Brieven aan de uitgever van het tijdschrift Nederland 1873-1886
(1965)–Jan ten Brink, Cd. Busken Huet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Blijkbaar heeft Loman, terwijl hij gevolg gaf aan Ten Brinks verzoek om een voorschot, zich tegelijkertijd beklaagd over het feit, dat Ten Brink zich meer met de Franse dan met de Nederlandse letteren bezig hield. Dit en het feit, dat Ten Brink te veel plaats vroeg voor eigen bijdragen, leidde nog wel eens tot moeilijkheden tussen uitgever en redacteur. Uit Ten Brinks antwoord zou men opmaken, dat Loman hem in overweging gegeven heeft liever iets van Zola te vertalen. | |
20Amice! Van gantscher harte dank ik u voor uwe bereidwilligheid. Daar gij het vergunt zal ik op de gewone wijze trekken. Ik ben hier ten zeerste mee gebaat.Ga naar voetnoot46 Uwe opmerking over het fransche karakter mijner studiën is juist, maar in Nederland heeft Stellwagen over Huet, Winkler Prins over Potgieter, Berkenhof over Beets geschreven - ons tijdschrift is wel degelijk aan de vaderlandsche letteren gunstig - denk maar aan Loffelt, die voorleden jaar de dordtsche Tesselscha, aan Multatuli door Aart Admiraal.Ga naar voetnoot47 Thands ben ik met mijne fransche stof gereed - kan ik moeilijk dit alles laten liggen. Ik zal weldra misschien weder tot onze letteren terugkeeren, daar ik Ridder Rodenburgh koos.Ga naar voetnoot48 Van Zola zou kunnen vertaald worden: Le Ventre de Paris - maar het is erg moeilijk werk.Ga naar voetnoot49 Het stuk van den heer Mijers (Jakoba) is in de nog komende afl. (1 Maart) begonnen, ik heb er u de kopij van gezonden. Thands zend ik het vervolg. Is er te veel, dan kan Stricker wachten. Gerard J. Spoor woont te Rotterdam, heb de goedheid hem de afdrukken te adresseeren. Nogmaals vriendelijk dank voor uwe hulp. Van gantscher harte tt.
27 Febr. 77. den Haag. |
|