gestorven, voor drie weken. Hoe zorgwekkend 'r toestand ook geruimen tijd was geweest, 'r dood kwam toch nog onverwachts. 't Had zelfs weinig gescheeld, of Hélène had 'r laatste oogenblikken niet meegemaakt.
Dit zou ze zich nooit vergeven, vreesde Hélène. God wist, hoe mama naar 'r verlangd had dien nacht, toen zìj, zich overgevend aan grof pleizier, met Montrose in dat huis had vertoefd, dat ‘Klingeling’ heette, meende ze. Dat was weer een van die krankzinnige opwellingen van Charles geweest, met haar 'n nacht te willen doorbrengen in 'n rendez-vous. Hij deed 't wel voorkomen, als wilde-ie uit kieschheid, nu mama zoo ziek was, de liefde-daad niet van 'r vergen op de Oude Gracht - en ze achtte 't ook niet onmooglijk, dat dit 'm te eer tot 'n buitenhuizigheid had aangespoord -, doch ze wist heel goed, dat 't 'm, afgezien van alles, 'n geheime vreugd was, 'r te bezitten op 'n plaats, waar enkel verborgenheden gepleegd werden. Dan kon-ie zich haast vóórstellen, dat ze de diep-gezonkene was, voor wie-ie 'r 'n enkele maal reeds uitmaakte, in dien brief en ook wel als ze samen waren in den nacht. Dat deed, in z'n slechte uren, z'n lusten groeien en zij, èn uit liefde èn wijl ook zìj, als volgroeide vrouw, de lichaams-vreugden al onbegrensder minde, had 'm maar niet te zeer weerstreefd, zelf 'n tikje nieuwsgierig, hoe ze zich gevoelen zou in zoo'n verdacht huis. Dus - was 't niet den avond van 't feest op Purpurae, waarvan
| |
| |
Jules Stoffers 'r zóóveel verhaalde, dat ze waarlijk bijna 'n kijkje was gaan nemen? Ja, ze geloofde 't wel -, toen mama al twee dagen erg aan 't opknappen leek, zoodat ze 'r met 'n vrij gerust hart voor eenige uren alleen liet, was ze gezwicht voor den drang van Charles en, als 'n slechte vrouw mocht ze wel zeggen, was ze met 'm gegaan in ‘Klingeling,’ waar ze overigens niet de gewaarwordingen vonden, welke voornamelijk Chàrles zocht. Wel had 't 'n perversiteitje bij 'm aangewakkerd, dat zijn op die kamer, waar vóór 'm wìe geweest waren misschien, nà 'm, de hemel mocht weten, wàt gebeuren zou! Doch daar bleef 't dan ook bij. Wat had-ie zich dan nog meèr voorgesteld? Hij wist 't niet, of eerlijker, hij wou 't zich niet bekennen, hoe z'n verwend aristocraat-schap meer en meer onzeg'bre bordeel-verlangens kreeg. 't Wonderlijkste daarvan was wel, hoe-ie, bij welke speling van z'n fantasie ook, z'n zwaar geliefd Hélènetje nooit gansch ontrouw werd, hàar altijd 'n rol toe bedeelde in 't feest zijner zinnen. Wilde-ie dan dingen van 'r, welke slechts mogelijk waren bij 'n verst-doorgevoerde ontucht? Waartoe zouden ze nog komen samen! Maar niet in ‘Klingeling’, neen. De groote steden van 't buitenland boden de gelegenheid voor die bacchantische schandelijkheden, waarvan-ie in z'n ongebreideldste momenten droomde. In Keutelland bleef men, ook in slèchtheid, altijd wat klein.
Dien nacht van ‘Klingeling’ dan, was de douairière van Nebdal, in 'n plotse verergering van 'r toestand, tot driemaal haast in 'n benauwdheid gebleven. Op de
| |
| |
Oude Gracht was men radeloos. Niemand wist, waar de freule zich bevond, alleen dat ze heel laat, toen alles zoo goed leek met mevrouw, met den graaf van Montrose was uitgegaan. Wat moest men doen? En wìe had te handelen? Heel 't personeel schaarde zich dadelijk onder Willem, den vertrouwde, die zulks ook alleszins verdiende. Doch hij, evenmin als de anderen, wist raad, kon in de verste verte niet vermoeden, hoe-ie de freule bereiken moest. 't Geval werd nog kritieker doordat dokter Vogelaars, die al meer dan vijf en twintig jaar over de douairière ging, even onvindbaar bleek als de dochter des huizes. Hij had zelfs, wat-ie anders als medicus toch altijd deed, geen boodschap achtergelaten, waar men 'm, indien z'n hulp dringend vereischt werd, ophalen kon. 'n Samenloop van omstandigheden, welke Willem 'n paar hoogst benauwde uren bezorgde! Natuurlijk verklaarde 'n andere dokter zich bereid, spoedigst op de Oude Gracht te verschijnen en, 'n kwartier reeds nadat men 'm geroepen had, stond die voor 't ziekbed van de douairière, bleef daar den halven nacht, 'r zoo zorgvuldig behandelend, alsof ze z'n dierste patiënte was. Daaromtrent kon Willem dus gerust zijn. Doch als er eens iets gebeurde en de freule bleef uit? 'n Oogenblik dacht-ie er zelfs over, aan te loopen op de Vijverlaan, of men daar soms wist, waar de graaf van Montrose toefde. Als ervaren huisknecht echter begreep-ie 't onmooglijke daarvan. Maar moest-ie de douairière dan zóó laten sterven, zonder dat ze, behalve hem dan en de meiden, 'n bekende bij zich had? Opeens lichtte 't in 'm, dat-ie den oudsten vertrouwde
| |
| |
van z'n meesteres roepen moest. En persoonlijk was-ie den graaf van Turelurenberg gaan halen, die, gelukkig thuis, 'n vol uur noodig had, z'n afgeleefdheid tot den gewenschten, krakenden toestand op te flikken, zoodat Willem, ongeduldig, wel driemaal op 't punt had gestaan, weg te loopen. Doch tòen dan ook was de graaf één belangstelling, onuitputtelijk van zorgzaamheid, medegevoel, zat als 'n braaf ridder, die voor z'n dame rust en alles veil heeft, aan 't bed van z'n oude minnares, die-ie, in 'r jeugd, o, zeer geliefd had! En, hoewel 't 'm op 't laatst moeite kostte, wakker te blijven, wachtte-ie de thuiskomst af van Hélène.
Heel vroeg in den morgen daagde die eindelijk op. Montrose wachtte even, tot ze binnen was, verdween dan weer dadelijk in z'n rijtuig. Ze ontstelde zeer, allen op te vinden in 't huis, begreep dadelijk, luisterde maar half naar Willem, die iets zei, snelde naar boven, naar de kamer van mama. Kort na 'r verscheen ook Vogelaars.
De douairière ontwaakte juist uit 'n bewusteloosheid, waarin ze, na dien laatsten aanval van benauwdheid, geruime poos gelegen had. Ze zag Hélène aan, scheen zich te herinneren, vroeg met de oogen, met 'n nauw te bemerken gebaar van de hand. Van Turelurenberg, hoewel nieuwsgierig, waar Hélène toch al dien tijd had kunnen toeven, wendde zich wat af, oòk de vreemde dokter. Zoo waren ze 'n oogenblik als saàm.
Hélène, met 'n heftig schuld-gevoel, legde 't hoofd naast dat van mama, kuste 'r, zei niet veel, behalve dat ze dan even iets mompelde van Charles. Dat scheen de stervende 'n gerustheid te geven. Ze zag tenminste
| |
| |
dadelijk veel tevredener. Er was 'n zwijgen. Hélène snikte. Daarop stamelde de van-'t-leven-scheidende woordjes van liefkoozing, die weenend beantwoord werden. Dokter en vriend, op 'n wenk van wie daar in 'r laatste ure lag, verlieten de kamer. Toen sprak de vrouw, die veel gezondigd had, en misschien niet 't minst tegenover 'r dochter - en ze was haast onverstaanbaar van zwakte en van berouw -: ‘Ver-geef me, kind, ver-geèf.’ Luid snikte Hélène op, kuste 'r vurig, wist niet, wat ze zeggen of doen zou, de stervende 't heen-gaan te vergemakkelijken. Vergeven? Wat? Zìj had vergiffenis noodig, dat ze, in dezen voorbijen nacht, mama verlaten had voor 'n genot, dat niet te noemen was. Vergeving? O, beiden behoefden 't, zeér! Was zóó hun laatste samenzijn? 'n Waardig einde van 'n bestaan, dat geen bestaan geweest was! Vergeven? Maar Hélène had immers reeds zoo vaak ingezien, dat mama's schuld in waarheid zoo groot niet was. Alles was 't natuurlijke gevolg van wat zwakheid, welke voorafging. Met steenen werpen, o, 't viel velen gemakkelijk! Wie 't leven begreep, veroordeelde nooit. Zij althans zou mama altijd in dierbare herinnering bewaren.
Om tien uur in den morgen ontsliep de douairière zacht en vredig. Dokter Vogelaars, die 't constateerde, bleef slechts heel kort na. Hij zag er uit, of-ie zelf verpleging behoefde.
Sinds waren drie weken verloopen, weken van heftige bedroefdheid en ook van kalme berusting bij Hélène. Nu stond ze dus alleen op de wereld? En Charles dan? Doch zìjn steun was immers altijd 'n zeer wan- | |
| |
kelbare en nu meer dan ooit, nu-ie, door mama's dood, in 'n zeer moeilijke verhouding tot 'r kwam, wilde ze althans de in de wereld geaccepteerde freule blijven van voorheen. Waarlijk, haar positie werd 'n zeer delicate.
Ze leed veel, die dagen, dacht meer misschien, dan ze 'r leven lang gedaan had. Rusteloos liep ze door 't als vereenzaamde huis, was nu boven, dan beneden, vond echter nergens 'n houvast voor 'r ziel. De vele condoleantie-bezoeken, welke ze ontving, gaven 'r wel eenige afleiding, doch niets, waaruit ze sterkte, troost kon putten. En Montrose, die 'r juist àlles had moeten zijn dezen zwaren tijd, leek iets van 'r te vervreemden. Ontwcèk-ie 'r? 't Had er den schijn van! Wat beteekende dat? Doch neen, dàt kon 't niet zijn. Ze zag in, hoe-ie 'n weinig met 'r in de war moest zitten, niet wist, wat met 'r aan te vangen. Natuurlijk - zooals je dat altijd met de waarschijnlijkste dingen zag - hadie nooit aan 'n mooglijken dood van mama gedacht. Nu moest-ie met zichzelf klaar worden over 'r toekomst. Dat deed 'm veel met z'n gedachten afwezig zijn.
In die moeilijke dagen nu bleek van Turelurenberg the right man on the right place. Z'n galanterigheid legde-ie af (bewaarde-ie die misschien voor later?), was de radende, verstandige vriend. Haast vaderlijk bemoeide-ie zich om Hélène. En al heel spoedig kwam-ie met de wel-overdachte meening aan, dat ze niet beter kon doen dan Struggle, die dat zeker als 'n begenadiging des hemels zou beschouwen, als echtgenoot te accepteeren. Ook was 't de laatste wensch van mama,
| |
| |
die toch altijd 't beste met 'r had voòrgehad. Mocht ze zich daartegen verzetten?
Toen Tureluurtje daar voor de eerste maal over begon, had ze, getroffen in 'r ernstige gevoelens om den dood van mama, die mooglijkheid strengst afgewezen, walgend. Neen, ze verkocht zich niet, was tot zoo iets niet in staat! En 'n vloed van felle bewoordingen was 'r lippen ontstroomd, waarin ze zich beklaagde over 'r verleden, over alles, wat ze tegen 'r zin had moeten verduren. Tureluurtje, gevoelerig krakend, luisterde 't zwijgend aan. 't Spràk: Hélène was wat overspannen, 't kind! Doch spoedig kwam-ie te dringender op 't voorstel terug, want hoe meer-ie er over zon, hoe sterker z'n overtuiging werd, dat 't geopperde huwelijk tot 'r geluk moest zijn. Hij legde 't 'r in 't lange en 't breede uit.
Hélène bleef zich verzetten, streed. Maar gaandeweg ging ze toch wat aandachtiger naar 'm luisteren.
Ze moest 'r toestand klaar inzien. Vóór alles wilde ze Montrose behouden. Dàt stond bij 'r vast. Dus diende al 'r streven daàrop gericht te zijn. En tot welke logische conclusie kwam ze dan?
't Oude liefde-sprookje van 'n vlucht met den man van 'r hart, 't zich-afzonderen in 'n geluk ver van de wereld, had ook bij haar reeds afgedaan. Ze was 't rumoerige leventje dier half en half gedéclasseerde aristocratie te zeer gewend, zóó een geworden met 'r rol van gevierde marionet in dat wereldje van geblaseerde bloedloosheid, dat ze er moeilijk meer afstand van kon doen. En zelfs, als ze gewìld had, ze kwam er niet na- | |
| |
der door tot Montrose, integendeel! Hij had 'r lief, jawel, doch ook om de eigenaardige positie, welke ze in zijn kringen innam, 'r geaccepteerdheid in de ‘monde’, 'r hulde-bewaaierd milieu. Alleèn met hem, ergens in 't buitenland bijvoorbeeld, zou ze 'm vervelen, dra. Trouwens, hoe kon-ie afstand doen van alles, dat 'm toch bond aan de Vijverlaan? En, bleef ze 'm op de Oude Gracht ontvangen als voorheen, zoo wreekte zich dat, nu ze door mama's dood als jonge vrouw alleen stond, op andere wijs. Hoe licht men in haar coterie ook over de zeden dacht, de schìjn diende toch altijd bewaard. Men zou 'r mijden, meer en meer. Op straat, in den schouwburg, overal waar ze kwam, zou men 'r niet kennen, de brutaalheid hebben, langs 'r te gaan, alsof ze niet bestond. En wie bezocht 'r dan nog op de Oude Gracht? Enkel wat zoogenaamde ‘vrienden’, 's avonds laat. 'r Huis zou in 'n reuk van openbare louche-heid komen te staan, welke freule van Nebdal maakte tot 'n bij dag geschuwde vrouw. Dit zou ze voor niets ter wereld verdragen. En ook dit zou 'r van 'r macht op Charles doen verliezen. 'n Gewone maîtres kon-ie vinden bij de vleet. Zìj moest 'm 't zeerbijzondere blijven schenken, dat-ie altijd bij 'r vond. Dus bleef er toch niets anders voor 'r over dan 'n huwelijk, waarin hìj toestemmen kon? Dàn - ze bekende 't - was Struggle, in de gegeven omstandigheden, lang niet verwerpelijk. Ze kon 't Tureluurtje niet
tegenspreken.
Hoe echter dacht Montrose daar over en Struggle zelf? O, wat die betrof, de krakende stond voor ze in. Struggle natuurlijk zou zich als 'n door 't lot uitver- | |
| |
korene beschouwen. Zich plots, na 'n leven van wanhopigen strijd, geadmitteerd te zien - en op welke wijze! - in de beau monde! 't Moest 'm zelfs langs voorzichtigen weg aan 't verstand worden gebracht, welke kans-ie bij freule Hélène had, of 't liep met 'm mis! Tureluurtje bood zich gaarne als tusschenpersoon aan. In z'n jeugd had-ie toch zoo'n beetje voor diplomaat gestudeerd; hij hield er zich van overtuigd, dat zulk 'n delicate opdracht bij hem in bijzonder vertrouwde handen was. Dat-ie Struggle 'n geduchten prijs zou berekenen, 'm wijsmaken, wat trouwens voor 'n deel waar was, dat de begeerlijke freule slechts door zìjn invloed voor 'm te winnen zou zijn, vertelde-ie 'r nìet. Waarvoor ook? Dan kon-ie 'r even goed op de hoogte stellen van de financieele verplichtingen, die-ie sinds kort aan 'm had. En wie legde nu z'n heelen toestand bloot aan 'n ander?
‘Maar... Chàrles!’ bleef Hélène toch ietwat ongelooven. Hoe licht ze over Strùggle dacht - 't spràk: die greep toe met twee handen -, omtrent Montrose was ze 't met Tureluurtje nog niet eens. O, ze wou nu wel eens zien, wat voor gezicht-ie zou zetten, ten spijt van al wat-ie beweerde in nachten van orgie-ïge passie, als ze met 'n echtgenoot aankwam! Dan zou-ie toch wel terugkrabbelen op 't laatste moment, hoopte ze haast. 't Was waar: 't huwelijk zou 'n voorwaardelijke zijn! Doch, gesteld al, dat Struggle hier in wilde treden - wat ze toch wel eenigszins betwijfelen moest - zouden er geen oogenblikken komen, dat-ie, alle belofte ten spijt, zich wàarlijk als echtgenoot ontpoppen
| |
| |
zou? O, 't zou hoogst onverstandig zijn, dit niet in te zien. En welk 'n verhouding zou't dan worden tusschen hun drie? De hevigste scènes zouden elkaar opvolgen, tot 't einde kwam, dat minstens noodlottig moest zijn voor één. Ze huiverde. Neen, dat kon ook mama's bedoeling niet wezen. En, met 'n treurigheid in 'r blik, welke Tureluurtje 'r zeer interessant vond staan, deelde ze 'm ronduit, hoe zachte woorden ze er ook voor koos, 'r bezwaren mee tegen die voorwaardelijkheid van den echtgenoot.
Nù begreep Tureluurtje, dat-ie gewonnen had. Hij feliciteerde zichzelf al, wreef zich in de handen, kraakte van veler kant. Hélène nam 'm wat verwonderd op. Zelfs ging er 'n oogenblik 'n wantrouwen door 'r aangaande 's graafs bedoelingen. Hìj, die 't 'r zoo lastig gemaakt had maandenlang, nu opeens zoo'n belangelooze vriend? Wat kon daar achter steken? Hoopte-ie, dat ze, als ze eenmaal dien Struggle geaccepteerd had, des te gemakkelijker te winnen zou zijn door 'n derde? O, maar, liet Tureluurtje zich dàt toch niet inbeelden! De oude gek! Nog liever.. Doch neen, dat was slecht van 'r gedacht. Zoo 'n goed vriend van mama! Hij handelde natuurlijk nog heelemaal onder den indruk van haar dood. Zich haar verlies opeens weer fel herinnerend, drukte ze 'm krampachtig de hand.
Tureluurtje, getroffen, liet 'r zoo gauw niet los. En, 'r thans te doen decideeren, kwam-ie met de groote verrassing aan, van welker effect-ie zich overtuigd hield. Eerst vanmorgen, door 'n gesprek met dokter Vogelaars, had-ie zekerheid erlangd aangaande iets,
| |
| |
waarvan-ie voor zichzelf reeds half en half overtuigd was. Anders had-ie Hélène daar wel eerder mee verblijd.
‘Struggle, m'n kind’ kraakte-ie met 'n langzaamheid, als om elk zijner woorden diep tot 'r te doen doordringen, ‘is door de natuur - haha! - reeds “voorwaardelijk” gemaakt. Of hij wil of niet, hij dient afstand te doen van z'n rechten als echtgenoot. Haha! Hij wordt gansch mechanisch, 'n farce, zal hoogstens nog geschikt zijn, je 'n enkele maal te chaperonneeren. Voor 't overige zetten we hem in 'n stoel en hij zal heel kalm zijn. Hij versteent, me lieve.’
Tureluurtje, zich 't geval indenkend, begon zóó onrustbarend te kraken, dat Hélène vreesde voor 't springen van 'n corset-balein. Hemel, als-ie eens uit elkaar raakte, hoe kreeg ze 'm weer zoo'n beetje in z'n fatsoen? Niemand begreep, hoe-ie zich nog zoo rechtop wist te houden! 'n Heele ingewikkelde constructie verborg zich bepaald onder z'n kleeren. Gelukkig, hij kwam weer tot bedaren. En, nieuwsgieriger dan ze zelf wist, vroeg ze 'm 'n nadere verklaring van wat-ie daar zei over Struggle.-
Toen Hélène zich weer alleen bevond, op 'r kamer, waar ze zoo'n mooi uitzicht had op 't Herteveld, lachte ze lang en luid. Dat was de eerste keer na mama's dood, dat zulk 'n vroolijkheid 'r ontsnapte. Ze had er dan ook wel reden voor! 't Drama, dat ze 'r toekomstig leven dacht, loste zich opeens op in 'n klucht. Neen, nu had ze niets meer tegen 'n huwelijk met dat lid van 't huis Lanselo! Ze zàg de komende jaren. 'n Echtgenoot dien ze 't grootste deel van den dag opbergen
| |
| |
kon in 'n van gaatjes voorziene doos! 'n Enkele maal wond ze 'm op, ten einde 'm als chaperonneur te doen functionneeren. 'n Nieuwe vermakelijkheid voor de bekende avondjes in de salons! En zij en Montrose geheel vrij. 't Kon zelfs nog aanleiding geven tot ondeugendheidjes, die Charles, in die ingewikkeldheid van z'n passie voor haar, welkom zouden zijn. Nu bezat-ie immers 'n getroùwde vrouw! Haha! O, alles had niet beter geschikt kunnen worden! Tureluurtje was 'n wàre, wàre vriend. Mama had altijd wel gelijk gehad, met 'm zoo te noemen.
Ze liep naar 'r slaapkamer, zich voor 't eerst weer bevrijd gevoelend van 'n heel zware last. Ze bezag zich in den kast-spiegel, welke, voor wie lezen kon, beschreven stond met de fonkelendste en ook de dieprouwigste bladzijden van 'r leven. 't Verdriet had 'r niet leelijker gemaakt, neen! Trotsch keek ze zich aan. Thans was ze wèl marionetten-koningin, de oude freule van Nebdal weer, doch gehuwd - zoo gauw de convenances 't toelieten, zou ze tot dien stap overgaan. 't Huis op de Oude Gracht rièp om die jaren-gewende vreugd der laat verlichte salons! - met een die niet veel meer dan 'n louter mechanisme was. En in z'n rol van schijn-echtgenoot - heel Hofstad zou natuurlijk dadelijk weten, welke plaats-ie naast 'r innam - was-ie ook wel présentabel. Iemand, die reeds zóóveel jaren rond de highlife zwierf, dat-ie er 'n bekend persoon was geworden, tevens 'n geziene bankier! Men zou 'm niet refuseeren! En welk 'n luxe zou ze zich kunnen permitteeren! Ze had te tasten uit tweé overruime beurzen. O, ze voelde zich
| |
| |
haast gelukkig! Had mama dàt kunnen beleven, mama, die als nà 'r dood nog voor 'r gezorgd had!
Ze bleef turen in den spiegel. Opeens - zoo vreemd als gedachten soms kunnen gaan! - herinnerde ze zich dat oogenblik, toen ze oòk zoo in den spiegel keek, zij 't met gansch andere gewaarwordingen, en ze mama zoo plots achter zich zag, die vermanend en verschrikt ‘kind, kind!’ riep, wijl ze in zoo'n opgewonden toestand verkeerde. 't Was na de ontvangst van dien brief van Charles, welken ze 'm nooit had willen teruggeven. Ze herleéfde dat moment. Haat voor Charles en voor mama, voor heel 'r wereld, had 'r vervuld. Wat was daar nu van over? Niets! Niets? O, neen! 't Weinige, dat er soms nog verwijtend in 'r woelde, diende ze sterkst te onderdrukken uit eerbied voor de nagedachtenis van mama, die toch ook zeker, in 't geheim misschien, veel geleden had. Kijk, als mama nu nog eens daar achter 'r had kunnen komen staan, zou ze 'r toeroepen: ‘Mama, ik heb u niets te vergeven, neen! Ik ben uw kind. En ik hoù van je.’ Ze schrikte terug. Neen, aan zulke verbeeldingen moest ze niet toegeven. Ze was natuurlijk toch al overspannen van die weken, welke ze pas achter zich had. Ze moest kalm blijven, heèl kalm.
Ze trad terug van den spiegel, dacht er 'n oogenblik over, even te gaan rusten. Met 'n rukje van energie echter liep ze dan weer naar voren. Dat liggen overdag, ze kènde 't! 't Ging nooit zonder die beurtelings vervloekte en gezegende morphine. En mama, die iets van 'r misbruik gemerkt had, had ze nog zoo stellig beloofd, er zich met hand en tand tegen te zullen verzetten.
| |
| |
Mama, die wist, welke de gevolgen waren, wanneer men toegaf aan 'n zwak! Dat zou altijd de smartelijkste herinnering zijn, welke ze aan mama bewaarde, 'r verslaafdheid aan den drank! Doch vergeven deed ze 't 'r, o, van harte!
Peinzend keek ze over 't Herteveld. 't Leven op de Oude Gracht bleef dus op de gewone wijze voortgaan? En ook 'r verhouding jegens 'r tallooze omfladderaars veranderde niet? Zou ze sterk genoeg zijn, aan alle verleiding altijd weerstand te bieden? En 'r liefde tot Charles dan? Ja, dàt was 'r kracht. Nooit immers meer had ze die zondige opwelling, 't heele leven te beschouwen als één onbegrensd feest der zinnen, dat àlles permitteerde! En kwam 't terug, door gedragingen van Charles zèlf, dan.... ja, dan.... o, gànsch buiten morphine zou ze toch nooit kunnen, besefte ze heel diep. Dat kleine spuitje, verborgen achter in 'r kast, was 'n zoete vertrooster voor veel, dat te fel pijnde. Dàt nu zou haàr geheime zonde zijn!
Ze ging 'r kamer uit, liep de trap op. Beneden belde ze Willem. Eiglijk had ze niets te zeggen, verzon maar wat. 't Liefst toch, als Charles er niet was of Tureluurtje, sprak ze met hèm. Willem was ook zoo één met 't huis op de Oude Gracht.
|
|