De schoonzoon van Mevrouw de Roggeveen. Deel 2
(1893)–Jan ten Brink– Auteursrecht onbekend
[pagina 28]
| |
Mevrouw de Roggeveen zet nare plannen nader uiteen, en poogt in het bezit te komen van eene groote menigte ‘châteaux en Espagne’.Al een halfjaar lang bouwde mevrouw de Roggeveen dagelijks aan de schoonste luchtpaleizen, die ooit door de verbeelding eener hooggeboren moeder werden ontworpen. Hare lieve, tweede dochter Jane zou eerlang op wettige wijze den titel voeren van Vicomtesse Coppin de Vergennes, een titel, welken de aanzienlijkste geslachten in den lande haar benijden zouden, want de Vergennes stamden uit oud-middeleeuwschen, Normandischen adel - zou oud, zou oud, dat de hoogstgeboren Nederlandsche graaf er den hoed voor afnemen kon. Het tijdstip naderde nu alras, dat de verloving aan de vrienden zou kunnen worden bekend gemaakt. Men was de eerste zwarigheid te boven gekomen. Jane had onlangs haar zeventienden geboortedag gevierd. Ook hierop had de heer Van Roggeveen aangedrongen, toen de volmaaktste van alle edellieden, toen haar hooggeschatte aanstaande schoonzoon, op plechtige wijze om de hand van hare dochter vroeg. Daarna had haar echtgenoot, uit zekere, al te ver gedreven voorzichtigheid, eene menigte ‘informatiën’ genomen omtrent den persoon van den ‘charmanten’ Vicomte. Langzamerhand waren er berichten ingekomen. Meestal luidden zij redelijk gunstig. De Vicomte, heette het, was een jonkman van goeden adel, niet onbekend in de aanzienlijkste kringen, ‘bon garçon,’ niet gierig of schraapzuchtig, een goed ‘homme du monde’, galant en ervaren in al de dingen van die zoogenaamde ‘wereld’ - doch zijn fortuin scheen niet zeer groot te zijn. Andere berichten bevatten nog bijzonderheden over de ongelukken van den Vicomte in zijne | |
[pagina 29]
| |
ridderlijke weddenschappen bij de wedrennen van Longchamps en Epsom, maar men kon uit dit alles ten slotte geen volkomen ongunstig gevolg trekken. Mevrouw de Roggeveen had met buitengewone bedaardheid dit onderscheidene malen haar echtgenoot bewezen, en telkens er op aangedrongen, dat deze nu in de verloving zou toestemmen. De heer Van Roggeveen had haar eenvoudig geantwoord, dat hij zich niet tegen de zaak zou verzetten op tweeërlei voorwaarde. Ten eerste zou de Vicomte bewijzen, dat de inkomsten uit zijn persoonlijk fortuin voldoende mochten genoemd worden, om zijne toekomstige echtgenoote naar haren rang te doen leven, en ten tweede zou de heer Van Roggeveen niet verplicht worden, eene bijzondere huwelijksgift aan zijne dochter bij haren echt uit te keeren. Wel had mevrouw de Roggeveen zich over deze laatste voorwaarde in den beginne ontzettend geërgerd, maar haar man had zeer kalm opgemerkt, dat de Vergennes niet om de hand zijner dochter zou aanhouden, dan wanneer hij haar werkelijk liefhad; dat, zoo hij zijn oog op het fortuin der familie gevestigd had, er geen beter middel bestond, om hem te doen afdeinzen, dan de verklaring, dat Jane niets ten huwelijk zou meebrengen - slechts datgene, wat mevrouw de Roggeveen met een gelukkigen glimlach haar trousseau noemde. Ten overvloede voegde de heer Van Roggeveen er bij, dat zijn vermogen in effecten belegd was, en dat hij van de renten in de gegevene omstandigheden niets kon missen, zonder zijne andere dochters te benadeelen, en zijne wijze van leven te veranderen. Mocht ook deze tijding eenige droppels alsem in den vreugdebeker der gelukkige moeder mengen, zij wist, dat de uitmuntende Vicomte Jane met heel zijne ziel liefhad; dat het ontbreken van eene aanzienlijke huwelijksgift hem niet zou hinderen. Daarom wilde zij nu al haar best doen Jane's trousseau en huwelijksfeesten zoo schitterend mogelijk te maken. Zij besloot aanstonds de regeling der geldzaken aan | |
[pagina 30]
| |
de heeren over te laten. Dit behoorde eigenlijk niet tot haar departement. Zij sprak er den Vicomte derhalve niet van, want deze had eene veel te verheven denkwijze, om zich aan geld te storen. In den beginne had hij haar vertrouwelijk gesproken over zijn fortuin, en ridderlijk bekend, dat zijn vermogen niet groot was, maar hij had tevens van zijne goederen en zijn kasteel in Normandië gewaagd - over Jane's toekomst behoefde zich dus niemand te bekommeren. Zoodanig was de grondslag, waarop mevrouw de Roggeveen hare luchtpaleizen had gebouwd. Men zou niet hebben kunnen beweren, dat de verbeelding der aanstaande schoonmoeder iets aan die prachtige kasteelen deed ontbreken. Zij hulde Jane herhaaldelijk in het gazen bruidskleed en in den gazen sluier, waarmee zij naar den eigenlijken zin des woords voor het altaar zou treden, want de Vicomte behoorde tot de katholieke kerk. Het huwelijk zou dubbel ingezegend worden, eerst in de Kloosterkerk, dan elders, naar de beschikking van haar schoonzoon. De aanzienlijkste familiën zouden er zeker bij verschijnen, en het corps diplomatique zonder twijfel. Jane moest voor die gelegenheid een kostbaar collier van diamanten dragen, dat zou haar cadeau zijn, het cadeau van de innig liefhebbende moeder aan de toekomstige Vicomtesse in de bruidsdagen. De bruidsdagen! Welk eene menigte van schitterende feesten zou zij niet hebben te ‘organiseeren.’ Alles zou op haar aankomen, zij zou alles zelve beschikken. Met Eugénie was niet te handelen. Die bleef eigenzinnig, meer en meer eene précieuse.... ridicule! Evenwel kon zij zich voorstellen, dat Eugénie niet al te hoog ingenomen behoefde te zijn met een schitterend huwelijk van eene jongere en knappere zuster. Daarom wilde zij hare oudste dochter zooveel mogelijk ongemoeid laten, wijl zij in de gelukkigste stemming ter wereld niet al te veel eischend wilde zijn. Van hare jongste, van Sibylle, kon zij meer verwachten, maar deze was nog bijna | |
[pagina 31]
| |
een kind. Haar man zou ten slotte door de echt ridderlijke houding van den Vicomte bewogen worden, op de onbekrompenste wijze zijne medewerking te verleenen. De bruidsdagen en het huwelijk maakten daarenboven niet alleen het onderwerp harer liefste bespiegelingen uit, al had zij tot nog toe den twijfel niet kunnen oplossen, wat haar, der moeder van de aanstaande Vicomtesse, het best zou voegen als feestkleed bij de inzegening van het huwelijk, donkere of lichte zijde. Mevrouw de Roggeveen streefde met hare verbeelding nog veel verder. Zij stelde zich Jane voor als Vicomtesse de Vergennes. Des zomers zouden de jongelui het seizoen natuurlijk te Scheveningen doorbrengen. Al wat edel en hooggeplaatst was, zou er eene eer in stellen, zich te doen ‘presenteeren’ aan de Vicomtesse. Welk eene rijk vloeiende bron van genot beloofde de toekomst niet! En dan in 't najaar en des winters zou zij de jongelieden vergezellen naar het oud, ridderlijk kasteel in le Morbihan. Hare verbeelding teekende deze burcht af naar een model uit Walter Scott en Alexander Dumas te zaam, massa's spitse torentjes met blauwe leien en schitterend vergulde windwijzers, doch daarbinnen het weelderigst ‘comfort’ der moderne beschaving en, als van zelf sprak, eene lange, luisterrijke reeks familieportretten uit alle eeuwen met blazoenen en kostelijke wapenkleuren. Eenige weken zouden de jongelieden des winters waarschijnlijk te Parijs komen wonen. De Vicomte zou zijne jonge gade en belangstellende schoonmoeder zeker in de gelegenheid stellen al de pracht en luister in Frankrijks hoofdstad te bewonderen. Wel is waar behoorden de Vergennes tot de legitimisten, maar mevrouw de Roggeveen meende toch, dat meer aanzienlijke legitimistische familiën het niet versmaadden den winter te Parijs door te brengen. Dan kwam vervolgens de quaestie van het hof en de Tuileriën. De Vicomte had altijd met zekere omzichtigheid over de politiek gesproken, maar hij had zich nooit stellig ongunstig over het | |
[pagina 32]
| |
Keizerrijk uitgelaten. In de gegevene omstandigheden zou er niets ‘compromitteerends’ voor een de Vergennes in schuilen, zijne plaats ter Tuileriën met glans te ‘occupeeren,’ daar even aanzienlijke geslachten als het zijne zich tijdens het eerste en tweede Keizerrijk uit welbegrepen politiek inzicht aan het hof hadden vertoond. Zoo zoude zij hare dochter, de bloeiend schoone Vicomtesse, voorstellen aan die edele Keizerin, wier fijne smaak en nobele godsdienstzin door heel Europa om strijd worden hooggeschat. Zoo zou zij den krachtigen en geestryken Keizer in al de schittering van zijn hof leeren kennen, zoo zoude zij door haren schoonzoon bij gekroonde hoofden worden ‘gepresenteerd,’ zoo zou zij de Tuileriën betreden, waar de deugd en de gratie van de Keizerin de schoonste sieraden aanbrengen, waar het schrander beleid van den Keizer den naijver van heel de beschaafde wereld wekt. Intusschen zou het mogelijk kunnen zijn, dat de Vergennes uit dieper inzicht in de staatkunde de zaken anders opvatte, en dan besloot zij aanstonds de Tuileriën aan het rijper oordeel van haar uitstekenden schoonzoon op te offeren. Al deze bespiegelingen wisselden zich af in 't achtbaar, schoon nog ongekapt hoofd van mevrouw de Roggeveen. Zij zat in hare kleed- en slaapkamer op een gemakkelijken stoel voor een lustig brandenden haard, terwijl daarbuiten de gure atmosfeer van Louwmaand heerschte, en de opnieuw ingevallen vorst, na den dampigen dooi van de vorige dagen, zich krachtig deed gevoelen. Zij besloot de Vergennes te raden, de geldzaak met zijn aanstaanden schoonvader te schikken, opdat het publiek zijn ‘engagement’ mocht vernemen. Dan was het juist de geschikte gelegenheid en tijd voor eene ‘soiree dansante’ ten haren huize. Zij had in haar groot salon en suite plaats voor de jongelui, en in de eetzaal en aangrenzende vertrekken zou zij een buffet en speeltafeltjes plaatsen. Zij vond het plan zoo uitlokkend, dat zij wenschte de Vergennes terstond aan te moedigen, dien | |
[pagina 33]
| |
morgen nog de noodige stappen bij haar echtgenoot te doen. Met een tevreden gelaat deed zij een bel klinken. François verscheen. ‘Is meneer de Vicomte gekomen?’ - vroeg ze statig. ‘Voor een half uurtje, mevrouw! Meheer is in 't klein salon met eene van de Freules!’ ‘'t Is wel!.... Wat is dat?’ François bood mevrouw een brief aan. In gedachten nam zij het papier, en bleef op 't onbekende schrift van 't adres staren, terwijl de bediende zich verwijderde. Zij brak het bedaard open, en las: ‘Madame! On pourrait vous procurer un document très précieux. Il s'agit d'une lettre écrite par la Baronne de D. à Mr. de R. On pourrait même vous donner des renseignements très amples sur la situation, moyennant un dédommagement généreux. Dans ce cas vous n'avez qu' à écrire Mr. Philippe Duvernet, la Haye, Poste restante.’ Mevrouw de Roggeveen las het zonderlinge schrijven tweemalen, en bleef toen eene geruime poos in diepe gedachten stilstaan. Haar gelaat was somber, en had al zijne vroegere opgewektheid verloren. Doch spoedig herstelde zij zich. Zij schudde het hoofd, en nam een kloek besluit. Terwijl zij zich haastte met haar toilet, omdat zij de Vergen nes wenschte te spreken, overdacht zij de zaak opnieuw. De een of ander bedrieger wilde haar geld aftroggelen voor een brief door de Barones van Duyvenvoorde aan haar man geschreven - want er was geen twijfel aan de beteekenis der letters. Het kon een echte en het kon een valsche brief zijn. Zij wist zeer wel, dat haar echtgenoot eene bijzondere vriendschap koesterde voor de Barones, maar dat ‘dateerde’ reeds van voor zijn huwelijk. 't Was ook wel mogelijk, dat er brieven tusschen dat tweetal gewisseld waren - welnu, zij zou er geene grijze hairen van krijgen. Jaloersch te zijn | |
[pagina 34]
| |
over de bewijzen van genegenheid, aan eene andere geschonken door haar echtgenoot, kwam haar voor in de gegevene omstandigheden vrij overbodig te wezen. Had zij, Adrienne Plankman, ooit eenige liefde voor dien man gekoesterd? Zij had den rijken twee-en-twintigjarigen jonkman hare hand geschonken, om eene plaats in de maatschappij in te nemen. Haar huwelijk was middel, geen doel geweest. En nu naderde zij de vervulling van een harer vurigste wenschen: hare dochter zou de hand reiken aan een edelman van hooger aanzien, dan eenig adellijk Nederlandsch pretendent kon bezitten. Zou het nu de geschikste tijd zijn, om met Roggeveen te twisten over zijne brieven aan dames? De schoonste tijden van hun huwelijk waren in onrust en verdrietig kijven voorbijgegaan, zou zij, die weldra hare vijftig jaren ging tellen, nu nog jaloersch worden van haar zesen-veertigjarigen echtgenoot? Zij achtte het geheel onnoodig, er langer over na te denken. De heer de Roggeveen zou in menig opzicht moeten medewerken bij het huwelijk van zijne dochter. Zij wilde aan het briefje hoegenaamd geen gevolg geven - fluisterde zij bij zich zelve, terwijl zij eene diamanten speld in het nog weinig vergrijsde zwarte hair stak - maar zij zou het toch bewaren. Men kon nooit weten. Het zou later wel dienen.... Het kleine salon van mevrouw de Roggeveen was een gezellig, aangenaam vertrek, dat met eene deur of een gordijn -naar het seizoen - in het groote voerde. Het zag er allervroolijkst uit, achthoekig met lichtgele divans en als goudleer geschilderde wanden. Eene wit porseleinen kachel verspreidde eene aangename warmte. De beide vensters, die op het Voor-hout zagen, waren door gele overgordijnen beschermd, alles was er in een prettigen, lichten toon gehouden, zoodat men zich niet behoefde te verwonderen, de leden van het gezin er bij voorkeur te zaam te vinden. In de laatste maanden had het kleine salon eene bijzondere aantrekkelijkheid verkregen voor den heer Vicomte Coppin de | |
[pagina 35]
| |
Vergennes. Hij had van het aanbod der gastvrouw, om haar huis als het zijne te beschouwen, een zoo weinig mogelijk in 't oog vallend gebruik gemaakt. Met den gastheer stond hij op minder innigen, schoon toch zeer dragelijken voet. Men had zijn aanzoek niet afgeslagen, maar vooreerst uitgesteld. Jane was te jong, men zou inlichtingen vragen. Zoo was hij bij alle ‘grandes entrées’ der familie aanwezig gebleven, terwijl mevrouw hem daarenboven nog tot talrijke ‘petites entrées noodigde, waarbij echter de heer des huizes niet altijd tegenwoordig was. Kwart na elf, zeer vroeg dus voor den zwierigen edelman, zat hij nu op den gelen divan van het kleine salon, en Jane aan zijne zijde. Als mevrouw de Roggeveen niet aanwezig was, bleven de jongelieden meest alleen. Eugénie vermeed hun gezelschap, en Sibylle had 's morgens haar school. Zij waren in een zeer druk en ernstig gesprek gewikkeld. Jane's oogen schitterden vol uitdrukking, hare wangen waren hoog van kleur. Zij omklemde de rechterhand van den Vicomte, en luisterde aandachtig naar zijne woorden. Het gesprek, dat in het Fransch gevoerd werd, kwam ongeveer op het volgende neer: ‘Je wenscht het, mijne lieve bruid!’ - sprak de Vergennes - ‘en nu zal het nog heden geschieden. Omstreeks twee uren zal je vader mij een beslissend antwoord geven. Mij dunkt, al de zwarigheden zijn uit den weg geruimd!’ ‘Er kunnen geene bezwaren meer gemaakt worden!’ -viel Jane hartstochtelijk in. - ‘Bovendien, Papa zal mijn geluk niet in den weg willen staan. Hij zou mij vernietigen, als hij je afsloeg!’ Opmerkelijk was het waar te nemen, welk een hooge ernst er uit de trekken van het bevallige meisje sprak. Zekere opgewondenheid was tevens onmiskenbaar in de uitdrukking van mond en oogen. ‘O!’ - ging zij voort - ‘zonder je te leven, mon cher coeur! zou nu volkomen onmogelijk zijn. Ik zou je nooit | |
[pagina 36]
| |
verlaten, als men ons zou willen scheiden! Scheiden zou sterven zijn!’ ‘Er is niets te vreezen, ma petite Jane! Mama is op onze zijde. Het zal heden beslist worden! En dan zal er geen grens zijn aan ons geluk! De heerlijkste toekomst wacht ons!’ De Vergennes had met eene zachte, troostende stem gesproken. Over het gelaat van het jonge meisje trilde een heimlijke trek van angst. Een traan rolde over hare wangen. Daarna wierp zij zich onstuimig aan zijne borst, en fluisterde weenend: ‘Achille! mon cher mari! Wat zou er van mij worden, als....’ Jane voltooide hare woorden niet, maar verborg haar ontsteld gelaat met hare vingeren. De Vergennes trok zacht hare handen weg, en omhelsde haar, terwijl hij fluisterend allerlei opbeurende woorden tot de schreiende jonkvrouw sprak. ‘Schrei niet, ma chérie! Wat maakt je zoo angstig! Ben-je niet zeker van mijne liefde? Ik zal je nooit verlaten, al wilden vader en moeder beiden ons scheiden! Och, ween toch niet, Jane, mon ange! Zou onze trouwe, innige liefde je ongeluk brengen, dat zou verschrikkelijk zijn!’ Jane drukte met inspanning haar zakdoek voor de in tranen badende oogen. Zij hief het hoofd op, en poogde te glimlachen, terwijl de Vergennes haar met de vriendelijkste vleierijen beproefde af te leiden. Na eene korte poos scheen zij bedaarder en geruster. Zij schikte zich dichter en vertrouwelijker aan zijne zijde, en streek met hare kleine, witte hand het helder bruine hair van zijn voorhoofd weg. Zij luisterde rustig naar zijne woorden, terwijl zijne linkerhand hare slanke leest met kracht omklemde, en haar donker oog zich niet scheen te vermoeien met te staren in zijn innemend knap gelaat. ‘Luister, Jane! Luister, ma petite chérie! Wanneer je | |
[pagina 37]
| |
vader nu toestemt, dan behoeft ons engagement niet lang te duren. In mijn vaderland kent men zulke lange engagementen niet, als hier in Holland. En dan wordt je mijne beeldig lieve Vicomtesse, dan breng ik je naar het oude kasteel mijner familie, dan zal je de liefste chàtelaine zijn van den heelen omtrek, dan zullen mijne vrienden uit Parijs komen, en je zult ze ontvangen met zooveel gratie en talent, dat ze me zullen benijden, ces beaux messieurs! En als we genoeg van al die drukte hebben, zullen we ons afzonderen van heel de wereld, en wij zullen en tète-à-tète leven, melieve! weken en maanden achtereen!’ ‘En dan zullen wij 's winters naar Parijs gaan, Achille! mon cher coeur! En ik zal trotsch zijn op mijn ridderlijken en knappen man, en mon Achille zal zijn klein vrouwtje vieren en bederven, niet waar?’ De Vergennes antwoordde niet, maar klemde haar met onverholen hartstocht in zijne armen. Een naderende stap uit het groote salon deed beiden van den divan opstaan. Jane schikte haastig iets aan de gordijnen, en de Vergennes ontdekte eenige valsche plooien in de fraaie satijnen das, die overigens door zijn krullenden baard bijna geheel verborgen was. De deur werd geopend, en met een wederom van tevredenheid schitterend gelaat trad mevrouw de Roggeveen binnen. ‘Bonjour mes enfants!’ - riep zij met luide stem. -‘Ik stoor je toch niet?’ De Vergennes putte zich uit in verzekeringen, die het tegendeel zouden te kennen geven, en schoof eene met gele zijde bekleeden fauteuil voor zijne aanstaande schoonmoeder naar het venster. Zoodra deze gezeten was, wierp zij beiden een vroolijken blik toe, en begon: ‘Mon cher vicomte! Ik heb groote plannen!’ ‘Des te beter!’ - riep de Vergennes. ‘Vandaag nog moet uw engagement publiek worden!’ Beide jongelieden zagen verrast op. | |
[pagina 38]
| |
‘Ja, vandaag nog!’ - herhaalde mevrouw de Roggeveen. - ‘Mij dunkt, er is nu tijd genoeg verloopen tot informatiën, die, ik wist het vooraf, de gunstigste uitkomsten zouden opleveren. Mijn man zal, geloof ik, geene verdere zwarigheid maken. De heeren kunnen de nadere regeling der geldzaken beter met elkander vinden, daar wil ik mij liever niet in mengen!’ De Vergennes had scherp geluisterd. Zekere voldoening straalde er uit zijn oog, toen hij antwoordde: ‘Al te lang draalde ik met mij aan te melden bij meneer uw echtgenoot. Vandaag zal de zaak beslist worden!’ De beide jongelieden bevonden zich nu aan verschillende zijden van het vertrek, Jane bij het venster, tegenover hare moeder, de Vergennes bleef zich in de nabijheid van de witte porseleinen kachel bewegen. ‘Ik heb plan voor de volgende week eene soirée dansante te arrangeeren ter gelegenheid van uw engagement!’ -ging mevrouw de Roggeveen voort. - ‘Wij zullen nog groote drukte krijgen, daar het seizoen pas begonnen is. Ik stel mij veel genoegen voor van dezen feestelijken tijd!’ ‘Achille merkte zoo even op, dat men in Frankrijk niet gewoon is aan zulke lange engagementen, als bij ons!’ -viel Jane in. De Vicomte trad eenige schreden nader, en richtte zich met de uiterste beleefdheid tot mevrouw de Roggeveen. ‘Hierin zou u mij zeer kunnen verplichten, chère madame! Laat ons engagement kort zijn! Als meneer uw echtgenoot zijne toestemming gegeven heeft, behooren wij niet lang te wachten. Jane is geheel van mijn gevoelen!’ Het jonge meisje staarde verlegen naar buiten. Mevrouw de Roggeveen bleef tevreden glimlachen. ‘Ja, maar, mijn waarde Vicomte! Ik kan het huwelijk mijner dochter toch niet improviseeren! U mag aandringen op eene spoedige voltrekking van eene gewenschte verbintenis, maar Jane moet mij helpen u wat geduld te leeren. Bij zulk | |
[pagina 39]
| |
eene gewichtige familie-gebeurtenis moeten alle vrienden en kennissen behoorlijk worden verwittigd. Wij zullen eene kleine reeks van genoeglijke bijeenkomsten hebben te doorloopen, en dan rest mij de aangename zorg voor Jane's trousseau.... neen, wat geduld moet er nog geoefend worden!’ Zonderling mocht het genoemd worden, dat Jane hare moeder niet aanstonds bijsprong, dat zij zich niet beijverde in denzelfden geest te spreken. Haar gelaat drukte kalmte uit - doch heimelijk huiverde zij. De Vergennes bleef beleefd glimlachen, en antwoordde op zijne gewone, sierlijke wijze: ‘Eenig geduld wil ik zeker oefenen, lieve mevrouw! Het zou onbescheiden zijn anders te handelen! Maar wees u onze goede engel, en laat mijne dierbare Jane spoedig mijne welbeminde vrouw zijn! Van mijn vijfde jaar was ik wees, mevrouw! Ik heb het familieleven nooit gekend. Tot aan mijne meerderjarigheid genoot ik geene andere vriendschap, dan die van mijne mede-collégiens en van mijn ouden knorrigen voogd, den Markies de Paroy. Begrijp eens, welk een heuglijke verandering voor mij, lieve mevrouw! nu ik een chezmoi zal bezitten en eene innig beminde vrouw!’ Mevrouw de Roggeveen reikte de Vergennes met moederlijken trots de hand, en antwoordde: ‘Ik zal zien, wat ik voor u doen kan, mon cher Vicomte! Maar alles behoort met de uiterste zorg te worden behandeld, zoodra het de heuglijke gebeurtenis geldt, die ons allen zal vereenigen. Laat mij dit regelen, en reken er op, dat ik zeer ongaarne afstand zal doen van mijne liefste dochter!’ De Vergennes drukte de hand van zijne aanstaande schoonmoeder met eerbiedige hoffelijkheid. Jane's blos was geweken. Waarom huiverde zij weder? ‘Wij hebben nog weinig gesproken’ - vervolgde de gelukkige moeder - ‘van uwe plannen na uw huwelijk. Geheel van Jane te scheiden zou mij niet mogelijk zijn, en daarom | |
[pagina 40]
| |
leg ik beslag op u beiden voor het zomer-seizoen te Scheveningen!’ ‘Als we niet naar eene Duitsche badplaats gaan!’ - riep Jane met wat gemaakte levendigheid. ‘Maar, kind! Je wordt eene vreemdelinge, eene Française! Wat kun je beter doen dan naar Scheveningen te komen! De plaats is in de mode!’ ‘Achille zal 't beslissen!’ De Vergennes stond naast Jane's stoel, toen zij deze laatste woorden sprak, en zag haar met een hoopvollen en bemoedigenden blik aan. ‘En dan’ - ging mevrouw de Roggeveen voort - ‘begrijp ik, dat je in dit seizoen òf in Normandië òf te Parijs zult zijn!’ ‘Of bij een mijner vrienden in de Pyreneën!’ - antwoordde de Vergennes. ‘Natuurlijk! Maar als jelui te Parijs waart, zou onze lieve Vicomtesse dan ook aan 't hof kunnen worden gepresenteerd?’ Voor het eerst scheen de beleefde glimlach van de lippen van de Vergennes te wijken. Hij legde eenige schreden af door het salon, en antwoordde gedwongen: ‘Aan 't hof, madame! is mijne plaats niet! Mijn voogd, de Markies de Paroy, heeft mij van mijne vroegste jeugd een bitteren afkeer voor den generaal Buonaparte en zijne heele familie ingeboezemd.... Mijn naam mag nooit ter Tuileriën gehoord worden, zoolang de avontuurlijke neef van dien eersten parvenu in Frankrijk gezag heeft!’ Mevrouw de Roggeveen, hoewel eenigszins teleurgesteld, begreep, dat zij te ver was gegaan, en poogde dus een eer-vollen aftocht te winnen. Met groote deftigheid hernam zij: ‘Ik deel uw gevoelen nu ten volle, maar wist niet, dat er zulke belangrijke beletselen waren, die u van het hof verwijderd hielden. Ik ben niet op de hoogte van de Fransche politiek, ik heb zeer onnauwkeurige ideeën, vergeef mij dus, mijn waarde Vergennes! dat ik met onze Hollandsche wereld uwe rechtmatige antipathie niet deelde. Men waardeert hier | |
[pagina 41]
| |
den fijnen blik van den tweeden Keizer, en de Keizerin is bij ons zeer populair om hare beminnelijke deugden en haar godsdienstzin!’ De Vergennes glimlachte ongedwongen, en schudde het hoofd. ‘Wij zullen den deerniswaardigen toestand van mijn vaderland met rust laten, waarde madame! Later zal ik u meer verhalen van dien treurigen despoot en van zijne dubbelzinnige echtgenoote - want het zou Jane verdrieten zoo lang over zulke onbeduidende zaken te spreken!’ ‘Integendeel!’ - riep Jane, die wat afleiding scheen te zoeken. - ‘Vertel er mij zooveel mogelijk van! Ik wil spoedig geheel op de hoogte zijn van de Fransche politiek, Achille!’ De Vergennes hernam zijne plaats bij Jane's stoel, en zeide, terwijl hij hare hand vasthield: ‘Er is niets zoo treurig, melieve! als de politiek van mijn arm vaderland. Op dit oogenblik wordt Frankrijk geëxploiteerd door een hoop Corsikanen, Italianen, Spanjaarden en andere vreemdelingen uit dien monde interlope, waarin zich vroeger de verbannen Louis Napoléon moest bewegen. De oude kennissen en vrienden van madame de Montyo zijn waarlijk niet veel eervoller voor Frankrijk!’ Mevrouw de Roggeveen luisterde met de hoogste aandacht Plotseling viel zij in: ‘Maar is het niet eene weldaad, dat de Keizer nu al dertien jaren lang uw vaderland heeft bewaard voor de afschuwelijke revolutionnairen en republikeinen? In dit geval schaart u zich toch aan mijne zijde, mijn waarde Vicomte?’ De Vergennes schudde langzaam het hoofd. ‘Neen, lieve mevrouw! Frankrijk is waarlijk niet republikeinsch! In de groote steden schuilen de woelgeesten, die gewoonlijk enkele dwaasheden over de republiek uitgalmen, maar het waarachtige Frankrijk is monarchaal en legitimistisch. Normandië en Bretagne zouden ook nu weder de lelievaan ontplooien, zoodra de fel vervolgde koning uit het huis Bourbon hen ten strijde riep, maar zoolang Piétri en Rouher over de | |
[pagina 42]
| |
gendarmes en de generaals beschikken, moeten wij lijdelijk toezien!’ Er wordt eerbiedig getikt op de deur. François verschijnt. Het déjeuner is gereed. De gastvrouw neemt den arm van haar aanstaanden schoonzoon. Jane's oogen zijn licht aangedaan van het schreien, maar haar mond glimlacht weder. |
|