met afwisselend geluk, maar eindigde toch met veertig gulden verlies.’
‘Ik zie wel, dat u nog geen groot speler is, meneer Wierincx!’ - sprak mevrouw Buys bijna fluisterend tot hem. - ‘De jongelui spelen hier altijd met veel hooger inzet dan in Holland, en u is zeker geen hartstochtelijk liefhebber?’
‘Om u de waarheid te zeggen’ - antwoordde Alexander even zacht - ‘ik heb volstrekt geen esprit de jeu! Ik speelde om niet geheel alleen en verlaten te zijn. Ik had in Holland zoovele goede vrienden, en zulk eene lieve moeder - we waren elken avond te zaâm en zoo gelukkig!’
Mevrouw Buys keek eensklaps ter zijde, ten einde een ernstig gelaat te hernemen, daar zij eene onweêrstaanbare neiging tot lachen gevoelde.
‘Maar dan mocht je wel beter gezelschap zoeken dan de Slijkers en den heer Tinman Todding!’ fluisterde ze voorkomend, in stilte Alexanders rijzige figuur, krullende hairen en levendige oogen waarnemend.
‘Ik geloof ook niet, dat ik hunne soirées weer zal gaan bijwonen.’ Alexander dacht, terwijl hij dit zeide, dat een goed deel van de kleine som, door zijne moeder hem bij zijn vertrek ter hand gesteld, reeds met spelen verloren was. ‘Mag ik hopen’ - voegde hij er aarzelend bij - ‘dat ik van tijd tot tijd hier zal mogen terugkomen!’
‘Kom zoo dikwijls je wilt, en onthoud vast, dat we den laatsten Dinsdag van iederen maand recipiëeren. We zullen u bij de familiën, die laten dansen, voorstellen, dan kun je overal komen. Maar geen Slijkers meer!’
Alexander boog uitermate gelukkig, doch met een flauw bewustzijn, dat er iets tot hem gezegd was, waarvan hij de ware beteekenis nog niet begreep:
‘Lucy!’ - vervolgde mevrouw Buys tot mejuffrouw Bokkerman No. 3 - ‘Vertel eens aan meneer Wierincx, wie die Jane Slijkers eigenlijk is!’
‘'n Coquet schepsel!’ - antwoorde de bedoelde dame, ‘maar