| |
| |
| |
Hoofdstuk XIV.
Eene overwinning van Tallien.
De cipier Ramonet had in bangen schrik de orders van Tallien uitgevoerd. Hij was een oprecht Jakobijn - hij haatte de Girondijnen en tevens alle fatsoenlijke burgers van Bordeaux - hij juichte over de oprichting der guillotine, maar hij had een afkeer van alle Parijzenaren, vooral van de beide Commissarissen der Conventie, Tallien en Ysabeau. Zijn afgod was Lacombe, zijn dorado de club der Jakobijnen te Bordeaux. Hij was een eervergeten schavuit, die zijne vrouw had doodgeplaagd, zijne jon gens naar zee had gezonden - en die van schoenlapper door Lacombe gepromoveerd was tot cipier der gevangenis der Recollets. Slechts door een fijn, onzichtbaar draadje behoorde dit schepsel tot de menschheid - hij zorgde met groote nauwgezetheid voor drie luid
| |
| |
zingende vogeltjes en voor twee snoepgrage katten.
Lacombe, voorzitter van la Commission révolutionnaire, de man, die heel Bordeaux schrik inboezemde, ontstelde hevig, toen hij vernam, wat Tallien had gelast. Terstond was hij bereid den reeder Jean Bergeon te zoeken. Na een half uur vragens in de koffiehuizen van de Porte Saint-Pierre, van de Porte du Caillau en van de Porte des Portanets werd de cargadoor gevonden op het punt in eene boot de Garonne over te steken. Nu ijlde het drietal terug naar het klooster der lang verdwenen Recollets - in groote spanning over hunne ontmoeting met Tallien.
Toen het drietal binnentrad, vond Ramonet alles, zooals hij het verlaten had. Tallien zat voor de tafel, met de oogen in le livre d'écrou, Terezia stond aan de andere zijde der tafel. Beiden zwegen. Had de schelmsche cipier scherper kunnen waarnemen, hij zou eene geheele verandering in de houding van beide personen hebben opgemerkt. Tallien meende reden tot tevredenheid te hebben - hij zag de binnentredenden uitdagend aan. Terezia had een deel harer fierheid herwonnen - zij keek bedaard naar den stoel, waarop ze gezeten had. Ze scheen aan de ellende van den vorigen dag en nacht niet meer te denken.
Tallien begon op bevelenden toon te spreken:
- ‘Citoyen Lacombe, als voorzitter van la Commission militaire et révolutionnaire beveel ik u aan deze tafel plaats te nemen, en aanteekening te houden van hetgeen er zal gezegd worden!’
| |
| |
Lacombe boog zich zeer onderdanig, en zette zich naast Tallien, terwijl hij oogenblikkelijk een schoon blad in de gevangenisrol opsloeg, en ijverig begon te schrijven. Tallien ging voort op denzelfden toon:
- ‘Citoyen Jean Bergeon! Ik gelast u nauwkeurig te luisteren naar de verklaring van deze gevangene!’
Den cargadoor was het wonderlijk te moede. De statige dame met grijzen hoed, met wit gepoeierd haar, met grijs reiskostuum, scheen hem eene bekende, en toch hij had haar nimmer te voren gezien. Hij wist, dat men hem riep, om over de onbekende citoyenne, die hem den vorigen dag geld had gebracht, te getuigen - hij zweefde een oogenblik in het onzekere door eene kleine gelijkenis, maar spoedig was hij het met zich zelven eens, dat deze gevangene, schitterend mooie dame de burgervrouw van den vorigen dag niet zijn kon. En dit deed hem zeer aangenaam aan. Door zijne drift en onvoorzichtigheid was de laatste in groot gevaar gekomen, maar gelukkig gered. Nu nogmaals tegen haar te moeten getuigen, zou hem ondragelijk geweest zijn.
Met geheel veranderde stem sprak Tallien:
- ‘Citoyenne Cabarrus! Wees zoo goed de zooeven voor mij afgelegde verklaring te herhalen!’
Terezia hief het hoofd op, zoo fier als ooit te voren:
- ‘Men noemt mij Markiezin de Fontenay, maar ik verklaar dien naam niet langer te willen voeren. Ik ben alleen naar Bordeaux gekomen, om eene echtscheiding van den Markies de Fontenay te verkrijgen,
| |
| |
daar onder de tegenwoordige omstandigheden zulk eene scheiding te Parijs eigenaardige moeilijkheden oplevert. Oorzaak van deze scheiding is gebrek aan overeenstemming en denkwijze. Mijn hart klopt voor de groote denkbeelden der omwenteling - de Markies is royalist. Ik ben volkomen onschuldig aan de mij ten laste gelegde vergrijpen. Men heeft mij gisteren geheel onverwacht in hechtenis genomen - en alsof ik een moord, een halsmisdrijf, had begaan, heeft men mij in een geheel donker kelderhol opgesloten, waar ik geen plek om te rusten vond, waar ik den geheelen nacht mij heb moeten verdedigen tegen eene bende verwoede en hongerige ratten....’
Langzaam biggelde een enkele traan over de bleeke wangen van Terezia.
Tallien hernam met forsche, schrikinboezemende stem:
- ‘Citoyen Lacombe! Is dit alles nauwkeurig genotuleerd?’
- ‘Om u te dienen, burger-representant!’
En weder met veel zachter, maar toch zeer helder geluid sprekend, ging hij voort:
- ‘Citoyenne Cabarrus! Men verdenkt u gisteren in den voormiddag aan den burger Jean Bergeon, cargadoor, hier aanwezig, een som gelds te hebben ter hand gesteld ten behoeve van voortvluchtige priesters en émigrés. De burger Cabarrus, uw oom, heeft verklaard, dat de citoyenne, die gisteren op la Place de la Loi door eene woedende volksmenigte werd aangerand, en die ik zelf heb beschermd - omdat de
| |
| |
Conventie alle misbruik van macht streng straft - eene geheel andere vrouw was dan zijne nicht. Ik zelf, die u te Parijs bij herhaling zag, ben overtuigd, dat uw oom de waarheid sprak!’
En plotseling zijne stem uitzettende, met dreigenden klank:
- ‘Citoyen Bergeon! Ben-je bereid getuigenis der waarheid af te leggen?’
- ‘Ik ben bereid, burger-representant!’
- ‘Is de citoyenne Cabarrus - hier aanwezig - de vrouw, die u gisteren in het Café de la Gironde geld ter hand stelde voor royalistische vluchtelingen?’
- ‘Neen, burger-representant! Ik erken, dat men zich heeft kunnen bedriegen door een zweem van gelijkenis. De hier aanwezige citoyenne heeft eene geheel andere stem, en eene geheel andere uitdrukking van gelaat....’
Tallien viel hem terstond in de rede:
- ‘Burger Lacombe! Zorg dat alles woordelijk wordt opgeschreven! En nu, citoyenne Cabarrus! Ik verzoek u plaats te nemen.... u is vrij! Drie getuigenissen hebben duidelijk gestaafd, dat men u ten onrechte heeft gearresteerd. De Republiek heeft een heiligen afkeer van onrecht, en tracht zooveel mogelijk goed te maken, waar onopzettelijk werd misdreven. Op dit oogenblik ben ik door last van het Comité de Salut public met het opperst uitvoerend gezag in dit departement bekleed. Ik zal trachten, citoyenne! u schadeloos te stellen voor al het ondervonden leed!’
| |
| |
Terezia had zich snel op den stoel, die bij haar stond, gezet - een gevoel van zware vermoeienis deed haar wankelen. De getuigen van dit tooneel waren allen onder den indruk, dat het niet mogelijk zou zijn den oppermachtigen Proconsul te dwarsboomen, en dat men het veiligst zou gaan door eenvoudig toe te geven. Lacombe, die dagelijks doodvonnissen teekende, bekommerde er zich niet om, of er een enkel woord waar was van al de afgelegde verklaringen. Tallien had vrijspraak geëischt, en de verdachte moest nu vrijgesproken worden. Voor hem was geene andere redeneering mogelijk. De cargadoor achtte het een geluk, dat hij vrijmoedig had kunnen getuigen, en werd meer en meer bevestigd in de meening, dat hij de citoyenne Cabarrus nimmer te voren ontmoet had. De cipier school op den achtergrond weg bij de deur, en keek soms naar de drie kooien, waaruit te midden der gesprekken een stroom van geluid schalde.
Tallien hief zich in zijn stoel op. Zijn hoog voorhoofd en vooruitspringende rechte neus werden scherp verlicht door de weinige zonnestralen, die uit het hooge getraliede venster in de duffe cipiersloge binnendrongen. Hij zag al de aanwezigen een oogenblik aan, en hernam daarop:
- ‘Citoyen Lacombe! Ik gelast u binnen den kortst mogelijken tijd in vrijheid te stellen den citoyen Fontenay, tenzij er andere aanklachten tegen hem mochten zijn ingekomen!’
Lacombe boog zeer nederig - maar door zijn hoofd
| |
| |
bliksemden de woorden: ‘De Republiek wordt verraden! Tallien bewijst gunsten aan aristocraten!’
Tallien ging voort:
- ‘De burger Ramonet wordt geschorst in zijne bediening van cipier dezer gevangenis wegens misbruik van macht - en voorloopig in hechtenis gesteld....’
Er volgde een dof gerucht.
De ex-schoenlapper Ramonet was door plotselingen schrik ineengezonken op zijne knieën, en mompelde met opgeheven handen, terwijl hij naar de vogelkooien aan den zolder blikte:
- ‘O, Jean! o, Pierre! o, Paul!’
De zangers in de lucht schenen hun naam herkend te hebben. Ze fladderden met wijduitgespreide vlerken tegen de tralies van hunne gevangenis, en slaakten krijschende noodkreten.
Een vurige blos purperde de bleeke wangen van Terezia.
- ‘Citoyen-représentant!’ - sprak ze snel. - ‘Ik verzoek u dezen man zijne vrijheid te laten! Het mij aangedaan onrecht is volkomen vergoed door deze schitterende vrijspraak! Ik wil niet, dat iemand om mijnentwil lijde!’
Tallien boog met een hoffelijken glimlach, en hernam op den vorigen strengen toon:
- ‘De burger Ramonet wordt van zijn ambt als cipier ontslagen, maar blijft door de edelmoedigheid van de citoyenne Cabarrus op vrije voeten. Het wordt
| |
| |
aan den citoyen Lacombe opgedragen een nieuwen cipier te benoemen. Ramonet kan als portier hier voorloopig blijven!’
Weinige oogenblikken later verliet Terezia aan den arm van Tallien de gevangenis der Recollets. Niemand had hem iets in den weg durven leggen. Daarenboven vreesde hij niemand - zijn ambtgenoot Ysabeau stond aan zijne zijde. Heel Bordeaux moest zien, dat de citoyenne Cabarrus op zijn gezag ontslagen was van alle vervolging - en daarom wandelden beiden in druk gesprek naar de Place de la Loi.
Wat hadden ze gesproken, nadat Tallien, op de knieën gezonken, plotseling zijne allesoverheerschende liefde aan Terezia had beleden?
Daar er vrij wat tijd verliep, voordat Lacombe met den cargadoor en den cipier verscheen, had een zeer ernstig en beslissend onderhoud kunnen plaats grijpen. Terezia was te goed overtuigd van de macht harer schoonheid, om niet terstond te begrijpen, wat er omging in de binnenborst van den Jakobijn. Zij was diep aangegrepen door de ramp, die haar te Bordeaux had getroffen, en innig overtuigd, dat ze haar leven en hare vrijheid andermaal te danken had aan Tallien. In de eerste plaats verbood een gevoel van grenzelooze dankbaarheid haar Tallien's hartstochtelijke liefdesbelijdenis euvel op te nemen. Zij liet het toe, dat hij zich meester maakte van hare beide handen, en die in knielende houding met gadeloozen gloed aan zijne lippen drukte. Daarna verlangde zij, dat hij zou opstaan,
| |
| |
daar zij het leven en de vrijheid aan hem te danken had.
Tallien zette zich aan hare zijde en begon een welsprekend pleidooi. Hij schilderde wat hij nu meer dan vier jaren lang had gedacht en gehoopt. Uitvoerig stond hij stil bij alles, wat met Théroigne was voorgevallen. Hij bewees Terezia, dat zijne liefde voor haar hem had opgeheven en veredeld, dat hij, sedert hij haar aanbad, geene enkele onwaarheid meer kon dulden, dat hij daarom de beklagenswaardige Théroigne verstiet, die sedert dien tijd zich met dolzinnigen ijver tegen de Jakobijnen had verzet, die openlijk partij had gekozen voor de Girondijnen en voor Brissot, den bekwaamsten spreker der Girondijnen na Vergniaud, die in den tuin der Tuilerieën Brissot beschermd had tegen een aanval der tricoteuses de la tribune, maar door deze furiën was aangegrepen, ontkleed en op het smadelijkst getuchtigd, waardoor zij reddeloos krankzinnig was geworden.
Hij wist, dat Terezia niet gelukkig was gehuwd, hij kende haar leven in het hotel Fontenay, rue de Paradis - haar leven in de villa Fontenay-aux-Roses. Hij bezwoer haar volgens de nieuwe wet op de echtscheiding een familie- en vriendenraad saam te roepen, ten einde tot eene scheiding te komen, die na verloop van een half jaar haar de vrijheid zou teruggeven. Hij verzekerde haar van zijne hulp en bijstand in alle nog te overwinnen moeilijkheden - hij voorspelde haar eene groote toekomst, als zij aan zijne zijde wilde
| |
| |
strijden voor de overwinning der Revolutie. Terezia had met de meeste oprechtheid hem verzekerd van hare dankbaarheid en sympathie - maar hem verzocht niet meer van haar te vorderen op dit oogenblik. Ze wilde zijne voorstellen ernstig overwegen, ze was niet zeker van hare eigen gevoelens.
Tallien had begrepen, dat er al veel gewonnen was, dat dankbaarheid en sympathie twee gouden poorten waren, die hoogstwaarschijnlijk den weg zouden ontsluiten naar het heiligdom van Eroos. De uitdrukking van zijn onstuimigen hartstocht was zoo welsprekend en zoo eerbiedig tevens, dat Terezia maar door eene enkele gedachte verhinderd werd de haar aangeboden alliantie te aanvaarden - de gedachte aan den Proconsul, den man des gewelds en des bloeds. Maar oogenblikkelijk werd deze gedachte door eene andere verdrongen. Zoo zij aan de zijde van Tallien stond, zou zij met hare overmacht hem beheerschen, zou zij hem leiden, zou zij Bordeaux voor dreigende rampen kunnen bewaren, zou haar naam gezegend worden in de historie. Toen had ze hem hare fijne hand gereikt, en fluisterend gezegd:
- ‘Gun me een paar dagen den tijd - ik moet alles zeer ernstig overwegen!’
En nu wandelde zij aan zijne zijde - zij had haar arm teruggetrokken, toen zij de Fossés des Recollets bereikt hadden.
De rue de la Corderie en het huis van haar oom Cabarrus lagen op weinige schreden afstands. Terezia
| |
| |
was door aandoeningen van allerlei aard zeer afgemat - zij haakte naar rust, en antwoordde maar met enkele woorden op de hoffelijke taal van Tallien. Reeds naderden ze het huis van den grooten reeder Jacques Cabarrus, toen plotseling een persoon op hen toesnelde, die door eene buitengewone haast scheen gedreven.
Terezia stond stil - zij zag Saint-Flour naderen, den maitre-d'hotel van den Markies.
- ‘Mevrouw, mevrouw!’ - riep hij hijgend. - ‘We zochten u overal. We hebben bericht ontvangen, dat u, dat de Markies uit de gevangenis ontslagen werd.... maar de Markies....’
Saint-Flour scheen zeer ontsteld - hij had moeite voort te gaan. Hij lette er niet op, dat Tallien zich aan de zijde van Terezia hield, dat sommige voorbijgangers aan de overzijde van de rue de la Corderie bleven stilstaan.
- ‘Wat is er met den Markies?’ - vroeg Terezia angstig.
- ‘Ik weet niet, hoe ik het u zeggen moet. De Markies heeft zich gisteren bij zijne inhechtenisneming, toen men u van hem scheidde, door een verbazenden aanval van drift eene ziekte berokkend - die gedurende den nacht in de cel is toegenomen. Een half uur geleden werd ik geroepen door een bode van den burger Lacombe, die hier voorzitter is van het Comité révolutionnaire - .... Men wilde den Markies op bevel van den burger Tallien in vrijheid stellen, maar.... maar....’
| |
| |
Terezia greep in hare nieuwe ontsteltenis den arm van Tallien. Zij sidderde hevig. Tallien legde zijn arm beschermend om hare leest - en zeide tot den maitre-d'hotel:
- ‘Maar spreek dan toch....’
- ‘Madame! De Markies is heden morgen in de gevangenis aan eene beroerte overleden!’
|
|