Nationale en Afrikaanse gedigte in Kaaps-Hollands. Bundel A
(1916)–Melt Brink– Auteursrecht onbekend
[pagina 140]
| |
Hij wil jou goed, hij wil jou goud,
Jou land, ja nog veel meer.
En als jij hem nie goedschiks geef,
Gaat hij die annexeer.
Hij hou van grootpraat en van poch,
En kan net alles doen.
Maar als jij op zijn huid hem geef,
Dan kruip hij in een schoen.
Hij 't altijd recht, in wat hij doet,
En trap steeds in die spoor,
Al wordt ook door zijn zucht naar macht
Zijn evenmens vermoor.
Waar hij die gele goud ziet blink,
Daar raak zijn kop op hol,
Hij roof, hij steel, en voor jij weet,
Zit al zijn zakke vol.
Hij 's dapper op die oorlogsveld,
En maak daar groot geruch,
Hij 's overwinnaar waar hij vech,
Al het hij ook gevluch.
Hij is net als die keffertjies,
En kan geweldig blaf,
Maar komt daar net een grote hond,
Dan vluch hij op een draf.
Maar wat nou nog die mooiste is,
Hij blaf dán hard en lang,
Wanneer hij op een plek eerst is,
Waar niemand hem kan vang.
In 't kort, een jingoe, lieve Neef!
Is wel een mensekind,
Doch een, waar een kwart mens van is,
Maar drie kwart niks als wind.
1894.
|
|