Oost-Indische dames en heeren. Deel 2
(1893)–Jan ten Brink– Auteursrecht onbekendJan ten Brink, Oost-Indische dames en heeren. Deel 2. A.W. Sijthoff, Leiden 1893 (6de druk)
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
eigen exemplaar DBNL
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de zesde druk van Oost-Indische dames en heeren. Deel 2 van Jan ten Brink uit 1893. De eerste druk dateert uit 1866.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (II, IV, VI, 100, 102, 308, 312) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
OOST-INDISCHE DAMES EN HEEREN.
[pagina III]
OOST-INDISCHE DAMES EN HEEREN.
VIER BIJDRAGEN
TOT DE KENNIS VAN DE ZEDEN EN USANTIËN DER EUROPEESCHE MAATSCHAPPIJ IN NEDERLANDSCH-INDIË.
DOOR
DR. JAN TEN BRINK.
Zesde Druk.
TWEEDE DEEL.
LEIDEN. - A.W. SIJTHOFF.
[pagina 309]
INHOUD.
EEN ONTZETTEND KOOPJE. | |
---|---|
Eerste Hoofdstuk. | |
Blz. | |
Er treden twee nieuwe personen op. Brandelaar recipiěert en Maximiliaan improviseert | 1 |
Tweede Hoofdstuk. | |
Eene huishouding van een bachelor wordt uitvoerig beschreven. Maximiliaan maakt zich driftig, en treedt op als beschermer der onschuld | 15 |
Derde Hoofdstuk. | |
Waarin vele oude kennissen voorkomen, benevens eene zeer merkwaardige gouvernante met nog twee nieuw aangekomen jonge dames | 21 |
Vierde Hoofdstuk. | |
Mejuffrouw Serpensteyn geeft zich veel moeite voor haar kostuum, maar kleine Clara hindert haar | 28 |
Vijfde Hoofdstuk. | |
Waarin verzen gemaakt, vriendschapsbanden aangeknoopt, harde woorden gesproken en veel gedanst wordt | 40 |
Zesde Hoofdstuk. | |
Een oud-assistent-resident wordt getroost, en verkondigt ter kwader ure zijne liberale beginselen | 52 |
Zevende Hoofdstuk. | |
Waarin de heldhaftige juffrouw Serpensteyn luisterrijk triumfeert over haar vijand, en een bijzonder onderhoud vergunt aan haar vriend | 65 |
[pagina 310]
Blz. | |
---|---|
Achtste Hoofdstuk. | |
Waarin Van Spranckhuyzen eene kleine teleurstelling ondervindt, en Pénurot eene groote menigte van verwenschingen ten beste geeft | 77 |
Negende Hoofdstuk. | |
Waarin een triumf van kleine Clara Ruytenburg beschreven wordt | 92 |
DE GROOTE INTRIGE. | |
Eerste Hoofdstuk. | |
Waarin eene oude kennis in eene nieuwe conditie optreedt, en waarin door den heer Bokkerman een diner wordt aangeboden aan verschillende gasten ter villa te Tji-Koening | 103 |
Tweede Hoofdstuk. | |
Hoe de geboortedag van mejuffrouw Marie Bokkerman verder gevierd werd, en welke triumfen mevrouw Tinman Todding behaalde | 120 |
Derde Hoofdstuk. | |
Mevrouw Tinman Todding bewijst, dat ze goed te paard zit, en tevens, dat ze van de gelegenheid weet gebruik te maken, om hare vrienden te dienen | 141 |
Vierde Hoofdstuk. | |
Nieuwe proeven van mevrouw Tinman Toddings kloekheid als amazone. Augustus Bokkerman begint na te denken. Juffrouw Serpensteyn ontvangt de gasten na hun uitstapje | 165 |
Vijfde Hoofdstuk. | |
Waarin zij, die elders gewoonlijk zeer eerbiedig: ‘geěerde lezers en lezeressen’ genoemd worden, zonder plichtpleging verzocht worden naar Batavia terug te keeren, en getuigen te zijn van een diner-de-garçon op Bazar-Baroe | 189 |
Zesde Hoofdstuk. | |
Waarin de heer William Woodland zijn hoofd breekt met eene menigte belangrijke bezigheden, en mevrouw Van Spranckhuyzen geboren Bokkerman, een zeldzaam bewijs van vrijmoedigheid geeft | 205 |
[pagina 311]
Blz. | |
---|---|
Zevende Hoofdstuk. | |
Waarin tranen, gebeden, verzuchtingen, glimlachen, zonneschijn en gamelanspel zich in bonte orde afwisselen | 232 |
Achtste Hoofdstuk. | |
Waarin vele logeergasten te Tji-Koening ontvangen worden en de eigenlijke feestelijkheden een aanvang nemen | 253 |
Negende Hoofdstuk. | |
De verrassing van Miss Mary komt uit. Van Spranckhuyzen tusschen twee vuren | 272 |
Tiende Hoofdstuk. | |
Waarin Augustus Bokkerman zich van eene moeielijke verplichting kwijt, met nog een aanhangsel, handelende over hetgeen er een jaar later in de hoofdstad van Groot-Brittanje en Ierland voorviel | 290 |