| |
| |
| |
Hoofdstuk IX.
Midden in den storm.
Luid klept de stormklok door heel Parijs in den nacht van den 9den op den 10den Augustus.
De groote dag der afrekening is gekomen.
Heel het Parijsche volk beweegt zich. Het gerucht der optrekkende benden, het tromgeroffel, is oorverdoovend. Duizenden van stemmen stijgen met daverend lawaai omhoog, en overstemmen bijna het eentonig klokgeklep van Saint-Roch, van Saint-Jacques la Boucherie, van Saint-Germain l'Auxerrois, van Nôtre-Dame, van al de kerken en kapellen te Parijs.
De verbittering van het volk is gestegen in den hoogsten top.
De Girondijnsche ministers: Roland, Clavière en Servan hebben den Koning genoopt den oorlog te verklaren aan den Keizer van Oostenrijk, en den Koning
| |
| |
van Pruisen, nadat deze beide vorsten in de beruchte verklaring van Pilnitz hun allergenadigsten afkeer omtrent de gebeurtenissen te Parijs hadden uitgesproken. De Girondijnen meenden, dat de oorlog hun lang aan het bewind zou doen blijven - alleen de Jakobijnen, vooral Robespierre, zagen groote gevaren in den krijg.
Terstond daarop barstte de strijd uit in den boezem van het ministerie. De minister van oorlog, Servan, stelt niet zonder geheime bedoelingen voor al de troepen, die het garnizoen uitmaken van Parijs, naar de grenzen te zenden, en een kamp van 20000 man vrijwilligers te vormen ter bescherming van de hoofdstad. Dumouriez, Minister van Buitenlandsche zaken, verzet zich tegen dat dekreet, door de wetgevende vergadering goedgekeurd. De Koning weigert voorloopig te teekenen. Daarenboven weigert Louis XVI het dekreet te teekenen, waarbij de priesters, die den eed aan de Constitutie weigerden, buiten Frankrijk verbannen worden.
Roland dringt aan op de bekrachtiging der beide dekreten - de Koning ontslaat Roland, Clavière en Servan (13 Juni 1792). Hij benoemt een behoudend ministerie, en spreekt zijn veto uit over de beide dekreten. Heel Parijs komt in opstand - de wijven uit den Faubourg Saint-Antoine dringen in de Tuilerieën, aangevoerd door Théroigne de Méricourt. De maire Péthion komt in het paleis, en zendt de tierende menigte weer naar huis. In eene proclamatie tot het Fransche volk heeft de Koning den moed te zeggen, dat hij protesteert tegen het met geweld binnendringen
| |
| |
in zijn paleis, dat hij beide dekreten nooit zal goedkeuren.
Het Fransche leger onder den maarschalk Luckner, dat België was binnengedrongen, trok zonder bepaalde oorzaak zich terug. De welsprekendste redenaars onder de Girondijnen, vooral Vergniaud, stellen voor de zwarte vlag te laten waaien uit Nôtre-Dame, en eene plechtige verklaring af te leggen: La Patrie est en danger. Met onbeschrijfelijke geestdrift snelt de jongelingschap naar de bureelen van werving in het openbaar op de straten, pleinen en bruggen geopend.
Het verzet tegen het koningschap wordt door de Jakobijnen georganiseerd in een comité insurrectionnel. Louis XVI koestert den heimelijken wensch, dat de Oostenrijkers en Pruisen zullen overwinnen, om hem in zijne voormalige koninklijke macht te herstellen. Hij maakt zich groote illuzieën, sedert (1 Augustus) de opperbevelhebber der keizerlijke en koninklijke legers, de Prins van Brunswijk-Luneburg, eene ‘declaratie’ had gezonden aan de inwoners van Frankrijk, waarbij hij verklaart aan de regeeringloosheid in Frankrijk een einde te zullen maken, tevens aankondigende, dat hij de aanvallen tegen kroon en altaar zal weten te doen ophouden, daarbij de bewoners van Parijs bevelende zich onmiddellijk aan hun koning te onderwerpen en dezen in al zijne rechten te herstellen.
En nu barstte de woede van het Parijsche volk voor goed los. Men zal den Hertog van Brunswijk een antwoord geven door den troon omver te werpen, dien
| |
| |
hij beschermt. De uit Marseille gekomen nationale-garden, die een federatie-feest te Parijs zullen vieren, zingen voor het eerst het lied van Rouget de l'Isle. De telkens in het refrein terugkeerende aanmaning: ‘Aux armes citoyens! Formez vos bataillons!’ wijst aan de Parijzenaars den weg. Van beide zijden wordt de strijd voorbereid. Het paleis der Tuilerieën zal verdedigd worden door 4000 uitmuntend gedisciplineerde Zwitsersche soldaten; door 16 detachementen uit de Parijsche nationale-garde, waarvan een klein deel aan koning en constitutie getrouw wilde blijven; door eene batterij van 12 kanonnen en honderden edelen, van alle zijden saamgevloeid, om hun koning bij te staan met hun degen. De koninklijke familieleden brengen een bangen nacht door, den laatsten, dien zij als soevereinen onder het dak der Tuilerieën zullen slijten. In den vroegen morgen, bij het aanbreken van den dag, nadert de stroom, de steeds sterker bruisende stroom van gewapende benden, voorafgegaan door het ontzaglijk gerucht van duizenden en duizenden stemmen - ontzaglijker en angstwekkender dan de huilende kreet van den stormwind in de toppen van de koningen der wouden. De detachementen der nationale garden willen den broederstrijd niet beginnen, en keeren hunne wapenen tegen de Tuilerieën.
Waarom hebt gij, o zestiende Lodewijk! op dat oogenblik u niet aan het hoofd der trouwe Zwitsers gesteld? Uwe positie was zeer sterk! Ge kondt u verdedigen achter de massieve muren van uw koningshuis! U
| |
| |
werd geweld aangedaan, omdat ge u niet buigen wildet voor den wil der massaas. En hadde ook de overmacht getriumfeerd, het ware a beter geweest, dat uw bloed hadde gevloeid langs de marmeren trappen van uw paleis, dan dat het later geplengd werde door beulshanden op het Plein der Revolutie, aan de voeten van het standbeeld der Vrijheid!
Even vóór acht uur des morgens van den 10den Augustus werd aan den noordervleugel der Tuilerieën in de nabijheid van het Pavillon de Marsan, tegenover de écuries du Roi, een klein deurtje geopend, en traden drie personen naar buiten - twee mannen in den blauwen uniformrok met witte revers der nationale garde, voorts in witte nauwsluitende culottes en witte slobkousen, zorgvuldig toegekoopt van den enkel tot aan de knie. Een zware sabel hing in een witten lederen draagband. De derde was eene vrouw geheel in het zwart, witte pouffe, en hooge witte linnen muts met lichtblauwe linten. Alle drie droegen op de borst eene kokarde met de nationale kleuren.
De lucht weergalmde van kanonschoten en musketvuur. Er werd in den tuin der Tuilerieën aan den westelijken voorgevel van het paleis wanhopig gestreden. De Koning en de geheele koninklijke familie hadden op raad van Roederer, lid van den departementalen raad van de Seine, zich naar het gebouw der wetge- | |
| |
vende vergadering begeven om het leven te bergen. Na dit lafhartig vertrek hielden de Zwitsers stand, en ontstond er een bloedig gevecht met het gewapend volk, dat zijne kanonnen richtte tegen den hoofdingang der Tuilerieën beneden het Pavillon de l'Horloge.
De twee nationale garden en de vrouw in het zwart keken zeer voorzichtig om zich heen. Zij bevonden zich bij den ingang der breede rue de l'Echelle. Woeste drommen volks ijlden door deze straat, komende uit de rue Saint-Honoré. Zij vliegen langs de koninklijke stallen naar den tuin der Tuilerieën, om mee te doen in den strijd, en later in de plundering van het kasteel. In hun ijver letten zij niet op de drie personen, die zwijgend in de schaduw der huizen voortspoedden. Haastig sloegen deze de rue Saint-Louis in, die nagenoeg verlaten scheen.
De vrouw in het zwart, wier doodsbleeke trekken en groote zwarte oogen hevigen angst verrieden, zei fluisterend:
- ‘Het best zal zijn.... kalm door de rue Saint-Honoré en over het Vendôme-plein naar de rue des Capucines!’
- ‘De weg is niet lang! Zoodra we mijn hotel bereikt hebben, zijn we in veiligheid!’ - antwoordde de jongste der nationale garden.
De andere zuchtte diep.
- ‘Mij valt het gaan zoo moeilijk!’ - klaagde hij. - ‘Maar ik heb mijn plicht gedaan! Toen zijne Majesteit het kasteel verliet, was onze zaak verloren. Dit is de jongste dag! Alles, wat edel en groot is, wordt in
| |
| |
Frankrijk met voeten getreden. Het is gedaan, gedaan....’
- ‘Wij beiden zullen voorop gaan! Laat mevrouw de Markiezin ons op een kleinen afstand volgen - dan vallen we niet zoo terstond in het oog!’ - zei de jongste der nationale garden.
De voorzorg was niet overbodig. De Markiezin kon zich achter de beide mannen eenigszins verschuilen, terwijl zij de rue Saint-Honoré insloegen, en aan de zuidzijde in de smalle schaduw der huizen bedaard voortstapten. De Augustuszon klom hoog aan den wazig blauwen hemel om een dag van bloedigen burgerkrijg, een dag van naamlooze ellende voor de zwaar beproefde koningsfamilie te verlichten. Het mooie kopje der Markiezin vertoonde eene uitdrukking van folterenden zielsangst, terwijl het gedreun van geschut- en geweervuur haar telkens deed rillen. Zij weerhield met geweld hare tranen, om niemands aandacht te trekken, maar haar hart werd verscheurd door groote smart - zij had in dien verschrikkelijken nacht beiden, Louis XVI en Marie Antoinette, bitter zien weenen.
De Markiezin de Fontenay had met al de fierheid van haar Spaansch bloed besloten haar man niet te verlaten, toen deze den vorigen avond verklaarde zich met den Prins de Listenay door de woelige straten van Parijs te zullen wagen, om naar de Tuilerieën te gaan, en den Koning zijn leven en zijn degen aan te bieden. De Markies de Fontenay stond scherp tegenover zijne beeldschoone vrouw. Hij vloekte den ellen- | |
| |
digen tijd, dien hij beleven moest, zij zag alles met verbazing en belangstelling. Hij had herhaalde malen besloten Frankrijk te verlaten, maar nieuwe aanvallen van zijne kwaal - jicht in knie- of handgewricht - en de groote moeilijkheden van de reis hadden het hem tot nog toe belet, terwijl daarenboven Terezia steeds duidelijker hare weinige ingenomenheid met zulk eene vlucht aan den dag legde.
De echtgenooten leefden in gestadig conflict. Zij vermeden het zooveel mogelijk elkander te ontmoeten, en verborgen zich, als het eenigszins doenlijk was, in hunne bijzondere vertrekken. De Prins de Listenay deed steeds zijn best als vredestichter op te treden, en smaakte soms de voldoening een kleinen wapenstilstand te doen aanbreken. Toen beide mannen den vorigen avond gereed stonden, eenvoudig in het zwart gekleed, om de rue de Paradis te verlaten, gebood hare fierheid haar ze niet alleen te laten gaan, maar in hunne gevaren te deelen.
Ze hadden een nacht vol van jammer doorgebracht, en alle hoop verloren, toen de Koning besloot de Tuilerieën te verlaten. Ze moesten toen voor eigen veiligheid en lijfsbehoud zorgen. Het was hun gelukt twee nationale garden voor veel geld te bewegen van kostuum te verwisselen, en uit eene achterdeur van den noordervleugel te ontsnappen. Op dit oogenblik hing alles af van het toeval. Ze moesten rustig verder wandelen, om naar het hotel van den Prins de Listenay in de rue des Capucines te komen.
| |
| |
In de rue Saint-Honoré zag het er zonderling uit. Alle winkels, cafés en traiteurs hadden gesloten, uit vrees voor geweld. De ramen waren door luiken verzekerd. Alles scheen verlaten. In de straat zelf was eene zeer bonte menigte op de been. Luid krijschend vlogen benden van havelooze wijven naar de Tuilerieën, gevolgd door kerels met ouderwetsche geweren of pieken. Allerlei kreten gierden door de lucht, kreten van verwensching tegen le gros Monsieur Veto, en l'Autrichienne. Van rustige burgers was weinig waar te nemen. Allerlei groepen stonden tegen elkander te schreeuwen. Men meldde het laatste nieuws, en vloog dan met haastige schreden verder. Overal vertoonde zich koortsachtige belangstelling, terwijl het geluid van 't geweervuur bij de meesten de grootste aantrekkingskracht scheen te oefenen. Talrijke scharen verdwenen in de richting der Tuilerieën. Van alle zijden stroomden afdeelingen nationale-garden met luid tromgeroffel voorbij. De Markies de Fontenay en zijn vriend, op den voet gevolgd door Terezia, gingen zoo rustig mogelijk hun weg te midden der woelende menigte. Toen zij voorbij de rue du Dauphin het Hotel de Noailles bereikt hadden, werden zij in hunne wandeling gestuit.
Aan het Hotel de Noailles paalde het klooster der Feuillants, eigenlijk Cisterciënser monniken, die nu al voor goed hun klooster hadden verlaten. In 1790 en 1791 hadden vele gematigde en conservatieve burgers uit de rue Saint-Honoré en de rue Richelieu, gegoede
| |
| |
winkeliers, kooplieden en renteniers, daar club-vergaderingen gehouden, en zich le club des Feuillants genoemd. Maar reeds den 28 Maart 1791 was een troep gepeupel, aangevoerd door eenige leden der Cordeliers, in het klooster binnengevallen, en had men de club der Feuillants met geweld verdreven. Sedert was in het klooster een corps-de-garde gevestigd door de section des Tuileries, en werden bij alle oploopen of volksbewegingen de gevangen genomen suspecten of geweldenaars er in bewaring gegeven.
Op dit oogenblik verzamelde zich eene dichte, luid tierende menigte voor het corps-de-garde. De rue Saint-Honoré werd er door versperd. Vreeselijke kreten gingen op uit die menigte. De Markies de Fontenay en zijn gezelschap moesten blijven staan. Hij keek angstig naar Terezia, die zich aan den arm van den Prins de Listenay vastklemde. Er was geen twijfel meer aan. Het noodgegil steeg op uit de keel van slachtoffers, die men met sabelslagen afmaakte. Eene nieuw aanvloeiende massa drong de drie vrienden naar voren, zoodat ze opgesloten raakten, en niet voor- of achteruit konden.
Het was een akelig, afschuwelijk oogenblik.
Terezia boog het hoofd, en verborg het tegen den arm van den Prins. Deze was nu getuige van ruwen boosaardigen moord. Een reusachtig priester - hij heette l'abbé Bougon - hield een geweer met beide handen omvat, en zwaaide met de kolf om zich heen. Naast hem bevond zich een soldaat in de uniform der
| |
| |
voormalige garde du corps van Louis XVI, die met zijn degen in de vuist achter- en vooruit sprong, naarmate zijne belagers hem nauwer insloten. De abbé bracht hevige kolfslagen toe aan eene overmacht van woedende kerels met roode mutsen en lange, groezelige, gescheurde, witte broeken. Gierend van drift stiet een dezer hem een bajonet van achteren in den rug, zoodat hij met een hartverscheurenden kreet ineenzonk. De soldaat der garde du corps had de voldoening een der bonnets-rouges met den degen in de zijde te treffen, maar viel oogenblikkelijk op het lijk van den abbé, doorboord van verschillende pieken.
De Prins de Listenay had de grootste moeite Terezia op de been te houden, daar de hevigste angst haar alle kracht dreigde te ontnemen. Hij zelf durfde geen woord te uiten, om de aandacht niet gaande te maken. De Markies de Fontenay beefde van woede, maar moest zich met alle kracht inhouden, uit vrees voor zijn leven en dat zijner vrouw.
Plotseling klinkt eene luid gillende stem.
Op den dorpel van het corps-de-garde vertoonde zich Théroigne de Méricourt, met de roode muts en de roode amazone, pistolen in haar gordel, en een sabel aan een wit leeren draagband. Hare zwarte oogen bliksemen van woede, het lange donkere hair golft als een mantel over hare schouders. Met de rechtervuist heeft ze een net gekleed jongmensch bij de keel gevat, met de linker zwaait zij een harer pistolen.
- ‘Je bent Suleau, godvergeten schoft! Je bent
| |
| |
Suleau! Eene plieuse van de Actes des Apôtres heeft het me verzekerd! Je bent Suleau! Ellendeling! Ik heb gezworen, dat ik je een kogel door de hersenen zal jagen, en....’
Suleau deed eene uiterste poging om zich los te worstelen. Zijn das van batist scheurde tusschen de ijzeren greep van Théroigne's vingers, maar hij vloog een paar passen de straat op, midden tusschen de bonnets-rouges. Bliksemsnel haalde hij een pistool uit zijn borstzak, en boven al het getier klonk zijne forsche stem:
- ‘Naar de hel met Madame Populus!’
Door drift richtte hij het schot te hoog, en vloog de kogel boven het hoofd van Théroigne. Uit de borsten der kerels met roode mutsen ging nu een getier en gebrul op, alsof eene losgebroken bende wolven in aantocht was. Met sabels en pieken werd Suleau in stukken gescheurd, terwijl zijn bloed zich mengde onder dat der twee vorige slachtoffers.
Het was een der afschuwelijke episoden van den tienden Augustus.
In den nacht, bij het aanbreken van den dag, werd eene patrouille van elf man aangehouden door de schildwachten van het corps-de-garde bij het klooster der Feuillants. Zij werden verdacht zich naar het paleis der Tuilerieën te begeven, om den Koning te helpen verdedigen. De tegenwoordigheid van den abbé Bougon in geestelijk kostuum, en van le beau Vigier in uniform van ex-garde du corps verried hen. De journalist
| |
| |
Suleau had gepoogd de manschappen van de wacht te overreden hen vrij te laten gaan, maar de commandant van de wacht wantrouwde de zaak, en deed hen opsluiten in eene kleine binnenplaats van les Feuillants. Even vóór acht uur was Théroigne bij het corps-de-garde verschenen, vergezeld van een groot gevolg gewapenden, die haar op straat hadden herkend en toegejuicht. Eene vrouw uit het volk, die als plieuse bij het dagblad Les Actes des Apôtres had gediend, zag Suleau in de binnenplaats van het klooster, en gaf er onmiddellijk kennis van aan Théroigne. Tengevolge van deze feiten greep het verschrikkelijk tooneel plaats, waarbij de Markies de Fontenay en zijn gezelschap geheel onvrijwillig getuigen waren. Ze wisten geen van drieën hoe grievend Suleau Théroigne had beleedigd en belasterd, en daarom hielden ze haar voor eene der razendste Furiën uit den Faubourg Saint-Antoine.
Onmiddellijk na den moord van Suleau werden onder hevig getier nog andere royalisten door de woedende menigte gedood. De Prins de Listenay deed nu eene voorzichtige poging, om de sidderende Terezia uit de samenscholing te verwijderen. Hij wist zich een weg te banen zonder aanstoot te geven, maar ongelukkig stiet hij met zijn arm tegen een nieuwsgierig burger, die wilde zien, wat er te doen was. Deze omkijkend, zag het doodsbleeke, verschrikte gelaat van Terezia, en riep luid:
- ‘Wat doe-je hier, aristokrate! Je hoort hier niet!’
| |
| |
Oogenblikkelijk voegde zich een viertal bij hem, luid schreeuwend:
- ‘Eene aristokrate! Aanhouden! Naar het corps-de-garde!’
Nog meer personen uit den oploop omringden hen. Terezia waande, dat zij in zwijm zou vallen, maar zich oogenblikkelijk bedwingende, hief zij fier het hoofd op te midden van het gevaar. Een algemeen geschreeuw volgde. Ieder riep:
- ‘Naar het corps-de-garde!’
- ‘Neen!’ - schreeuwde eene luide, trillende stem. - ‘Neen citoyens! Jelui hebt het recht niet eerlijke patriottische burgers aan te randen! Je kent me, niet waar? Ik ben Tallien, de schrijver van L'Ami des Citoyens! Je kunt me gelooven. We hebben saam gearbeid voor de Bastille, in October, op den 20 Juni. Ik ken deze citoyens en deze citoyenne! Ze wonen in de rue de Tournon. Deze citoyen heet Louis Menin, en is ébéniste - dit is zijne dochter Thérèse - de derde is een vriend!’
Tallien, die in de samenscholing was doorgedrongen, had met doodelijken schrik den wanhopigen toestand van Madame de Fontenay ontdekt.
De menigte zweeg. Eenige stemmen riepen:
- ‘Vive Tallien!’
Een gemeen wijf met eene wollen roode muts, gilde:
- 't Is eene aristokrate! Zie maar eens naar hare witte handen!’
- ‘Je liegt, canaille!’ - antwoordde Tallien, zie- | |
| |
dend van drift. - ‘Ze is eene goede patriotte. Vraag het maar aan Mademoiselle Théroigne, die woont ook in de rue de Tournon!’
Théroigne stond onder de voorsten, en keek met groote aandacht naar Terezia. Daarop ontmoette zij een blik van Tallien - een blik, waaruit vrees, hoop, verwachting, vertrouwen straalde, een blik, die haar een plotseling besluit deed nemen.
- ‘Burgers! De citoyen Tallien heeft waarheid gesproken!’ - riep ze met luide stem. - ‘Ik ken den burger Menin en zijne dochter Thérèse. Ze wonen in de rue de Tournon! Hei-daar, maakt als de weerga plaats, en laat de menschen vrij loopen!’
Onder algemeen gejuich ter eere van Théroigne, die het Parijsche straatpubliek kon kneden als was, maakte men ruimte, en bracht de Prins de Listenay Terezia uit het gedrang naar de overzijde, op een afstand gevolgd door den Markies de Fontenay, die maar zeer langzaam kon loopen. Weldra hadden ze het Vendomeplein bereikt, en waren ze in veiligheid.
Théroigne greep den arm van Tallien.
- ‘Ik heb alles begrepen!’ - fluisterde ze met eene trillende stem. - ‘Het is Madame de Fontenay, de vrouw, die je liefhebt - terwijl ze nauwelijks weet, dat je bestaat. Ik heb alle reden die vrouw te haten, maar ik vond het edelmoediger haar leven te redden. Mijne wraaklust is geboet door den dood van Suleau!’
Théroigne huiverde, en wendde de oogen af van den
| |
| |
volkshoop, die zich verdrong rondom de lijken. Hijgend liet ze haar hoofd even rusten aan den schouder van Tallien. Deze zag haar aan met gadeloos mededoogen. Zacht fluisterde hij in haar oor:
- ‘O, ma divine Théroigne! Je bent subliem! Je moogt de allergrootste victorie vieren. Je hebt je zelve overwonnen!’
En zich vooroverbuigend, drukte hij een eerbiedigen kus op haar brandend voorhoofd.
|
|