| |
| |
| |
Sta pal.
('n Woord van bemoediging voor de heer W.P. Schreiner, in 1898 Premier van de Kaapkolonie, in zijn strijd tegen de Rhodes-kliek en Jingo's).
Sta pal! Heer Schreiner, sta maar pal,
En druk uw rug tegen de wal,
Dan kan men u niets maken;
Al wijst de Jingo u zijn vuist,
Die vuist is pap gelijk een puist,
Is dat nu Engels' politiek,
Hetgeen de lose Jingo-kliek,
Aan ons hier wijs wil maken?
Voorwaar, dan is in Engeland,
De soep maar duchtig aangebrand,
Als men de man van Groote Schuur
Ons als een politiek figuur
Van waarde voor wil houden,
Dan is hij, die de weegschaal houdt
Van 't Engels recht, wis zwak en oud,
Sta pal! sta pal! en geef niet in,
Hij die volhardt, zal zeker win',
Hoe 't hem moog tegenlopen.
Wij hebben 't recht aan onze zij,
De vijand ziet het recht voorbij,
Waarop kan hij dan hopen?....
| |
| |
Gij zijt de leider van ons Volk,
Gij zijt toch van ons recht de tolk,
Wat er ook moog' gebeuren:
Gij zult de zaak van eerlikheid,
Al is het ook vol bitt're strijd,
Nooit hoeven te betreuren.
De Jingo met zijn hard geschreeuw,
Is lang nog niet de Britse Leeuw,
Daar kan men wel op zweren;
Ik durf er wis voor in te staan,
Hij 's slechts een soort van baviaan,
Die 't brullen wil proberen.
Maak u dus niet voor hem bevreesd,
Hij is een niet gevaarlik beest,
Dat niemand veel kan schaden;
Als hij een vuist ziet of geweer,
Dan maakt hij zomaar rechts-om-keer,
Te meer, als 't is geladen.
Hij zingt wel ‘Rule Brittannia’,
En spreekt van fair-play, voor en na,
Maar wil het niet betrachten.
Zijn eigen ik gaat steeds vooraan,
Al 't and're moet ten achter staan,
En naar believen wachten.
Vrees dus maar niet voor hun geschreeuw,
Zij zijn de spot van onze eeuw,
't Is zeker dat geen ware Brit,
Die slechts een grein verstand bezit,
Hen als iets groots zal eren.
| |
| |
't Is waar, ons aantal is niet groot,
Maar eendracht buigt zich in geen nood,
Noch vreest het duizendtallen.
Wij strijden voor ons Volksbestaan,
En moeten wij ten ondergaan:
Wij zullen eerlik vallen.
Maar bukken zullen wij ons niet,
Schoon ook een Judas ons verliet,
En tegen ons gaat strijden.
Wij vragen u slechts, vol te hou',
En om ons troepje, klein maar trouw,
Als gids te blijven leiden.
Gij hebt de kennis en 't verstand,
Onz' Jan staat aan uw rechterhand,
Als raad mag nodig wezen.
Met zulke leiders goed en groot,
Aan 't recht getrouw in nood en dood,
Wie zou voor Jingo's vrezen?
|
|