| |
| |
| |
Hoofdstuk IV.
Storm in huis en daar buiten.
Het is zeer koud te Parijs, den 14 December 1791.
Er ligt sneeuw in de straten en stegen, zoodat het slechte plaveisel niet meer zichtbaar is. Alleen in het midden der straten bij de rioolsteenen vormen zich donkere, slijkerige plassen, wanneer de sneeuw wegdooit. Een goed gesloten rijtuig volgt de rue vieille du Temple, en houdt stand bij het hoekhuis van de rue de Paradis. Daar verhief zich het hotel Fontenay, ter plaatse, waar nu de Imprimerie Nationale is gevestigd. Een edelman in een zwaren mantel van grijs laken gehuld, spreekt even met zijn koetsier, en verdwijnt door de koetspoort. Hij schijnt een goede bekende. De portier buigt zeer nederig. Een lakei opent een glazen deur, nadat de bezoeker snel een viertal lage trappen heeft beklommen, en neemt zijn mantel van hem over.
| |
| |
- ‘Is mevrouw de Markiezin in het salon, Jasmin?’
- ‘Om u te dienen, mon Prince!’
De Prins de Listenay klom eene breede trap op, die naar de eerste verdieping van het hotel leidde. Hij opende eene hooge, dubbele deur, die hem in het salon bracht. Dit vertrek was in alle opzichten vorstelijk ingericht. De wanden verdwenen onder heerlijke gobelins, die met levendige kleuren het bekoorlijk sprookje van Apuleius, de avonturen van Psyche en Amor, in beeld brachten. Leunstoelen bekleed met hemelsblauw satijn, divans, tafeltjes, secretaires, consoles met wit marmeren busten, eene schouw, waarvan de vooruitspringende kap op dunne zuilen van rooskleurig marmer rustte, en waarin een groot vuur van houtblokken blaakte, kristallen lichtkronen, en in een der hoeken een clavecimbel naast eene vergulde harp, vielen terstond in het oog.
Te midden van al deze artistieke weelde lag in een fauteuil, met het blazoen der Fontenay's aan de hooge rugleuning, de Markiezin, verdiept in de lectuur van een fraai gebonden boek. Toen ze de deur hoorde opengaan, hief ze het hoofd op, en liet het boek uit hare handen vallen. De Prins de Listenay snelde haastig toe, en raapte het op.
Terwijl hij het met eene buiging aan de Markiezin ter hand stelde, las hij den titel: Aventures du Chevalier de Faublas par Louvet. Terezia legde het op een tafeltje, en reikte den Prins de hand.
- ‘Goed, dat je komt!’ - fluisterde ze met eene
| |
| |
kwijnende stem. ‘Ik zit hier weer alleen met mijne doodelijke verveling!’
Schoon het drie uur in den namiddag was, heerschte er zekere schemering in het salon door de zware gordijnen van hemelsblauw satijn voor de vier hooge ramen met kleine vierkante ruiten, eigenaardig uitkomend bij den oranjekleurigen gloed, die van den haard uitstraalde. Er was evenwel licht genoeg om te zien, dat de Markiezin de Fontenay, nog geen twintig jaar oud, in den vollen luister harer gadelooze schoonheid schitterde. Zij hield de oogen bijna geheel gesloten, terwijl de Prins hare hand met den grootsten eerbied aan zijne lippen bracht.
- ‘Breng je nieuws?’ - vroeg ze met dezelfde matte stem.
- ‘Zeker! Er is veel beweging rondom de Tuilerieën. Zijne Majesteit is te een uur in de Assemblée Législative verschenen en heeft zeer plechtig verzekerd, dat Keizer Leopold II onze trouwe bondgenoot blijft, maar, dat Zijne Majesteit een schrijven zal doen richten aan den Keurvorst van Trier, om dezen te vermanen, dat hij aan de woelingen der uitgeweken Fransche edellieden bij onze grenzen een einde make, op gevaar van anders als vijand der Fransche monarchie te worden beschouwd!’
Terezia tilde zich op in haar leunstoel.
Ze hief het krijtwit gepoeierde mooie kopje omhoog.
- ‘Niet onaardig gevonden!’ - sprak ze wat vlugger. - ‘Een leger van een paar maal honderdduizend
| |
| |
man met eenige goedgezinde generaals, kunnen Zijner Majesteit den materiëelen steun geven, die zij zoo sterk noodig heeft!’
- ‘Je gelooft dus niet, belle amie! aan den ernst der koninklijke woorden!’
- ‘Arme Koning! Zijne positie wordt dagelijks slechter! Een mooi onderwerp om over te babbelen met Louis!’
De Prins de Listenay zag met gadelooze vereering naar de jonge vrouw, die voor hem meer beteekende dan alle koningen en alle koninkrijken der wereld. Hij had een leunstoel aangeschoven, en zich aan hare zijde geplaatst. Terwijl zij sprak, had hij even haar fijn handje gegrepen. Uit zijne heldere blauwe oogen straalde een vuur van bewondering, dat met zijne gewone deftige droogheid een allerzonderlingst contrast vormde. De Markiezin trok hare hand niet terug, maar viel met een zucht in haar leunstoel terug.
- ‘En hoe staat het hier, chère amie?’
- ‘Och! Ik kwijn hier weg in dit groote salon, waar ik alle dag Psyche zie liggen in de armen van Amor. Louis is onuitstaanbaar vervelend. Hij wordt met den dag onmogelijker. Hij spreekt met eene uitvoerigheid over zijne kwaal, die hij eene voorbijgaande rheumatische aandoening in de linkerknie noemt, alsof er niets belangrijkers bestaat in de beide koninkrijken van Frankrijk en Navarre. Hij is geheel hulpbehoevend - ik laat Jasmin en La Fleur maar in alles met hem omspringen, en verbied hem in mijn boudoir te komen,
| |
| |
daar ik den ganschen langen dag niets hoor dan geklaag.... Hij staat mij nauwelijks toe in mijn rijtuig een bezoek te brengen aan Madame de Boisgeloup! Ieder, die hier verschijnt, krijgt slecht bescheid. Hij heeft door zijne ruwe woorden mijn vriend Charles de Lameth op de vlucht gedreven.... de lieve gravin de Lameth komt ook niet meer.... och, ik word nog ziek van verveling!’
De Prins de Listenay had de schitterende juweelen ringen aan de fijne vingers van de Markiezin met toenemende aandacht bewonderd. Hij wierp een blik vol angstigen ootmoed op de betooverende jonge vrouw, en sprak aarzelend:
- ‘Maar ik heb toch dagelijks gepoogd u wat verstrooiing te brengen, chère amie! Doch ik vrees niet altijd geslaagd te zijn!’
De Markiezin trok hare hand terug, en glimlachte voor het eerst.
- ‘Je bent een uitstekend goed vriend, mon cher Listenay. Je bent eigenlijk veel te goed, te nederig! Als ik uit mijn humeur ben, durf je me niet tegenspreken - en al de booze woorden van den Markies verdraag je met engelengeduld. Zulk een vriend te hebben is een zeldzaam voorrecht!’
Plotseling zagen beiden elkaar verschrikt aan. Op het portaal voor het salon klonken luide stemmen. Eene ruwe vloek werd gevolgd door een paar kreten van pijn. De Prins stond op, en snelde naar de deuren van het salon. Doch deze werden al geopend. De
| |
| |
Markies de Fontenay, geheel gekleed in een paarsch fluweelen staatsierok met goudborduursel, de rechterhand geklemd om een rotting, de linkerhand gelegd op den schouder van een lakei, verscheen in het salon. Er was tijdens de beide verloopen jaren wijziging gekomen in de uitdrukking zijner gelaatstrekken. Zijne pruik is even onberispelijk wit als in vroegere dagen, zijne wenkbrauwen zijn koolzwart geverfd, op zijne wangen bloeit een overmooi rood, maar de oogen zijn ingevallen, de rimpels aan de ooghoeken veel scherper geworden, zijne houding is gebogen. De linkerknie is omzwachteld, hij durft nauwelijks den linkervoet bewegen, en komt zeer langzaam vooruit. Zoodra hij den Prins zag, riep hij:
- ‘Listenay! Help me even! Die vervloekte domoor heeft tegen mijne knie gestooten. De Satan hale hem!’
De Prins haastte zich, om het werk van den lakei over te nemen, en bracht den Markies zeer zorgvol naar een leunstoel bij den haard. Uiterst voorzichtig plaatst deze zich, en legt het linkerbeen op een laag stoeltje, dat bij zijn fauteuil hoort.
- ‘La Fleur wordt dagelijks lomper. Het is niet meer om uit te houden!’ - mompelt hij.
De Markiezin heft zich vlug van haren zetel op, en nadert den patiënt.
- ‘Hoe gaat het van daag, mon ami?’ - vraagt ze met dien bekenden, zilverreinen klank harer stem, die dertig jaren later nog het hart van den Graaf de Caraman-Chimay zou doen trillen.
| |
| |
- ‘O, veel beter, ma chère! Nog een paar dagen, en ik ben heelemaal beter. Het is die ellendige La Fleur, die mij zoo veel pijn deed!’
- ‘Ik wil het hopen! 't Is al een paar maanden geleden, dat ik het laatst naar de opera ging! Je weet wel, dat ik niet van thuiszitten houd.’
- ‘We beleven een zoo allertreurigsten tijd, dat geen Fransch edelman zich in de opera mag vertoonen. Heeft men bij de opening van de Législative niet voorgesteld Zijne Majesteit met den titel van “Monsieur” toe te spreken, en is men niet blijven zitten, toen Zijne Majesteit sprak?’
- ‘Maar, mon ami....’
- ‘Neen, neen. Hier komt geen: “maar, mon ami!” te pas. De Markiezin de Fontenay heeft verplichtingen te vervullen, die haar rang haar oplegt. In de eerste plaats onkreukbare trouw aan Zijne Majesteit....’
- ‘De Markies heeft evenzoo verplichtingen! Hij deele geene lessen aan zijne vrouw uit in het bijzijn van derden!’
- ‘Listenay telt niet mee. Hij is zoo goed als van de familie!’
De woordenwisseling tusschen de echtgenooten was niet met verheffing van stem uitgesproken. Voor het uiterlijk waren beiden volkomen bedaard, maar er gloeide eene ingehouden woede in beider hart. De Markies had sedert de eerste aanvallen van jicht in den linkervoet al zijn levenslust en opgeruimdheid verloren. Hij was er in vroeger dagen gewoon aan, dat
| |
| |
men hem hield voor een dertigjarig man. Hij had tot nog toe geloofd, dat hij als een jong man van dertig jaar kon leven. Vóór zijn huwelijk met Terezia was hij altijd gezond gebleven, gezond ondanks genot. Maar na zijn echt - nauwelijks een half jaar later - begonnen kleine kwalen. En juist nu had hij zich zooveel van het leven, zooveel van de liefde zijner verrukkelijke Terezia voorgesteld. Reeds in 1790 waren de jichtaanvallen begonnen, nu kwamen ze telkens terug. En met diepe verontwaardiging had hij ervaren, dat Terezia zich telkens meer terugtrok, naarmate hij ongestelder werd. Hij vergat zijne eigen booze luimen, hij vergat, dat zijne vrouw maar negentien jaar oud was. Dat hij tot machteloosheid gedoemd was, dat hij door zijne kamerdienaars moest gekleed en ontkleed worden, dat zijne Terezia zich zooveel mogelijk in hare vertrekken opsloot, en zoo min mogelijk in zijn gezelschap vertoefde, was voor hem eene bloedige beleediging, die hem tot groot nadeel zijner gezondheid van tijd tot tijd in hevige drift deed losbarsten.
Nog een ander, nog een grievender leed folterde hem. Hij was jaloersch tot waanzinnig wordens toe. Het denkbeeld, dat vreemde oogen hare weergalooze schoonheid zouden mogen bewonderen, prikkelde zijne woede dagelijks meer. Hij wantrouwde alle mannen, zelfs Listenay, van wiens volmaakte loyauteit hij ten stelligste overtuigd was. Hij eischte, dat de Markiezin de Fontenay niet in het openbaar verschijnen zou zonder haar man, en kon het nauwelijks toezien, dat zij in een
| |
| |
rijtuig bezoeken bracht bij hare vrienden. Terezia was hierover ten sterkste gebelgd, en gevoelde nu bitter berouw, dat de titel van Markiezin haar zoo hoog werd aangerekend. En, om alles nog moeilijker te maken, kwamen de gebeurtenissen der Revolutie de hevigste oneenigheden strooien tusschen man en vrouw. De Markies de Fontenay had als lid der Noblesse zitting genomen in de Assemblée des Etats généraux, maar geweigerd zitting te nemen in de Constituante. Terezia verried somtijds hare ingenomenheid met de helden van den dag, met Mirabeau, met Lafayette, met Bailly.
En zoo werd er eene diepe kloof gegraven tusschen de echtgenooten, die onmogelijk te dempen bleek.
De orkaan der Revolutie was tusschen beiden doorgegaan, en joeg ze voort in geheel tegenovergestelde richting.
Terezia kon haar Spaansch bloed niet verloochenen. Ze bewonderde den moed van Mirabeau. In de beroemde zitting der Etats généraux van 23 Juni 1789 - nadat de Koning bevolen had, dat de drie standen elk in hunne afzonderlijke zittingzalen zouden vergaderen, nadat de ceremoniemeester, de Markies de Dreux-Brézé verschenen was, om de leden van den derden stand, die de zaal niet wilden verlaten, aan te sporen heen te gaan - trad Mirabeau den verschrikten edelman te gemoet, en antwoordde met luidklinkende stem: ‘Allez dire à ceux qui vous envoient que nous sommes ici par la volonté du peuple, et que nous n'en sortirons que par la force des baïonnettes!’
| |
| |
Zulk een woord maakte even grooten indruk op het hart der jonge Spaansche vrouw, als de vermetelheid van een geoefend torero, die met een enkelen degenstoot den woedenden stier aan zijne voeten doet neerstorten. Zij bewonderde den moed van Camille Desmoulins, die den 12 Juli 1789, na het aftreden van den populairen minister Necker, in het Palais-Royal op een tafeltje sprong, en terwijl hij een pistool zwaaide, luide uitriep: ‘Aux armes! Les Allemands du Champ de Mars entrent ce soir dans Paris pour égorger les habitants. Arborons une cocarde!’ En hij plukte groene bladen van de boomen, en versierde er zijn hoed mee, als met de kleur der hoop. Honderden volgden zijn voorbeeld, honderden en duizenden vloeiden saam op 13 en 14 Juli 1789. Het ontslag aan Necker gegeven, de vijandige houding der gehuurde Duitsche troepen, die overal met sabelslagen de opgewonden menigte uiteen deden stuiven, alles prikkelde tot verzet. Eene onweerstaanbare kracht ging uit van de tallooze massa's, die in den morgen van den 14 Juli het Hotel des Invalides binnendrongen, die er 24 kanonnen en 30000 geweren, sabels en bajonetten buit maakten. En des avonds van dien dag was de onneembaar gewaande staatsgevangenis, de Bastille, ondanks grachten, wallen, bastions en torens, door dezelfde menigte genomen, en werd het hoofd van den rampzaligen gouverneur, van den Markies de Launay, op een bajonet door de straten van Parijs gedragen.
De Markies de Fontenay had met de uiterste verbittering dit alles moeten aanzien, ten hoogste veront- | |
| |
waardigd, dat de Koning, te Versailles dag aan dag zijn vermaak zoekend in de jacht, niet met alle hem ten dienste staande middelen deze wandaden van het gepeupel onderdrukte. Terezia zweeg - zij durfde hare meening niet zeggen. Zij was aangegrepen door het groote schouwspel. Zij gaf in stilte haar hart aan de Revolutie.
Na de Octoberdagen van 1789, nadat eene horde van hongerige wijven en schreeuwende kerels van den Faubourg Saint-Antoine de koninklijke familie, ondanks alles, had genoodzaakt zich naar Parijs te begeven, trok de Markies de Fontenay zich geheel terug. Daarop was zijn persoonlijk lijden begonnen. Ieder dag werd de scheuring tusschen de beide echtgenooten grooter. De Markies wilde het niet gelooven, dat hij de genegenheid zijner jonge echtgenoote had verloren - hij poogde zich zelf te beheerschen, en werd door tallooze bittere kwellingen geplaagd. Des zomers had hij zooveel mogelijk in de parken van zijn heerlijk buitengoed te Fontenay-aux-Roses genezing gezocht voor zijne kwaal, die naar zijne meening van voorbijgaanden aard was. Hij noodigde, om Terezia te behagen, vele vrienden uit zijne eigen wereld. Maar zelfs edellieden, als de drie Graven de Lameth, toonden zich ingenomen met de gebeurtenissen. Charles de Lameth had, na eene woordenwisseling met den Hertog de Castries, dezen uitgedaagd, en was in het duel gewond. Na dit feit was de vriendschap tusschen de drie Graven de Lameth en den Markies de Fontenay geheel afgebroken, voor Terezia des te onaangenamer, omdat de echtgenooten
| |
| |
dezer heeren haar met bijna nog grooter bewondering vereerden dan hare mannen. Het werd langzamerhand ledig in het buitenverblijf en in het hotel Fontenay.
En nu was juist de oorzaak gekomen tot de grootste tweespalt tusschen de echtgenooten. De Markies had telkens maanden, dat hij zich volkomen wel gevoelde, en poogde dan zijn ouden levenslust te toonen, maar hij slaagde er niet in. Terezia scheen zeer weinig ingenomen met het herleven zijner hoffelijkheden. De oude, goede verstandhouding bleek moeilijk te herstellen. En sedert in den zomer van 1791 de koninklijke familie gedurende hare avontuurlijke vlucht te Varennes was aangehouden, verklaarde de Markies, dat hij niet langer in een land wilde blijven, waar alle eerbied voor het koninklijke huis en den adel met voeten getreden werd. Hij kondigde zijner vrouw aan, dat zij zouden emigreeren. Zijn fortuin stelde hem in staat overal elders te leven.
Maar Terezia wilde te Parijs blijven, als getuige van het groote historische drama, dat voor hare oogen werd afgespeeld. Een vreemd verlangen, om eene rol in dit drama te vervullen, maakte zich somtijds van haar meester. Het vooruitzicht, in den vreemde met een ziekelijken, slechtgeluimden echtgenoot te moeten leven, lachte haar niet aan. Zij verklaarde in Frankrijk te willen blijven - haar tweede vaderland - en de Markies, die heimelijk vreesde de laatste resten van hare vroegere genegenheid te zullen verliezen, gaf voorloopig zuchtend en diep teleurgesteld toe.
|
|