| |
Wat is een progressief?
Toe vader, toe! kom zeg mij toch
Ik het gedenk, ik het geraai,
Reeds veel koerante deur geblaai,
Gelezen dat mijn kop glad draai,
Maar nee! dit is vir mij te taal!
Want telkens raai ik mis.
Dat dit een soort van mens moet wees,
Maar in welk land, of in welk oord,
Of tot welk ras het wel behoort,
Of 't vredig leeft, of d' rust verstoort,
Daarop geef ik mijn erewoord,
En zeg dat ik 't nie kan!
Ik vroeg Jan Veltong gisteren nog,
Of hij 't mij zeggen kon;
Maar Jan keek ander-kant eerst uit,
| |
| |
Begon toen hard zijn neus te snuit,
Trok eerst zijn lippe tot een tuit,
Gaf toen een ijs'lik harde fluit,
En zei, vraag Piet Basson.
Neef Piet Basson keek mij eerst aan,
En pak mijn arm toen beet,
‘Kijk Gert!’ sprak hij, ‘die vraag is zwaar!
Als 'k dáár oor denk dan word ik naar,
En raak mijn kop glad deur mekaar;
Vraag liever aan jouw vader maar,
Ja kind, sprak d' ou, en krap zijn kop,
Die wereld loop verkeerd!
Wat ons voor waarheid het gehou,
Dit word als leugens nou beschouw,
Op eerlikheid, op recht, en trouw,
Word nou volstrek nie meer gebouw,
Slechts leugens word geëerd!
Ik het gedenk steeds, dat die woord
Wat zul Progressief noem,
Vooruitgang meen, en hij die streef
Om aan die Volk waarmee hij leef,
Verbet'ring aan die hand te geef
En het te lei, die recht slechts heef
Progressief zich te noem.
Maar 'k zie, ik het moes al die tijd
Progressief, noem hul nou een man
Die 't best het recht verdraaien kan,
Geen leugens vreest, zelfs nu en dan
Met d' eigendom van Piet of Jan
Fluks op die loop kan gaan.
Maar dit is nog nie alles, nee!
Wil jij Progressief heet?
Dan moet jij eerst een League's man wees,
| |
| |
En moet jij hand'len in die gees,
Der Jingo's, die gans zonder vrees,
Elk ander houd voor 'n domme bees,
Nee, meer nog, elke Progressief,
Als hij volmaakt wil zijn,
Die moet Heer Rhodes door dun en dik
Kan volgen, zonder zelf te schrik,
Wanneer hem zijn geweten prik,
En zeg: ‘Het doel waarop jij mik
Is ver van goed en rein!’
Hij moet nie vragen, wat of recht,
Zijn gouden afgod gaat hem voor,
Die moet hij volgen op zijn spoor,
‘Elk rechtsgevoel die moet hij smoor,
En als hij hem aan niets meer stoor,
Dan loont het goud hem wis.
Hij moet Oom Paul, als ook zijn volk,
Een eeuw'ge haat kan zweer,
Hij moet die Afrikaander-Bond,
Op ied're plaats, in elke stond,
Deur heel die Britse rijk in 't rond,
Belasteren tot in de grond,
En zwart als teer gaan smeer.
Nou, dit is die Progressiefs, waar
Die boel wat dag'liks zo astrand
Wil meesters worden in ons land
Die ons wil buigen naar hul hand
En die, van die verkeerde kant
Progressiefs hul wil noem.
Progressief meen volstrekt nie meer
Vooruitgang, zo 's voorheen,
Maar wel partijschap, welk een schand
| |
| |
Voor een, die hier de vredeband
Verbroken heeft, en in ons land
Het zaad der tweedracht heeft geplant,
Progressief? dit is zeker kind,
Die naam pas hul nie goed,
Zul moet die Pro, daar af laat snij,
En Re-tro in die plaats laat glij,
Dan draag zul zeker, glo vir mij,
Een naam, wat net zal passen bij
|
|