| |
| |
| |
Fransche karikaturen.
Terwijl de Pruisen de hoofdstad der beschaving, der café-concerts en der petites créatures bombardeerden, waren er nog voortdurend teekenpennen in de weer, om den politieken hartstocht in spotprenten aan te vuren. Terwijl de mannen der Commune een nieuwen ramp voor het uitgeputte Frankrijk voorbereidden, deden diezelfde teekenpennen dezelfde diensten en had dat vroeger Badinguet en Badinguette gegolden, nu moesten het Thiers, Favre, Jules Simon en Ernest Picard ontgelden. Te midden van de ontzettendste gevaren, den nijpendsten nood, den bittersten tegenspoed bleef het esprit gaulois zich zelven getrouw in deugd en ondeugd.
De fransche karikatuur, uitsluitend politiek van karakter, munt bovendien uit door den kwinkslag van het onderschrift. Somtijds is de teekening los en smaakvol, somtijds slordig en onbehaaglijk. Somtijds zijn het de elegante croquis van Grevin, de woedende farcen van Faustin, somtijds weder de bizarre gedrochten van Cham of de meesterlijke teekeningen van Daumier. Veel van het prestige der fransche waereld en hoofdstad is voor goed verloren gegaan in den jongst verloopen tijd - en gaarne laten we ieder advokaat van een groot
| |
| |
nationaal onheil zich verdiepen in de deugden en qualiteiten der gallo-romaansche bevolking zoo wij maar mogen opmerken, dat bij alle oppervlakkigheid, alle ijdelheid en bedorvenheid dezer fransche natie, de onsterfelijke ader tot schertsen, spotten en beschimpen, van den onschuldigsten humor tot de allerbitterste satyre, immer rijkelijk vloeit en met onverbeterlijke virtuoziteit wordt geopenbaard.
Wat de geest der fransche hoofdstad, gedurende het jongst verloopen schrikbewind der Commune, gedurende het beleg van Parijs door de Pruisen geestigs heeft gewrocht, verschuilt zich menigmaal in de politieke karikaturen. Ik wil er eenige van beschrijven, om reeds bij voorbaat eene geringe bijdrage te leveren tot de gewichtige geschiedenis van dezen zoo tragischen tijd - een geschiedenis misschien weldra door eene beter versneden pen dan de mijne te leveren.
| |
I.
De eerste serie van karikaturen gedurende het beleg door de Pruisen is natuurlijk tegen den begaafden schrijver gericht, die te vergeefs poogde met zijn Vie de César de poorten der fransche akademie te overweldigen. Gade en kroost komen mede niet gehecl vrij.
Zoo vinden wij eene bloedroode guillotine met eene roode muts gedekt en het cijfer 1870; het hoofd van de ex-keizerin ligt tusschen de twee stijlen. De gelijkenis is, als immer, voortreffelijk. Op het voorhoofd van het slachtoffer leest men: ‘Poôvre faâme’ en het onderschrift luidt:
‘Je t'ai saisie, j'ai mis l'ecriteau sur ton front,
et maintenant la foule accourt et te bafoue.’
| |
| |
In eene volgende plaat vinden wij eene uitvoerige reproduktie van harten vrouw als speelkaart, aan de eene zijde: Badinguette, eene vervallen karikatuur, aan de andere zijde: La République. Scherper is de voorstelling, die tot opschrift draagt: Partant pour la Syrie. Een kameel trekt in vollen ren naast een varken voort. De kameel stelt de ex-keizerin, het varken den ouden heer van Chislehurst voor. Op den rug van den kameel bevinden zich in eene rij: Generaal Fleury, Pietri, Rouher en Maupas; Fialin, gezegd Persigny, zit op de staart van het dier.
Voor ik verder ga, andwoord ik op eene bedenking, die men wellicht bij bovenstaande regelen mocht geopperd hebben. Ik verwacht namelijk, dat men met edelmoedige ridderlijkheid voor de ex-keizerin, wellicht zelfs voor den dapperen held van Sedan een lans wil breken en ze tegen de sarkasmen van de fransche karikatuur-stift wil in bescherming nemen. Ik zal mij er volstrekt niet tegen verzetten, want bij het vermelden der spotprenten koester ik geenszins het voornemen de inzichten en bedoelingen der teekenaars te verdedigen - ik refereer slechts. Voor het overige zal de geschiedenis uitspraak doen over het tweede keizerrijk en zijne parasieten.
Eene volgende plaat stelt de ex-keizerin voor als l'Abbesse de Lonchamps. In geestelijk gewaad knielt zij voor eene schilderij waarop een kolossale ruiterhelm is afgebeeld. Het onderschrift luidt: ‘Eugénie d'Espagne, Dame de Montyo, Comtesse de trêsbas, épouse légitime du Haut et puissant dégommé Seigneur Badinguet III, chevalier de plusieurs ordres, voire même d'industrie.’
Eene andere vertoont haar gelaat in den zonderling
| |
| |
verlengden vorm, waarmee zilveren lepels iemands aangezicht verminken, met het opschrift: La Roseimpériale. Verschillende vliegen en muggen met de koppen van Grammont, Ollivier, Clément Duvernois, de Failly, Chevreau, de Nieuwerkerque, Paul de Cassagnac, Leboeuf en Hausmann, zwermen om deze roos. Elders ziet men haar in allerijl de Tuileriën ontruimen, terwijl zij hare gitaar, haar diamantschrijn en een misboek mededraagt. Wederom elders knielt zij als ‘Révérende Eugénie de Montyo’, die in boetgewaad een maarschalkslaars aanbidt waarin een waskaars brandt. Aan den wand prijkt het portret van den tweeden December-held.
Op bijna gelijke wijze worden de beide echtelingen voorgesteld. Une querelle dans le ménage vertoont eene worsteling, waarbij de ex-keizerin de brieven van zekere Marguerite Bellanger met eene kaars verbrandt. Als twee straatmuzikanten ziet men ze vervolgens in vrede voortwandelen, terwijl monsieur aan madame vraagt: ‘Dis done Génie t'as pas une pièce d' cent sous qu'a pas d'occupation.’ Verder wordt een drietal geteekend, de broeder van de Morny als een reusachtige stier, de maarschalk Leboeuf met de ex-keizerin op den rug van den stier en het onderschrift:
- ‘Je vous en prie, ayez un peu de tenue mon cher Leboeuf. - Mille pardons, belle dame! ce n'est pas moi, qui suis le boeuf, c'est lui.’
Een kleine knaap met een ruitersabel - Loulou - wordt op een ander plaatjen al krijtende bespot, terwijl hij uitroept: ‘Moi je veux mon peuple!’ Elders rijdt hij ‘sur son cheval de Saarbrück’ met een kogeltjen in de hand - of wordt hij door een eend
| |
| |
vervolgd, met het onderschrift: ‘Brave comme son papa.’
Onder de familie leden - ‘affiliation de Badinguet’ komen veel karikaturen voor op la Veuve Demidoff (Mathilde Bonaparte). Meestal is deze dame bezig een koffer te pakken met kostbaarheden; schilderijen staan aan den wand, een kolossaal portret van de Nieuwerkerque - Direkteur van het Louvre-Museum en zeer bevriend met deze weduwe - hangt aan den muur - onderschrift: ‘O Mathilde, idole de mon âme!’
Niet minder worden de zonderlingste voorstellingen gevonden op Pieter Bonaparte en op Plon-Plon, maar allermeest treft de gramschap der artisten den ex-keizer des vredes. Geene enkele beschimping is hem gespaard, de onoogelijkste, walgelijkste voorwerpen worden in zijne nabijheid gevonden. 't Beduidt nog weinig, dat men twee schalen teekent, waarin ter eene zijde Traupmann en verdere krimineele specialiteiten, waarin ter andere zijde de ex-keizer, die natuurlijk daalt, waar messieursles assassins rijzen met het onderschrift; ‘Ici 1' on pèse les criminels!’ - nog weinig is het den beschermheer van miss Howard en van den portugees Veyra met het podagrabeen in windselen te vinden en het bijschrift: - ‘Je faisais des plans comme Trochu, je partais comme Ducrot pour revenir mort ou victorieux, j'avais peur comme Picard, j'ai fait tirer sur le peuple comme le gouvernement provisoire, en somme je ne vois pas pourquoi ces Franç, ais m'ont détroné’ - nog weinig is het den ex-keizer als arend met klauwen en een gelen snavel het hoofd van een lijk te zien verslinden met dit vers:
| |
| |
‘Monstre affamé de sang et de carnages,
Depuis vingt ans repu de notre sang;
Du pilori, c'est en vain que tu rages,
Nous saurons bien te reduire au néant.’
iets scherper wordt de paskwilleering, als Badinguet de laarzen poest van keizer Wilhelm en men de volgende dialoog leest:
- ‘Allons, Badinguet, plus vite que ça, tu sais bien qu' on m'attend à Paris.’
- ‘Oui, mon frère et puissiez vous réussir à me recaler là bas!’ - doch allerscherpst is: la Confession de Badinguet, waarin deze tot den Paus spreekt:
- ‘Mon père, je m'accuse d'avoir assassiné la république au 2 décembre 1851: d'avoir trahi le serment, que j' avais prêté à mon peuple: d'avoir fait massacrer des milliers d'hommes: d'avoir lachement rendu mon épée, d' avoir vendu la France au roi de Prusse, d' avoir, etc., etc., etc.’
- ‘Horrible, mon fils!!! pour pénitence vous continuerez à bien boire, bien manger, bien dormir avec 1'aide du seigneur!’
Het getal karikaturen op den man van 2 December is legio. In elk bedrijf, voddenraper, saltimbanque, orgeldraayer, slachter, struikroover wordt hij voorgesteld met de woedendste satyre. Een ding is hierbij op te merken. Of de Franschen recht hebben, den man, die achttien jaren den titel van hun Keizer droeg, te verfoeyen, beslisse de geschiedenis - of zij wel handelen een vorst, die een goed financier was in den kring zijner familie, met verwijtingen te overstelpen, beslisse de geschiede- | |
| |
nis - doch dat zij, die hem achttien jaren hebben geduld, die voor hem hebben gekropen - op weinige, zeer eervolle uitzonderingen na - die alles ten hemel verhieven, wat door dezen inderdaad meineedigen mond is gesproken, dat zij, nu hij eindelijk valt, geene beschimping te morsig, geen scheldnaam te walgelijk vinden, dat is allerminst hartverheffend en schenkt weinig troost Toor de toekomst van deze veelszins ongelukkige natie.
| |
II.
Het onderwerp: ‘Badinguet’ is op duizenderlei wijze gevarieerd. Wel rijken voorraad van haat en verachting had het ongelukkige, gedemoralizeerde Parijs van 1851 tot 1870 bijeengegaard en verkropt, om dus bij tien- en honderdtallen schimpscheuten op den gevallen Lodewijk Napoleon te kunnen losvuren. Eerbied voor gezonken grootheid, voegde men er bij, is onder de beginsellooze fransche natie niet te vinden, maar in dit opzicht hebben de Franschen het scheldwoord ‘beginselloos’ niet verdiend. Het keizerlijke purper kan de misdaad van 2 December en de moedwillige volksslachting an 4 December, de keizerlijke kroon kan het goore moeras, 't welk den naam draagt van het tweede Keizerrijk, niet met zijn goud en juweelen overschitteren. Eens burgemeester altijd burgemeester, 't welk overgezet zijnde beteekent: eens politieke schurk altijd dito, dito.
Onder de sprekende karikaturen op ‘Badinguet’ onderscheid ik nog de volgende. Een varken met een napoleonshoed danst in het slijk van eene achterbuurt, met den naam Rue Tiquetonne aangeduid. Eene
| |
| |
ouderwetsche lantaarn hangt aan koorden over de straat en is genummerd: 2 Decembre. Onderschrift: L' animal de cloaques s'est noyé dans la fange. In een tweede vinden wij ‘Badinguet’ als hengelaar. Hij heeft beet gehad en haalt eene roode frygische miita op met den uitroep: ‘Ah! celle-la bar exemple, je la truffe maufaise...!’ Elders ligt hij in een lijkwagen met de aanduiding: ‘Des Tuileries à la Morgue - intérieur gratis.’ ‘Badinguet’ heft zich echter een weinig op in zijne kist en roept: ‘Arrête, arrete! cocher! le temps seulement d'établir ma dynastie!’ - waarop de koetsier, eenskeletmet een huilebalk, andwoordt: ‘Non, non! Je te tiens donc en fin cette fois et c'est la bonne.’ Het onderschrift luidt: Le dernier carosse (non vole).’
Eene dergelijke voorstelling toont ‘Badinguet’ geknield, bij een grafsteen met het opschrift: Napoléon IV, mort-né, terwijl in direkte tegenstelling met deze gedachte, het gezelschap der pseudo-Napoleons op eene andere plaat achter de schermen staat met de vraag: ‘Peut-on entrer?’ ‘Badinguet’ draagt eene schotsche muts, de revolver-prins Pierre een knuppel en twee pistolen, Eugénie wordt begeleid door Veuillot en Ollivier beide met den spaanschen priesterhoed van Basilio. Men blijft steeds denken over eene restauratie van dit beminnelijk gezelschap, waarbij ik nog vergat de in Engeland zoo liefelijk ontvangen ‘Loulou’ te teilen, ditmaal zeer weinig passend zijn pink in een neusgat begravend.
Treffender is eene karikatuur, waar ‘Badinguet’ geknield wordt geteekend met eene muts op 't hoofd, zooalweleer de kinderen tot straf op bewaarscholen droegen.
| |
| |
Twee groote ezelsooren stijgen uit de muts opwaart en tusschen deze papieren Ornamenten rust ‘Prins Loulou’ op de spits van een duitschen Pickelhaube, mede te voorschijn tredend uit de strafmuts. De bestrafte scholier heeft een ádelaar, als lakei gekleed, in zijn gevolg - op zijn voorhoofd branden de letters van Sedan. Het onderschrift - vervaardigd tijdens het beleg door de Pruisen - luidt: ‘Meschers petits Parisiens, il estvraiquejevousaimisdans le pétrin, mais á tout péché miséricorde. Votre république nepeut pasdurer longtemps: on vous l'escamotera à votre barbe et vous payerez encore les pots cassés. Il est écrit que vous serez toujours les dindons de la farce, donc, autant que j'en profite qu'un autre. Laissez-moi revenir parmi vous et je vous promets de devenir le modèle des souverains. Si vous ne voulez plus de moi, je suis bon enfant, je reste dans les coulisses du pouvoir, je fais sevrer mon petit Louis et vous le colle immédiatement á, ma place. Quant á vos demélés avec l'ami Guillaume, reposez vous sur moi et je me charge de tout arranger.’
Vele paskwillen op ‘Badinguet’ in verband met den duitschen keizer bieden niet veel stichtelijker tooneelen aan. Met bloedenden neus ligt ‘Badinguet’ op 't ijs - keizer Wilhelm poogt hem op te richten, maar verklaart in 't onderschrift: ‘D écidément onnele relevera pas....’ Elders biedt de Decemberman zija sabel aan den keizer met de woorden ‘Voici
| |
| |
le sabre de mon oncle! Tu peux le mettre á ton côte!’ Zouteloozer nog is de voorstelling van ‘Badinguet’ geknield yoor keizerin Augusta, die een Pickelhaube draagt met het devies: Fromage extra fin, terwijl de keizer met eene turksche sabel het gezelschap komt verrassen. Op deze wijze hebben de karikaturisten zich overvloedig vermaakt. Eugénie met den rok van Ollivier, terwijl deze zich haastig uit de voeten maakt en het onderschrift: ‘Le nouveau Joseph et la nouvelle Potiphar’ komt in velerlei variatiën voor.
Ollivier wordt niet het minst aangevallen. Onder het opschrift: ‘La Cour de Wilhelmshoë’ ziet men hem met bril en portefeuille buigen voor ‘Badinguet’, die in een uiterst gemakkelijken stoel zit. Zij houden de volgende dialoog: - ‘J'espère que votre Majesté me conservera mes appointements?’ - ‘Voyons, Ollivier, la guerre t'a assez rapporté.’ - ‘Et toi done, gros farceur!’ Nog scherper is het portret, 't welk onder den titel: Pilori-Phrénologie van Ollivier in de bekende kollektie is verschenen. Zijn naam luidt: Ollivier-Iscariote, op zijn voorhoofd staat: Apostat, Rénégat, Liberticide, Judas, Il vendit la République pour un peu d'or. - Zijne oogen zijn met een rood masker bedekt, waaronder men leest: Jérusalem et Tuileries, masque Policier - op zijn neus prijken de qualifikatien: Lacheté, Bassesse, Hypocrisie, Impuissance - op zijn onderlip leest men Matérialisme, op zijn kin Abjection. Nog volgt een vers:
| |
| |
‘Charnel, ambitieux, pétri de haine sombre,
Il vendit la vertu, trahit la Liberte....
Judas d'un pouvoir vil, pantin de la fierté....
Sur l'honneur de Ja France il a jeté de l'ombre!!!’
Geheel in den zelfden trant is de frenologische schavotteering van Bazaine - die zoo goed als Ollivier ondervindt, dat de fransche volksgunst in tijden van tegenspoed een kranke toeverlaat vormt. Met gloeyende letters brandt Metz op zijn voorhoofd - zijn neus draagt het opschrift: L'or est le prix de la Honte, zijn oor prijkt met de woorden: Entend le bruit de l'or: enz. Als puntdicht leest men onder zijn portret:
‘Rampant devant le maitre et dressé comme un chien....
Laquais, il a servi.... La France délivrée,
Il a trahi le peuple et sali sa livrée....!
On le crut un héros - malheur il n'était rien!!!’
Sommige dezer portretten zijn van zoo vinnig en smakeloos venrjn, gelijk b.v. de beeldtenis van Rouher, dat ze de maat der satyre ten eenemale overschrijden. Beter is het puntdicht op den schitterenden staatsman Leboeuf:
‘Cinq fois prets’ disait-il; cet amant de la truffe,
Eleve d'Escobard autant que de Tartuffe:
Cinq fois prets!!!... Sais tu bien, o superbe Leboeuf!
Que la France te doit sa honte dans son oeuf???
Dat prins Pieter er siecht afkomt, is te denken. Zijn knevelbaard eindigt in revolverloopen, het bloed van Victor Noir droppelt op zijn voorhoofd. Voor de gewone holheid der fransche opvatting komt wederom het feit getuigen, dat men als scheldwoord naast: Cruauté, Avidité, Bestialité ook den term Matérialisme gebruikt. Ik denk niet, dat de revolverprins zich ooit met wijsgeerige vraagstukken heeft bezig gehouden. Zijn vonnis lúidt;
| |
| |
Manger, violer, tuer... en trois mots: Voilà l'homme:
Meurtrier par état - ogre par sentiment!!!!
Rochefort réveilla l'assassin de son somme...
Et Victor Noir, martyr, s'appelle.... châtiment!!!!
Les Châtiments van Victor Hugo worden natuurlijk ook met Badinguet in verband gebracht door de karikaturisten. Faustin teekent den verontwaardigden bard met eene roode reuzenpen en een deel zijner poezie, terwijl hij ‘Napoleon le Petit’ met een reusachtigen kogelaan het been ter aarde heeft geworpen.
Onderschrift:
‘Va, bandit! le boulet que dans des temps stoïques
Le grand soldat, sur qui ton opprobre s'assied,
Mettait dans les canons de ses maïns héroïques,
Tu le traines à ton pied!’
Al deze teekeningen zijn meest onder den indruk van de omwenteling op 4 September 1870 ontworpen. Tot de allereersten, nog onvermeld geblevenen, behoort de voorstelling van het gantsche ex-keizerlijke hof, zes en twintig koppen, sprekend van gelijkenis, als een hoop vuilnis te zaam geveegd door een rooden bezem, waarop de datum van 4 September 1870. Op den muur, langs welken deze vuilnis wordt weggevaagd, leest men: ‘Il est défendu de déposer des immondices le long de ce mur.’ Elders poogt de teekenaar een tragischen indruk te maken onder het opschrift: ‘La Vision de l'Infame.’ Louis Napoleon bevindt zich aan boord van een tucbtschip te Toulon in het gewaad van een galeiboef: een doode adelaar ligt aan zijne voeten, in den helderen manenschijn verrijst de gestalte van den ouden keizer - het onderschrift luidt: ‘O Toulon! e'est par toi que les oncles commencent, et que finissent les neveux!’
| |
| |
Nog eene toespeling op den ouden keizer wordt gevonden bij de voorstelling van ‘Badinguet’ als orgeldraayer, 't welk tot motto voert: ‘Je ne désire pas que mes cendres reposent sur les bords de la Seine, au milieu dece peuple Francais, que j'aitantfloué.‘(Napoléon 1 corrigé par son neveu.)
| |
III.
Terwijl de teekenpen in de eerste vreugde na de verlossing van ‘Badinguet’, ondanks de ramp van Sedan, aldus uitspatte, dreigde nauwelijks het beleg van Parijs door de Duitschers, of de satyre keerde zich toen tegen het Groevernement der Nationale Verdediging en zijn voorzitter Generaal Trochu. Noch de ernst der tijden, noch de nood des vaderlands, noch de schrikwekkende Nemesis, die Frankrijk tuchtigde ten bloede, kon den grijnslach doen verstommen van het karikatuurlievend Parijs.
Allermeest werd Trochu aangevallen - want hij was het hoofd der regeering en eene regeering dient in Frankrijk bizonder om aangevallen te worden.
Het bekende plan van Trochu wordt op velerlei wijze aangevallen. Den generaal - die natuurlijk als een verrader werd verdacht gemaakt, omdat de uitvallen van Chatillon, Montretout, le Bourget en Avron mislukten - den generaal Trochu knielend voor te stellen, terwijlhij de sleutels van Parijs den duitschen keizer aanbiedtmet het onderschrift: Le Plan Trochu, kan als eene alledaagsche hatelijkheid gelden. lets scherper is eene charge: Trochu in een hazenvel met een vrijgeleide van Bismarck, waaronder dit puntdicht:
| |
| |
‘Pour sortir chaqne matin
Cet homme (un fameux Lapin)
Chaque soir avait la fievre,
C'est la maladie du Liévre.’
Trochu als tuinslak, als geestelijke - wegens den religieuzen toon zijner proklamatiën - met het onderschrift: l'Abbé Trochu; als advokaat geknield voor Gambetta, die in den uniform van een republikeinsch generaal prijkt met het motto: ‘Un petit advocat et un grand général!’ waarbij de rederijkersbekwaamheden van den generaal bespot worden - als pasteibakker: le fournisseur de S.M. Guillaume, met een korf gebakjens, die nabootsingen van Avron, Montretout, Le Bourget in zoetigheid voorstellen - dit alles is van het meest gewone kaliber.
Onder zijn frenologiesch portret, met tal van scheldwoorden overdekt, oleest men:
‘Sedan, Metz, puis... Paris! de la trahison noire
Sont trois point lumineux, dont parlera l'histoire,
Trochu visa l'Idée à l'heure du danger
Et mit la Republique aux pieds de l'étranger...’
Eene zeer grove plaat stelt Trochu met eene slaapmuts en het kapitulatie-traktaat van Parijs voor, terwijl ‘Badinguet’ hem de hand drukt en de kapitulatie van Sedan vertoont. Keizer Wilhelm heeft hunne handen in elkaar gelegd en roept uit: ‘Gré mille terteifle! N'ayez donc pas peur de vous salir et serrez vous la main mes bons amis!’
Elders staat Trochu op de pooten van een dog, gehuld in een armzalig galarokjen; terwijl hij aan den voet eener reusachtige buste van den eersten Napoleon uit ijverzucht schijnt te huilen. De teekening is getiteld: Jadis et aujourdhui! en biedt het volgende vers aan:
| |
| |
‘Il battait l'avant-garde, il culbutait le centre;
Dans la pluie et la neige et de l'eau jusque au ventre,
Trochu offre la paix, Trochu ouvre ses portes,
Et noa armées, roulant comme des feuilles mortes
Waar het er op aankomt, onyermogen en dwaasheid, zij het ook ten onrechte te tuchtigen in een enkelen, bizonderen persoon, zijn de fransche paskwillisten ijverig genoeg en daarom hebben zij hun geheel leger en al hunne groote generalen nooit beter geridikulizeerd, dan toen zij Von Moltke teekenden: Trochu met een papieren steekjen op 't hoofd bij de ooren omhoog trekkend, terwijl de uitmuntende duitsche veldheer naar een opschrift: ‘Ecole de Saint-Cyr’ wijst, vriendelijk vermanend: ‘Allons va à l'Ecole, petit, tu en as besoin.’
Een echten franschen kwinkslag lezen wij onder eene voorstelling: ‘Hors Paris’ getiteld, waar twee boeren elkaar een snuifjen aanbieden. De een zegt: ‘Comment done qui s'fait, pére Guillot qu 'j'entendions toujouparlai du plan trochu et que je n'voyons rien sorti?’De ander andwoordt: ‘Dam m'est avis qu'son plan est commeun pland' z'asperges et quil'y faut trois ans pou muri.’
Overbodig is het aan te teekenen, dat Trochu bij herhaling als polichinel wordt gehekeld, steeds met een bidsnoer en een rozenkrans, dat hij op eene andere plaat der fransche Eepubliek de hand kust en daarbij tevens heimelijk keizer Wilhelms handdruk aanvaardt, met het onderschrift: Le Baiser de Judas - na de kapitulatie worden de aanvallen scherper en bitterder. Een der eenvoudigste en treffendste draagt tot opschrift: ‘Pro- | |
| |
mettre ettenir font deux.’ Men ziet dekoppen van Trochu, Favre en Ducrot met spijkers aan den wand bevestigd, terwijl zij ieder een afzonderlijk strafbord dragen. Bij Trochu leest men: ‘Legouverneurde Paris ne capitulera pas!’ Bij Favre: ‘Niun pouce denotre territoire, niune pierre de nos forteresses!’ bij Ducrot: ‘Mort ou victorieux! Elders brengen de generalen Trochu, Aurelles de Paladines en Vinoy elk een soldaat aan. Trochu vraagt: ‘Combien as tu rallié de troupes, Paladines?’ - Deze andwoordt: ‘J'améne un Garde Champêtre!’ Trochu: ‘Etmoiun suisse d'Eglise!’ Vinoy: ‘Moije tiens le Pompier de Nanterre!’ En Choeur: ‘Cava bien, cavabien, nous finirons par mettre Paris àlaraison.’ Dit gewrocht dagteekent reeds uit den tijd der Commune. Zoo ook een ander, waarbij Trochu in de vergadering te Versailles het woord verlangt, terwijl Gambetta op de tribune peroreert, met het onderschrift: ‘Pasici, Général, votre placeestàla barrede l'assembláe. Eindelijk ziet men Trochu tijdens de belegering door de fransche troepen Thiers naderen met een geschrift getiteld: Plan Conservé,
2me; Edition revue et corrigée. Zij houden de volgende dialoog: ‘Donnez moi le commandement de l'armée, j'ai concu un plan infaillible pour prendre Paris en 20 minutes.’ Thiers andwoordt ondeugend glimlachend: ‘Franchement, général, j'aimerais autant voir les Parisiens se servir de votre plan pour se défendre, nous serions plus certains du succes.’
En dit alles tegenover een man van achtenswaardig karak- | |
| |
ter, die, in de ongehoordste en zeldzaamste zwarigheden gewikkeld, den moed had zich aan 't hoofd van een wanhopigen staat van zaken te stellen, mocht het hem ook aan beleid en talent ontbroken hebben, om zich met roem door al deze moeilijkheden heen te redden. Punch paskwilleert zijne groote staatsmannen, zelfs koningin Victoria komt niet vrij, maar daar is een vroolijke, niemand beleedigende humor in al deze schetsen - in onze fransche karikaturen daarentegen is geen sprake van rüstige zelfpersiflage - het is alles bitterheid en woede zonder overleg en rede, als van een vertoornden kalkoenschen haan, die plotseling een lap rood katoen in 't oog heeft gekregen.
| |
IV.
Naast Trochu komt Pavre.
De woorden en daden van den hartstochtelijken, welsprekenden patriot, die Vorst Bismarck hoogachting wist in te boezemen, schonken maar al te zeer stof aan de spotters. Het gezegde: Green steen onzer vestingen, geen duim breed gronds! en de tranen van Fernères zijn op allerlei wijze geexploiteerd.
Allereerst komen portretten.
Jules Pavre op de tribune, ter zijde waarvan weder: ‘Ni un pouce de notreterritoire...ni une pierre de nos forteresses!’ - maar daaronder: Plutot tout? en een randschrift: ‘Trop de belles paroles pour de si tristes actions.’
Een andere Jules Pavre in rooden mantel zet den voet op eene spin met den kop van Bismarck - op een bordjen: Fernères.
| |
| |
Een derde, met het opschrift: Le Faussaire,’ vertoont een Jules Favre in den blauwen kiel van een vagebond met de regels van Victor Hugo:
‘Honneur, devoir oriaient à cet homme: Debout!
Dresse toi, foudre en main, sur ta chaise curule!
Il plongea dans l'égout.’
Een volgende Jules Favre zit in romeinsche toga op de Roche Tarpeienne - nog een ander, gehuld in grauwe monnikspij, vergiet stroomen tränen op de ‘route de Versailles’ waaronder men leest: le Revérend Père Jules Favre.
Elders vinden wij hem metzijn ‘mouehoir de Ferrieres,’ in de eene en zijn: ‘serviette de Versailles’ in de anders hand boven een vat, waarin zijne tranen leken; - de inhoud van welk vat wordt aangeduid met: ‘La grande colèredupère... Jules Favre.’
Favres frenologiesch portret levert behalven de gewone schimpscheuten nog de beschuldiging van gastronomic en jezui'tisme; waarlijk zeer geringe bezwaren, als men de beschuldigingen tegen andere staatslieden door de parijsche teekenaars heeft vernomen.
Jules Favre had gezegd: ‘Il faut dompter Paris!’ en aanstonds was eene teekening gereed: Une Séance à la Chambre, waarbij Favre op de tribune, Thiers boven op de bank van het Pouvoir Exécutif met de handen ten hemel en een ‘Huissier’ met een brandspuitslang werden vertoond. Onderschrift:
Favre: - ‘Il faut dompter Paris,.... il faut châtier Paris!’
| |
| |
Thiers: - ‘Nom d'une Reaction! Huissier, vite une douche d'eau fraiche au citoyen Pavre.’
Van daar ook de woede van sommige teekenaars, die Favre als den moordenaar der Republiek voorstellen, gereed, om de levende allegorie van het Gemeenebest, eene jonge vrouw met frygische muts in eene doodkist te spijkeren en deze woorden: ‘Si on les écoutait ces S....atanees Républiques, caneserait jamais mort.’
Eene variatie op ditzelfde thema toont Pavre als kozak te paard, terwijl hij dezelfde jonge vrouw naast zich in 't zadel plaatst met het onderschrift: ‘Un cosaque ravissant.’ Nogmaals vinden wij hem in russischen uniform met de bajonnet van een chassepot eene vrouw, die de stedekroon van Parijs draagt, door de naakte borst stekende en deze woorden, uit de Antony yan Dumas: ‘Elle me résistait, je l'ai assassinée.’
Het onderhoud van Favre en Bismarck wordt dikwijls geparodieerd. In een van deze prenten ligt Favre op de knieen voor Bismarck en smeekt:: - ‘Excellence, notredestinee est entre vos mains, bombardez Paris et nous sommes sauves!’ - waarop Bismarck andwoordt: ‘Impossible mon vieux, tire toi de là, comme tulepourras.’ Zouteloozer nog is de teekening van Favre, die het gantsche vertrek onder water heeft gehuild, terwijl Bicmarck hem met een hengel opvischt en weinig hooger stijgt de plaat, waarop Favre, Vinoy, Picard de hand drukken van ‘Badinguet’, terwijl eene allegorische figuur, la Presse Républicaine gemuilband en gekne- | |
| |
veld aan hunne voeten ligt. De man, die onlangs (15 Augustus 1871) zooveel treffende blijken van deelneming op zijn feestdag ontving van gekroonde en ongekroonde hoofden, de oudachtige heer van Chislehurst voert hierbij het woord: - ‘Permettez-moi, messieurs, de vous féliciter, d’honneur je n'eusse pas mieux fait!’
| |
V.
Dat het hoofd van het uitvoerend bewind, dat Thiers zou gespaard blijven, zal niemand verwachten.
Het belangrijkste scheldwoord op zijn frenologiesch portret is: Ruralité en het bijschrift durft niet verder gaan, dan tot het verwijt:
‘Ce vieillard frétillant, grand diseur de finesses,
Fut chargé de tâter les cours et les altesses,
Pour savoir si la France avait ou non le droit
D'être un Peuple majeur, qui pense, agit et croit?’
Zekere gematigdheid tegenover den ouden staatsman schijnt ook de teekenstift van andere karikaturisten in bedwang te hebben gehouden, zijne veronderstelde geheime neiging tot het Orléanisme wordt veelszins, schoon minder brutaal bespot. In dien geest vind ik verschillende portretten van Thiers.
Thiers als menestreel met een gitaar, aanheffend:
‘O Richard, ô mon Roi! L'univers t'abandonne,
Sur la terre, il n'est que moi, que s'intéresse à ta personne.’
Thiers met den regenscherm van Louis Philippe en een peer in den hand met het bekende portret, als Projet
| |
| |
de monument destiné à remplacer lacolonne Vendôme; - Thiers als oude-kleeren-jood met eene frygische muts in de eene, en een napoleonshoed in de andere hand, met een keizerlijken mantel en een koninklijken dito en het onderschrift: ‘Manteau Impérial, manteau Royal, Bonnet Phrigien (sic) et vieux Chapeau (sic) à vendre - Eh! Eh: avec lequel me saluera t'-on...’ - dit alles schijnt vrij onbeduidende kortswijl.
Intusschen begint men al stil wat heftiger te worden. Een houten paard op rollen, 't welk Aumale, Joinville, Montpensier en den graaf van Parijs torscht, wordt door Thiers naar Parijs voortgetrokken terwijl daarbij is geschreven: ‘Lesquatre fils Aymon - nouveau jouet pour l'année 1871. Lajoie des enfants, la tranquilité des parents.’
Geheel denzelfden geest ademt eene andere plaat, waar hetzelfde viertal Thiers op een draagbaar rondleidt in triumf - ‘le triomphe du nouveau Washington.’ Elders brengt Thiers - half haan, half garçon decafé - een schotel met eene gekroonde peer, luid roepende: ‘Messieurs les Républicains, vous êtes servis!!
In een keuken, waar eene sauspan van 1848 naast eene dito van 1830 hangt, vinden wij Thiers, als ‘Chef de cuisine Bordelaise,’ terwijl uit eene gekroonde braadpan een damp weggalmt met het woord: ‘République.’ Onderschrift: ‘Oh! ça demande à être bien assaisonné - pourvu que jene gâte pas la sauce.’
Zeer grotesk vinden wij Thiers als minne in een vertrek vol peren, met een perenportret aan den wand, terwijl de graaf van Parijs door de glimlachende minne- | |
| |
moeder gezoogd wordt en de hertog van Aumale, ontevreden, luid huilende de handen in de oogen drukt. Zoo vinden we in denzelfden trant Thiers als akrobaat, terwijl hij den graaf van Parijs op een hoogen staak doet balanceeren voor de Tuileriën - die toen nog bestonden - bedreigt door eene allegorische figuur: ‘la Eépublique sociale’ met een rood vaandel, die een blazoen met leliën vertrapt. De kleine akrobaat roept vol angst: ‘Tien-toibien, oujen'en reponds plus.’
Eene andere akrobaten-karikatuur, getiteld: ‘La Pyramide’, brengt ons Thiers met vijf prinsen uit het huis van Orléans boven op elkander gestapeld, terwijl aan den horizont de zon der Commune rijst. De dagteekening is van Maart 1871 - het onderschrift luidt: ‘Attention, mes enfants, gardez-bien l'équilibre, car je crois que la Commune de Paris va nous jouer un mauvais tour.’
Iets dergelijks vertoont eene charge op Aumale en den graaf van Parijs, te zaâm op een houten paard, getrokken door l'Exécutif (Thiers) en gevolgd door de nationale vergadering, terwijl de Commune van verre ‘un pied de nez’ maakt. Weinig beduidend is eene verwante voorstelling: twee vleermuizen met de koppen van Thiers en den graaf van Parijs omfladderen het beeld van de roode Republiek, dat een zwaard gereed houdt en de verzuchting slaakt: ‘Fuyez! traitres... Epargnez le sang!...’ Scherper en boosaardiger is daarentegen de teekening, waarin de graaf van Parijs aan Thiers op een kussen een dolk aanbiedt met dezen dialoog:
Le Comte de Paris. - ‘Voici le poignard. Il n'y a plus qu'à faire le coup.’
| |
| |
Thiers. - ‘Combien qu' tu donnes?’
Uit het - zoo sterk aangevallen - Orléanisme van Thiers volgde, naar de polemiek der parijsche kommunalistische teekenaars, zijn geheim voornemen, om de Republiek te dooden. Ondanks al hetgeen door dezen grijsaard voor het benarde vaderland is tot stand gebracht - ondanks zijn opmerkelijken ijver en onvermoeide werkzaamheid, trots zijne vrijwillige, plechtige geloften, zal hij de Republiek verraden - zoo iets werd in Maart van 1871 als een onafwijsbaar feit voorgedragen.
Nog vinden wij Thiers in het kostuum van Blauwbaard met eene reusachtige turksche sabel, het lijk der Republiek van 1870 ligt aan zijne voeten, in eene openstaande kast hangt het lijk der vorige Republiek van 1848. Als aap - ‘le vieux singe savant’ - treffen wij hem elders aan op de tribune, terwijl hij suikerwater drinkt en tot de vergadering zegt: ‘Mes bons messieurs, jevous affirme, quejesuis Républicain et que j'adore votre vile multitude.’ Aan zijn staart draagt de looze aap echter de koningskroon van Frankrijk, terwijl een wolf op den achtergrond den gallischen haan dreigt te verscheuren. Onderschrift: ‘Va-t'il être pluméce pauvre coq gaulois!’
Thiers als beul met eene bebloede bijl, in plaats van ‘l'Exécutif’ thands ‘l'Exécuteur - Thiers als kindermeid: ‘la Nourrice de la Eue Saint-Georges,’ met eene roodgemutste zuigeling, ‘née 4-7tembre 1870,’ welke hij uit eene flesch met het opschrift: ‘Acide prussique’ doet drinken en het motto: ‘L'enfant était pourtant née viable’ - zijn aanvallen zonder eenige belangrijke verspilling van vernuft.
| |
| |
Aardiger gevonden is eene teekening van Thiers als schoenlapper met het uithangbord: ‘Thiers, rétameur, restaurateur, place les prétendants sans ouvrage, change leurs vieilles bottes contre des neuves au plus juste prix.’ Over zijne onderdeur blikt eene aardige deerne met eene roode frygische muts. Zij wacht op een kleinen rooden schoen, welken de schalk glimlachende lapper onder handen heeft, terwijl hij ter zijde fluistert: ‘J'vais lui arranger cela qu'elle ne puisse plus marcher.’
Reeds bij het sluiten van den vrede had men Thiers dansende op eene tafel voorgesteld, terwijl het vredestraktaat door hem met voeten wordt getreden. Op deze tafel bevindt zich eene flesch met het etiket: ‘Elixir de douleur sincère selon la formule’. Hij is al dansend bezig eene andere flesch te ledigen. Onder dit portret vindt men een Chanson sur table: (air connu.)
Quand je suis gris.’ (bis)
Zeer opmerkelijk is op deze plaat de terminologie in het vredestraktaat: ‘entre la France et la Prusse’. Men schijnt het te Parijs nog maar zeer siecht te begrijpen, dat men niet met Pruisen, maar met Duitschland oorlog heeft gevoerd. Het denkbeeld, dat een groot volk, hoe ook verdeeld, als éen man opstaat, wanneer het laaghartig wordt aangerand, het begrip, dat ook andere volken dan het fransche, edelmoedig en fier kunnen zijn, wil er bij de grrrande
| |
| |
nation, vooral aan de Seine, niet gemakkelijk in.
Het sluiten van den vrede - de verstandigste daad, welke de fransche natie verrichtte, sints 4 September 1870 - strekt meermalen, om Thiers te bespotten. Een paskwillenvriend plaatste hem op een altaar - ‘autel de la paix à tout prix’ - waar hij een hoop wild, eenden, visch en groenten bestijgt en zijn voet plaatst op een ‘jambon royal’, geflankeerd door konserven en champanje. Thiers draagt het kostuum van een ‘cuisinier’ en houdt eene geschrevene redevoering in de hand met de woorden: ‘Messieurs! La paix honorable.’ Bijna de geheele vergadering ligt aan de voeten van dit altaar, op de ruggen der leden leest men: ‘Oui, Thiers.’ Tot opschrift dient: ‘Thiers I, Roi des Capitulards.’
Uit den eersten strijd met de Commune, toen de kanonnen op de Buttes Montmartre te vergeefs door het wettig gezach werden teruggevorderd, dagteekent eene serie van drie karikaturen onder den titel, Thiers le Dompteur!!! De eerste geeft een leeuw te zien met den kepi der nationale garde bij de kanonnen van Montmartre, terzijde staat Thiers in tricot, met de linkerhand eene proklamatie aan de bevolking van Parijs verbergend, in de rechter een rijzweep, waarop: ‘Forcearmée’ te lezen staat. De volgende dialoog drukt de situatie uit: Le Dompteur: - ‘Pour museler la bête, il faut lui rogner les griffes, celle-cien a déjà de bien longues... maisbah, affairede métier... et puis, je ne suis pas Dompteur comme les autres... moi!... Allons!’
Le Lion: - ‘Mon vieux, tu peux essayer, je suis prêt!’
| |
| |
De tweede karikatuur toont het verloop van den strijd. De leeuw is verrezen, de kanonnen zijn dreigend gericht, de rijzweep ontvalt Thiers, die met bebloed hoofd onder de klauwen van den leeuw dreigt te bezwijken. Tweede dialoog.
Le Dompteur: (criant) - ‘Au secours! à moi Jules Favre! il m'a enlevé ma cravache... maforce, monarme, notre espoir àtous, à moi Picard! Perry! Trochu! Ducrot, Vinoy, Paladines, Valentin, - à moi mes braves! à moi Guillaume, Bismarck, Philippe II, l'Assemblée Nationale! ou nous sommes perdus!’
Le Lion. - ‘Vous l'avez voulu!’
De derde plaat toont den leeuw overwinnaar en Thiers met bebloeden kop afdeinzend - het onderschrift is volkomen onbeteekenend en, na de nederlaag der oproerlingen, zouteloos.
Gering is de pointe van eene voorstelling, waarbij Thiers het voetstuk van een standbeeld der Republiek van 4 September ondermijnt met het motto: ‘Vox populi, vox... demolie’ - wat vinniger de charge van Thiers, als zwarte aap, met een Pickelhaube, terwijl hij een paar pruisische laarzen poogt aan te trekken met het bijschrift; ‘Un vieux singe qui veut contrefaire son maître’ - zoo bitter mogelijk is het denkbeeld, Thiers als goochelaar te geven, bezig voor eene kermistent - waar 18 Brumaire en 2 December, Mazas, en Cayenne uithangen - het beeld der Republiek met eene doos: ‘Vote des ruraux’ weg te knoeyen. De escamoteur spreekt tot het publiek: ‘Oui messieurs, pour escamoter la République ce n'est pas plus difficile que ça... il
| |
| |
faut voyager, capituler, faire voterles ruraux et... le tour est fait’
Te vergeefs heeft men in den Commune-tijd ‘unnouveau coup de balai’ voorgesteld, waarbij een roode bezem Thiers, Vinoy, Favre, Trochu, Picard, Ferry en Glais Bizoin opruimt - te vergeefs een pilori, waaraan Thiers, Jules Favre en Ernest Picard zijn gebonden, de handen achter den rug en daaronder de regels van Victor Hugo:
‘Ah, vous finirez bien par hurler misérables!
Encore tout haletans de vos crimes exécrables,
Dans vos triomphes abjects, si lugubres et si prompts,
Je vous saisis. Je mets l'écriteau sur vos fronts.’
- te vergeefs heeft men den keizer Wilhelm geteekend, Thiers bij den kraag omhoog heffend, terwijl deze een kanon poogt af te vuren, te vergeefs het laffe bijschrift saamgesteld: ‘Ah ça, mauvais F........., as tu bientôt fini sur mes brisées et de vouloir m'éclipser’ - Thiers heeft over de muiters ten volle getriumfeerd - of hij het nog heel lang met de vergadering van ‘ruraux’ uithoudt, zal alleen kunnen beslist worden door hem, die de diepten der kwâjongensnatuur en de ondiepten der ijdelheid dezer hoogvereerde gedeputeerden kan peilen.
| |
VI.
Nog andere personen, 't zij uit de Regeering der Nationale Verdediging van 4 September, 't zij uit de Nationale Vergadering van Bordeaux of Versailles strekken tot stof voor de politieke karikaturisten.
| |
| |
Met eenige voldoening mag men opmerken, dat zelfs bij de teekenaars, die niet ver stonden van de Commune, geen enkel blijk van sympathie gegeven wordt aan den Wandalenhoop, wier gruwelen de volksbewegingen van 1789, 1792-1795 als zeer onschuldige en gematigde oploopen doen voorkomen. Vooreerst heeft men eene teekening gewijd aan den vermoorden, grijzen generaal Clement Thomas.
Uit een grafsteen, met het opschrift ‘A. Clement Thomas la République’ rijst de schim van den vermoorden generaal. Eene allegorische figuur, de Republiek voorstellende, buigt weenend over deze zerk en legt er een immortellenkrans op neder. De woorden: ‘Sunt lacrimaererum’ vormen het onderschrift. Deze teekening, gedagteekend uit Maart 1871, heeft een pendant, drie dagen na de bloedige gebeurtenis voltooid, en gedateerd ‘21 Mars 1871’, in een portret van den generaal Thomas met een immortellenkrans om den naam. Beide zijn van Faustin. Het Comité Central en de Commune hebben steeds de verandwoordelijkheid voor dit misdrijf ver van zich geworpen en met veel bitterheid gesproken van de bende onverlaten uit Belleville en la Vilette, die de Republiek met bloed had bevlekt.
Eene andere voorstelling van 30 April 1871 voert naar het atelier van den beroemden, nu ook beruchten en gevangen schilder Gustave Courbet met het motto:
‘Ah, qu'on est fier d’être Courbet,
Quand on dévisse la colonne!’
Courbet is uitstekend getroffen, - zoo als gewoonlijk - rookt een pijp in zijn atelier, terwijl hij de Vendome-Kolom omgekeerd onder den arm houdt. Eene menigte bronzen standbeelden dringt zijn atelier binnen: Henri
| |
| |
IV, een pot meêdragend, waarop geschreven staat: ‘Poule au pot’, Louis XIV, de generaal Moncey, Ney, Saint-Michel en gevolg. Het onderschrift luidt: ‘Humble supplice des hommes de bronze de Paris, qui demandent à ne pas être fondus! Le citoyen Courbet demande à réfléchir. N'y a-t-il pas là un moyen d’arriver à la fusion des partis?’
Spaart men alzoo de leden der Commune niet, somtijds worden zij echter gebezigd, om de gehate mannen van 4 September en Thiers belachelijk te maken. Zoo bestaat er een portret van Gustave Flourens, een reus met sporen en sabel, die dwergen voor zich uit doet stuiven in de lucht, of ze op den grond met zijn hiel verplettert, Favre en Thiers zweven in de lucht, Picard en Trochu verdwijnen in den bodem. Op dezelfde wijze verschijnt Jules Vallès, min of meer karikatuur, met het onderschrift: ‘Le cri du Peuple’ - daar hij journalist was en onder dien titel artikelen schreef voor Rochefort - evenzoo de mannen van 4 September verjagend.
Félix Pyat schijnt de sympathie der karikaturisten niet te hebben opgewekt - uit een ei, waarop de naam: Commune, als een kieken losbrekend - of op een papieren schuitjen, van zijn blad: ‘Le Vengeur’ gevouwen, omkomend in de golven, schijnt men te willen duidelijk maken, dat de hartstochtelijke ernst van den dezen verdwaasden dweper zijne komische zijde heeft.
Henri Rochefort - een oogenblik de lieveling van Parijs, maar sints de kapitulatie van datzelfde Parijs, deelend in de impopulariteit der regeering van 4 September, waarvoor hij een titel vond - Rochefort wordt voorgesteld als een journalist uit zijn graf opstijgend na den 18 Maart. Reeds hebben de Figaro, l'Elec- | |
| |
teur libre en L'Univers hunne immortellenkransen op zijn zerk nedergelegd, maar het graf opent zich en de levende Kochefort met eene monsterpen stijgt omhoog - onderschrift: ‘Petit bonhomme vit encore!’ Elders vinden wij hem met een rooden rok en roode lantaarn eene groote menigte steenen aandragend voor eene barrikade en het bijschrift: Le démoliseur de l' Empereur construit ses barricades.
Zelfs Garibaldi komt éens in eene komische houding voor, als hij uit een reuzenvat, waarop een etiket: ‘Moutarde de Dijon’, met een reuzenlepel voorraad schept onder de aanduiding: ‘Garibaldi approvisionne son armée’. Zulk een laffe grap schijnt bij de uitmuntende diensten, welke de grijsaard aan het zieltogende Frankrijk bewees, allerminst gepast. Sommige kunstenaars hebben dit begrepen en stellen hem geheel anders voor. De generaal ruimt met een bezem kroonen en pickelhauben op, waarbij de koppen van Napoleon III en Pius IX. Op eene barrikade wappert eene roode vlag met het motto: ‘Vive la République universelle!’ Onder deze voorstelling leest men: ‘Un général pour de bon celui là.’ Elders teekent Faustin hem als een leeuw: ‘le Lion de la Liberté’, zich vastklemmend aan een rots Caprera, en zijn zoon Menotti als een paard: ‘le Cheval de l'Indépendance’ die op zijn rug de triumfeerende Republiek draagt.
In dezen zelfden trant vinden wij eene karikatuur op den radikaal Floquet, den advokaat der uiterste linkerzijde te Versailles. Als een wesp zet hij zich neer ‘sur un nez de la droite’ - onderschrift: ‘Cette Guêpe là les rendra... fous’. Minderaangenaam is de voorstelling van den voorzitter der vergadering
| |
| |
Grévy, die als aap eene vergadering van apen praezideert, terwijl hij bij het misbaar van zijne natuurgenooten, waaronder men de voornaamste mannen van 4 September opmerkt, wakker zijne schel beweegt en zijn hoed boven zijn kalen schedel houdt.
Onder de heftigst aangevallen mannen van Versailles behoort vooral Ernest Picard, laatstelijk minister van Finantiën. Daar hij de beweging van 31 Oktober 1870 deed mislukken, werd hij het mikpunt van velerlei scherts. Zoo vindt men hem onder anderen in dubbele gestalte, rechts als advokaat, links als minister. Het onderschrift luidt:
Picard Avocat.... ‘Tant qu'il me restera un souffle, je réclameraiénergiquement la liberté de la presse.’
Picard Ministre... ‘La liberté illimitée de la presse étant un abus, j'approuve entièrement la mesure prise par le général Vinoy.’ (Réunion des Maires. Lundi 18 Mars 1871.)
Op zijn finantiëel beheer ontbreekt het niet aan charges. Eene melkkoe, waarbij: ‘Budget’ geschreven is, staat boven een naakten zuigeling met het hoofd van Picard, die de uyers aan zijne lippen brengt. Het volgend gesprek dient tot opheldering:
‘La Vache à lait (Le Budget) - Voyons, Ernest assez tété comme ca, tu vas te faire mal au ventre...’
Ernest......... il continue à téter....
Uit de Septemberdagen van 1870 dagteekent eene andere voorstelling, weinig vernuftiger: Picard tusschen twee vuren, aan de eene zijde Eugénie en haar zoon,
| |
| |
aan de andere, de Graaf van Parijs. De echtgenoot van den December-man zegt: ‘Mon bon gros chéri, je te promets que j'en ai assez d'Ollivier. Tu seras mon premier ministre et... sénateur, hein?’ De Graaf van Parijs komt van zijne zijde met het voorstel: ‘Illustre et spirituel orateur, je suis la meilleure des Républiques. Vous serez président du conseil et pair à vie... hein?’ Van Picard zelf wordt gezegd: ‘Entre ses deux son coeur balance.’
Toen Picard aan het spaansch gouvernement eenige spaansche vluchtelingen uitleverde, teekende men den minister behaaglijk in een armstoel, terwijl eene reuzenhand met het opschrift: ‘Mépris Public’ hem een kaakslag toebrengt. De teekenaar schijft er de beschuldiging onder: ‘Le Républicain Ernest Picard, celui qui livre au gouvernement Espagnolles républicains fugitifs, qui prennent le sol de la France pour une terre de liberté.’
Bij het uitbreken van den opstand op 18 Maart teekende men Ernest Picard met de schatkist op den rug vluchtend - tevens stelde men hem voor op het schavot met de handen door twee openingen van een dwarshout. waarop geschreven stond: ‘Le camelot E. Picard, marchand de journeaux, vend et achète toutes les valeurs, a... gagné quelques misérables millions en tripotant à la Bourse.’ Eindelijk - stelde men Garibaldi als leeuw, Floquet als wesp, Grévy als aap voor, Ernest Picard treedt als elefant op, omdat men zelfs zijne eenigszins gezette gestalte niet onopgemerkt kan laten voorbijgaan.
| |
| |
't Is als met Trochu, Jules Favre, Thiers. Men is uit de mode. Zoodra men tot de oppozitie behoort, volgt aller sympathie dea strijder - zoodra de oppozitie regeering is geworden komt de algemeene afkeuring. De wufte zin tot verandering belet, dat men een man van talent waardeert, zoodra hij op het kussen komt. Om een groot man te zijn in Frankrijk is het noodig tot de uiterste rijen der ontevredenen te behooren - en - wonderlijk kontrast! - heb den moed in Nederland een voet te zetten buiten het uitgesleten pad der geijkte betamelijkheden en middelmatigheden en gij kunt zeker zijn, dat men u aan de deur laat staan!
Picards opvolger, Pouyer Quertier, blijft ook niet onaangevallen. Wij vinden hem in de houding van een nadenkend goochelaar, terwijl uit de schatkist een wolk van gevleugelde geldzakken met milliarden den weg naar Duitschland aanneemt - onderschrift: ‘La fameuse sortie,’ Opmerkelijk weinig paskwillen zijn tegen Gambetta gericht. Zoolang hij oppozitie voert, gelijk thands, zal hij vrij blijven. Een enkelen keer teekent Faustin hem met twee kanonnen onder den arm door de lucht schrijdend en het onderschrift: ‘Gambetta soulève les Provinces.’
Twee staatkundige reputatiën van den tweeden rang: Garnier Pagès en Benoist-d'Azy worden geridikulizeerd om hun uiterlijk of hunne Weeding - zooals de schooljongens doen. Garier Pagès wordt geteekend, terwijl hij een zijner bekende hooge boorden onder een glazen stolp bedekt, met het bijschrift: ‘Salut à mon dernier faux-col!’ De vice-voorzitter der Nationale Vergadering: Benoist-d'Azy, levert door de wonderlijke magerheid zijner trekken stof aan den teekenaar, welke zijn portret als eene versteening van een
| |
| |
doodshoofd en doodsbeenderen voorstelt en er onder schrijft ‘Fossile trouvé dans le Departement du Gard par des paysans.’
De generalen, die te Parijs en te Versailles zich gedurende de laatste troebelen hebben onderscheiden: Ducrot, Chanzy, Vinoy en Aurelles de Paladines vinden evenmin gratie in het oog der karikaturisten.
Ducrot met zijn onvoorzichtig woord: Mort ou victorieux! wordt het meest aangevallen. Met verbijsterde oogen staart hij zijne proklamatie aan en roept uit: ‘Comme je vois!.... ce n'est pas tout de promettre.’ Elders is hij als marionet ten tooneele gevoerd te Bordeaux en luidt zijn vonnis: ‘L'homme mort ou victorieux trouvant enfin le théâtre de ses succès.’ Wederom elders vlucht hij van den Dood achtervolgd uit Montretout naar Parijs en schrijft men: ‘Le brave général Ducrot, qui devait rentrer victorieux ou...... mort, se porte bien.’ Eindelijk wordt hij geteekend met gebroken degen verschijnend in het atelier van een ouvrier. Een jong soldaat juicht hem te gemoet, den kepi in de lucht zwaayend, terwijl hij uitroept: ‘Le brave Ducrot nous revient, c'est qu'il est victorieux. Vive le vaillant champion de la République!’ Maar de ouvrier bedekt zijn gelaat met de handen en andwoordt: ‘Tais-toi, ami, le malheureux Ducrot a été vaincu; il n'a pas dû survivre à sa défaite. C'est son ombre que tu vois là!’
Chanzy beweegt zich met groote onrust op een houten paard, terwijl de Pruisen aan den gezichteinder zichtbaar zijn. In vertwijfeling roept hij uit: ‘Allons
| |
| |
bon v'là encore cocotte qui se cabre et Paris qui m'attend!’
Aurelles de Paladines verschijnt op een tooneelpaard, waaronder zijne laarzen uitkomen. Hij draagt eene muts met ezelsooren - het opschrift luidt: ‘Le Paladin Paladines.’
Vinoy, die zeer moeilijk zal kunnen doen vergeten, dat hij medeplichtig was aan de misdaad van 2 December, heeft mede veel te lijden. Na de beweging van 18 Maart teekent men hem vluchtend uit Montmartre, terwijl de menigte hem met wortels en appelen werpt, en hij met den degen, waarop 2 December staat, onder den arm een goed heenkomen zoekt - het bijschrift luidt: ‘Le Général Vinoy se repliant en bon ordre.’ Later als de strijd ten nadeele der Commune beslist is, wordt Vinoy als een lompe gendarm geschilderd met een kommandeurskruis van het legioen van eer op zijn buik en het onderschrift: ‘Vinoy ou le parfait gendarme fusille les Républicains en 71 comme en Décembre 51.’
| |
VII.
De laatste série van karikaturen is aan den vijand gewijd, die met fransche zorgeloosheid immer: ‘le Prussien’ wordt genoemd.
Dat de teekenpen hier met groote hartstochtelijkheid zou te werk gaan, mocht men verwacht hebben - de bitterste paskwilleering ware hier zeer lichtelijk te begrijpen geweest - doch het tegendeel is gebleken. Met een paar uitzonderingen teekenden de Parijzenaren alleen zoutelooze charges, waarbij men hun gebrek aan geest door overmaat van verbittering kan gewaar worden.
| |
| |
Vooreerst geldt het den keizer Wilhelm.
In hem waren twee vijanden te verslaan: de Pruis en de Keizer. Men heeft zich met in 't oogvallend ongeluk van deze taak gekweten. Vooral uit den belege ringstijd van Parijs dagteekenen de meeste charges.
Vooreerst: keizer Wilhelm met een domper als pickelhaube door een fransch soldaat bij 't oor getrokken, terwijl deze, die uit het ‘fort de Bicètre’ opstijgt hem naar de ‘Hospice de Bicètre’ wijst met den uitroep: ‘Pas par ici mon bonhomme, par là!’ Elders de keizer te bed, terwijl aan zijn voeteneind eene allegorische figuur, de ‘pruisische’ Republiek verrijst. Wilhelm roept: ‘Va-t'-en coquine! au secours! à moi Bismarck!!!’
Op het slot Babelsberg bij Potsdam staat de eenvoudige militaire legerstede des ouden vorsten, met katoenen gordijnen omhangen, nauw goed genoeg - zou men wanen - voor een adelijken vaandrig. De karikaturisten kunnen teekenen wat zij goed genoeg vinden, maar de droomen des keizers op die spartaansche rustkoets zullen waarlijk niet gewijd zijn aan ‘la République Prussienne!’
Echt fransch is de voorstelling van eene dikke, vleezige dame met de stedekroon van Parijs, terwijl de zeer vermagerde keizer hare leest poogt te ontvademen en Parijs uitroept: - ‘Allons á bas les pattes! Vous savez pourtant bien que vous n' entrerez pas!’
Tot de meest belachlijke blufferijën behoort ook eene zeer leelijke teekening, waarbij Wilhelm door spookgestalten vervolgd wordt: ‘l'Allemagne en deuil’, dan Elzas en Lotharingen met oriflammes en vlaggen, waarop: ‘Vengeance’ en aan zijn hoofdeinde beyersche soldaten met een bord, waarop ‘Nousvou- | |
| |
lons retourner en Allemagne’ enz. - zonder eenige flikkering van vernuft.
Eene andere karikatuur van keizer Wilhelm als een reuzenspin vliegen vangend, terwijl in het web de vliegen Frankfort, Beyeren, Hannover, Hessen en Denemarken (sic!) zich reeds verloren hebben, en een bezem naast fransche vlag en bajonet dreigt: ‘A bientôt le coup de balai!’ - biedt niet veel uitstekenders.
Boosaardiger is het denkbeeld, keizer Wilhelm als monnik te geven, op den oever van den Rhijn door een satan in verzoeking gebracht, terwijl een varken met de trekken van Louis Napoleon hem volgt en tal van zwarte duiveltjens de grenzen van ‘Pruisen’ en Frankrijk omverhalen.
Het kurieuze onderschrift luidt:
Un jour un démon apparait
Auprès du père Guillaume,
Lui dit: mon vieux tout est prêt,
Faut quitter ton royaume.
‘J't' ai trouvé un bon compagnon,
La faridondaine, la faridondon,
Een forsch gespierde slager met de trekken des keizers, terwijl op den achtergrond kanonnen vuur braken, is voorzien met het opschrift: ‘Qui demande unboucher?’ - alsof Duitschland ‘de coeurléger’ den oorlog uitgelokt en verklaard had. Gelijken geest ademt eene teekening, waarop de keizer met kroon en dekoratiën door de sneeuw een geraamte voor zich uitdrijft. De dood, met een arm in een doek, valt op de
| |
| |
knieën, de zeissen breekt. De keizer schreeuwt woedend: ‘Marche!’ De dood andwoordt: ‘Je n'en peux plus!’ Een dergelijk idee, archi-fransch van opvatting en uitvoering, stelt den keizer in zijn boudoir voor, terwijl hij zich met een drietal ‘maitresses’ bezighoudt. Op zijn knieën bevindt zich een geraamte, borst en gelaat van doodsbeenderen, uit een levend lichaam zich ontwikkelend. De andere maitresse is eene allertreurigste, magere figuur met den naam ‘Famine’ op haren gordel, helsche vlammen stookend in 's Keizers pickelhaube, die met de ijzeren spits in de tafel is vastgezet. Op den achtergrond verwijdert zich eene derde gestalte in lompen, met den naam ‘Misère’ op den rug.
Afgaande op de treurige onweténdheid der groote meerderheid van het fransche publiek, mocht de teekenaar met deze quasi-serieuze voorstellingen op den bijval der massaas rekenen, misschien waande hij er zelfs een soort van zedelijke glorie voor het ‘grootmoedige’ Frankrijk uit op te duiken.
Waren de vroegere frenologische portretten soms geestig, het portret des duitschen keizers schijnt alleen in omtrek eenige Verdienste te moeten worden toegekend. De bijschriften zijn laf en zonder zin. Eechts staat: ‘La loi, c'est le sabre’: links ‘La France, c'est le mal.’ Het epigram luidt:
‘S.S. Guillaume le Boucher.’
‘Il poursuit, dans le sang, le rêve: Charlemagne!...
Sans songer, le soudard, que du sillon rougi,
Etas-unis d'Europe, en un jour ont surgi:
République unira la France à l'Allemagne!!!’
Een paar voorstellingen uit het gezin des keizers ontbreken niet. Wij kiezen: ‘l'Auguste Guillaume et
| |
| |
son Auguste Augusta. Tooneel: Slaapvertrek des Keizers: dekoratiën: een kooi met een papegaai, gelijkend op Louis Napoleon, gemerkt: Jaquot III. Personen: de Keizer met ezelsooren, uniformrok, dekoratiën en verder négligé: de Keizerin in nachtgewaad. Gesprek:
Agusta. - ‘Tu vas encore quitter ta p'tite femme, mon vieux trognon gâté. Je vais bien n' ennuyer, va, mon vieux touton chéri... Je suis toujours inquiète, quand tu n'es pas là, ne va pas t'exposer surtout mon bibi..., N'oublie pas ton gilet de flanelle cuirassé, un malheur est si vite arrivé mon pauvre vieux canard.’
Guillaume. - ‘Ne crains rien ma poupoule c'est bon pour la populace de se faire tuer, mais nous autres monarques, nous sommes trop utiles à sa destruction, pour nous faire occir comme le premier venu; demande plutôt à Jaquot.’
Jaquot. - (II s' agite violemment dans sa cage, pousse des cris percants.) ‘Prrrésentez arm's! rrrrdez vos arm's rantan plan tan plan etc.
Augusta. - ‘Je crois que ce pauvre Jaquot commence à perdre la boule; mais à propos, mon petit quiqui, qu'est ce que tu rapporteras de Paris à ta bibiche chérie!’
Guillaume. - Je te rapporterai l'obélisque ma poupouple, et... - Jaquot. - ‘E tà moi, mon bon frrrère, tu me rrrrapporteras ma veste que j'ai oubliée à Paris.’
Een ander tooneel brengt keizerin Augusta naar Versailles den keizer overvallend bij het schrijven eener
| |
| |
dépèche, dat hij Parijs heeft ingenomen - even onbeduidend als de vorige, behalven, dat de pointe ontbreekt op Jaquot. Want de teekenaars hebben meer vernuft, als het er op aankomt de Bonapartes aan te vallen dan wanneer zij Duitschers paskwilleeren, omdat de verontwaardiging een edeler wapen is, dan valsche roemzucht.
Tafereeltjens tusschen den keizer en Bismarck vinden wij in overvloed.
De keizer zit voor een raam een veldslag waar te nemen, Bismarck staat bij eene tafel. Tot onderschrift dient de volgende dialoog:
- ‘Ne trouvez-vous pas M. le Chancelier, que cette guerre ne nous aura rapporté que peu de gloire?’
-‘En effet, Sire, peu de gloire, sans doute... mais que de pendules!!!’
Elders tooit Bismarck den keizer op borst, pickelhaube en arm met het Roode Kruis. Een vat met petroleum, petroleum-bommen, granaten, vergiftigde bajonetten, nitroglycerine alles is van het Roode Kruis voorzien, 't welk ook van Bismarcks sabel afhangt: tot epigram dient: ‘Le pavillon couvre la marchandise.’ De Commune schijnt later deze karikatuur tot leerboek te hebben aangenomen.
Aan den kant van eene rivier vinden wij het tweetal terug onder reusachtige regenschermen hengelend. Op een wegwijzer leest men: ‘Route de Versailles à Paris.’ Een gesprek als bijschrift luidt:
‘Dis donc Bismarck, il me semble que nous commençons à pêcher dans l'eau trouble? Si nous levions le siège?’
- ‘Qui aurait jamais dit cela, Sire! il y a deux mois:... Gueux de parisiens!’
| |
| |
Niet lang daarna reeds moest men het blaadjen omkeeren, en charges maken op den intocht der Duitschers, toen daar niets meer aan te veranderen viel.
Zoo bestaan er verschillende spotprenten op den Carnaval de 1871. - ‘Entrée de Guillaume à Paris.’ De keizer op een armoedigen triumfwagen - Bismarck en Moltke koetsiers, voor paarden treden op Jules Favre, Picard, Trochu, Glais-Bizoin - ziedaar éene teekening. Een ander paskwil vertoont den keizer en Bismarck in de straten van Parijs met een zwarte wolk van roofvogels als gevolg, nog een ander doet den keizer op een gekroond varken binnenkomen, enz.
Eene bouffonerie van den keizer met Moltke, dien de teekenaar op zijne wijze: Molke noemt, bestaat in het volgend gesprek:
Guillaume: - ‘Eh bien Général, quelle nouvelle de cette nuit?’
De Molke: - ‘Sire nous avons été brossés..’
Guillaume: - ‘Tu te molke de moi!’
De Molke: - ‘Helas non Sire! Et cependant j'avais mis en ligne vingt Prussiens pour un Français!’
Guillaume: - Vingtseulement? Parbleu! ‘je ne suis plus surpris, tes vingt Prussïens ne pouvaint être que vaincus!’
Moltke en Bismarck worden dikwijls gehavend, maar meestal zoo geesteloos, dat verdere vermelding overbodig is. Het frenologiesch portret van den vorst-kancelier met een spinneweb op het voorhoofd, waarin Denemarken, Oostenrijk, Franknjk, Nederland gevangen zijn, terwijl: Ruse, Volonté, Science, Energie op zijn neus en wang te pronken staan, wordt bekroond met dit slechte epigram:
| |
| |
‘Ce masque libéral, trempé d'Hypocrisie,
De sang Républicain prépare une ambroisie
Pour les rois ahuris. Diplomate entêté
Par la mort et la honte il frappe Liberté!!’
Het verblijf der ‘Pruisen’ te Parijs geeft natuurlijk stof aan de karikaturisten, die gewoonlijk bestaat in het belachelijk maken van de duitsche uitspraak der fransche taal. Een fransch schildwacht door een duitsch officier aangesproken met de woorden:
- ‘La blace Fentôme?’ andwoordt: - ‘Au bout d'ma baionnette, mein Herr!!’ en zoo bestaat er eene gansche verzameling, die met stilzwijgen kan worden voorbijgegaan.
Ook het uiterlijk der duitsche soldaten, waarop weinig, waarlijk zeer weinig valt te bedillen, als men er de verschrompelde moblots tegenover stelt - leent stof aan de teekenpen. Zoo vond iemand de wurtembergsche uniformen niet fraai en teekende twee officieren ‘d' après nature,’ waarvan al het berispelijke bestond, dat zij blauwe broeken bij groene jassen en omgekeerd droegen. De Hemel beware ons Nederland voor een oorlog met deze teekenaars, onze linietroepen en schutterijen zouden aan hunne booze pijlen een geschikt mikpunt bieden!
Eene vrij wel gelukte scherts biedt eene voorstelling van een wandelend kanon: ‘Canon de la Loire’ dat na de overwinning bij Orleans Bismarck op de schouders klopt met de woorden: ‘Si nous causions un brin!’ Zoo ook een duitsch soldaat - die natuurlijk op een kist met pendules zit - en lachend uitroept: ‘Nous pas crier: A Berlin! mais nous venirà Paris!... Grâce à Mr. Trochu!’
Het kon niet treffender gezegd worden - fransche blague en duitsche degelijkheid werden mischien nooit
| |
| |
spoediger gewaardeerd. Wij danken het aan een artist, die boos was op Trochu en deze verzoent ons met tal van zouteloosheden, die we al doorbladerend aanroerden. Dus zullen wij de rest laten rusten.
En waarlijk - wij vreesden reeds, dat onze dozis te krachtig zon worden. Toch hebben we nog ten slotte van de vrij machtelooze woede der paskwillisten tegen hunne vijanden: de Duitschers, willen verhalen. Zulke teekeningen maken een deel der historie uit en behoeven slechts vijftig jaren oud te worden, om als kostbare antiquiteiten met de meeste geleerdheid te worden gekommentariëerd en met klinkende munt te worden belaald.
Oktober 1871.
|
|