| |
| |
| |
Hoofdstuk VI. Bestaan er middelen tot genezing?
‘Is er eenig middel waardoor wij deze straf kunnen ontgaan en wederom tot genade kunnen komen?’
Geliefde jongelui, God geve, dat menigeen onder ulieden, door de zonde ontzenuwd en bedorven, tot deze vraag van onzen trouwen Heidelberger Catechismus mochten komen.
Ja, God zij gedankt, er is een middel.
Dat middel is: door den Geest Gods wedergeboren te worden.
Beeldt u niet in, gevallen zondaar, dat ge met minder toekunt. Er is veel raad tegen de onanie, maar slechts ‘de vernieuwing uws gemoeds en het aandoen van den nieuwen mensch, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid’ kan u duurzaam helpen. Efese 4:22-24.
Hoe dàt gaan moet? Mijn beste vrienden, ik kan u dit niet uitleggen, dit moet ervaren worden. Toen Nicodemus van Jezus de harde woorden hoorde: ‘Tenzij iemand wedergeboren worde, kan hij het koninkrijk Gods niet zien’ vroeg deze leermeester in Israel den Heiland van zondaren verwonderd: ‘Kan een mensch andermaal in zijn moeders buik ingaan en geboren worden?’
| |
| |
Het antwoord was schijnbaar onbevredigend: ‘De wind blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid en weet niet vanwaar hij komt, en waar hij heengaat, alzoo is een iegelijk die uit den Geest geboren is.’
Nicodemus begrijpt Jezus dan ook niet en vraagt opnieuw: ‘Hoe kunnen deze dingen geschieden?’
Opnieuw blijft het verklarend antwoord uit, maar Gods Zoon geeft deze stellige uitspraak: ‘Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwig leven hebbe. Een iegelijk die kwaad doet, haat het licht en komt tot het licht niet, opdat zijne werken niet bestraft worden; maar die de waarheid doet, komt tot het licht, opdat zijne werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn.’
In God ligt uw redding, gevallen zondig menschenkind.
De wortel van uw leven is bedorven, verwelkt, gestorven, gij moet op een nieuwen levenswortel gezet worden en die wortel is Christus.
Wordt niet moedeloos bij zulk een zwaren eisch, gedoopt kind des menschen. Wat God gezworen heeft bij uw Doop als uw Bondsgod, wil Hij als uw Vader volbrengen. Het Doopsformulier zegt zoo schoon ‘dat God de Vader met ons een eeuwig verbond der genade opricht, ons tot Zijne kinderen en erfgenamen aanneemt en daarom van alle goed verzorgen, en alle kwaad van ons weren, of ten onzen beste keeren wil. En als wij somtijds uit zwakheid in zonden vallen, moeten wij aan Gods genade niet vertwijfelen, noch in onze zonde blijven liggen.’
| |
| |
Toen wij in den naam des Heiligen Geestes gedoopt werden, betuigde en verzekerde ons de Heilige Geest ‘dat Hij bij ons wonen ons tot lidmaten van Christus heiligen wil .... opdat wij in het eeuwige leven onder de gemeente der uitverkorenen onbevlekt zullen gesteld worden.’
Maar elk verbond bestaat uit twee partijen. God heeft Zijn woord gehouden, heeft u verzorgd van alle goed naar lichaam en ziel, maar gij hebt dat verbond verbroken. Gij hebt u afgekeerd van uw God, den Heiligen Geest bedroefd, smarten aangedaan en nu strijdt Hij tegen u.
Uw vijandschap tegen God is de wortel van uw ellende.
Daarom jongen en ouden, begin bij het begin. Goede voornemens belacht Satan. Al heft gij in den diepsten ernst uw handen op ten hemel, al uw strijden voert u tot nog armzaliger schipbreuk, als gij alleen blijft staan. ‘Ik ben de Heere uw heelmeester,’ zegt uw Verbonds-God.
Een Duitsche Roomsche Godgeleerde, Hircher, zegt in zijn ‘Lehren der Erfahrung’ volgens Zeller een onderwijsman die in het begin der vorige eeuw leefde: ‘Geneesmiddelen tegen onanie zijn niet te zoeken in dit en in dàt. Wie onrein geworden is, kàn en zàl nooit genezen buiten de kracht eener volkomen wedergeboorte.’
‘Wie zijn zonde belijdt en laat, die zal barmhartigheid verkrijgen’ spreekt de Heere. Lees eens Psalm 51, dien aangrijpenden boetezang door David gedicht na zijn schandelijk overspel: Tegen u, u alleen heb ik gezondigd en gedaan wat kwaad is in uwe oogen.
| |
| |
Onkuischheid is zonde tegen God, zij verderft Gods schoonste schepping, het menschelijke lichaam. David had tegen vele menschen gezondigd: Tegen Batseba, die hij geschonden, tegen Uria dien hij beleedigd en vermoord had, tegen zijn volk door het geven van een slecht vuil voorbeeld. Toch voelt hij zijne zonde in de eerste plaats tegen God, zijn Schepper niet alleen maar zijn liefhebbende Vader. Ge weet het zelf wel, hoe grooter de liefde is, hoe dieper de zonde er tegen. Gij hebt Gods Vaderhart bedroefd.
Belijd uw zonde voor God in de eerste plaats met ootmoed en berouw. Belijd ze ook voor iemand dien ge vertrouwt, belijdt het met uw mond. Verneder u onder de krachtige hand Gods. Laat valsche schaamte u niet weerhouden. Valsche schaamte is een middel in de hand van Satan om u in zijn macht te houden. Satan drijft u niet tot schaamte aan, als gij het kwaad bedrijft, dan beschuldigt u uw geweten, dat God in u heeft gemaakt. Maar hij wil u wel te beschaamd maken om het kwaad te belijden. Zie toch dezen valschen strik van Satan. Ik verzeker u in den naam Gods, dat geen enkel waar kind van God u zal afstooten, wanneer gij met een bevend hart uw kwaad belijdt.
Want het is waar, de zonde vergeven kan God alleen, maar uw vader, uw moeder, uw zuster of broeder, uw leeraar, uw vriend kunnen u helpen in uw strijd, medeworstelen in het gebed. Ge hebt iemand voor uw stoffelijke oogen voor wien ge u schamen kunt, telkens als gij weer in de zonde zoudt vallen. Want denk niet, dat deze gruwel der verwoesting in één dag van u wordt weggenomen. O neen, alleen onder vallen en
| |
| |
opstaan zult gij den weg ter reiniging betreden. Een trouwe vriendenhand, een vermanend oog, een opwekkend woord zal u sterken.
De apostel vermaant Gods volk: Broeders, indien iemand onder u overvallen is door eenige zonde, brengt de zoodanige terecht door den geest der zachtmoedigheid.
Belijd uw kwaad mondeling, lieve vriend of vriendin. Het papier kan zich niet schamen, gij kunt den brief posten en terugkomend in het kwaad vallen. Maar een ernstig vriendenoog vervolgt u, de druk van een vriendenhand tintelt door u heen, het verdriet van een vriend, die u weer gevallen weet, vernedert u.
Belijd met ootmoed uw zonde voor God en vraag Hem om vergeving. Als kind hebt gij reeds leeren zingen:
Loof Hem die u, al wat gij hebt misdreven
Hoeveel het zij, genadig wil vergeven
Uw krankheid kent en liefderijk geneest
Die van 't verderf uw leven wil verschoonen.
Roep met Petrus: ‘Heere behoud mij, ik verga.’ Grijp Gods sterkte aan en Hij zal vrede met u maken. Zeg niet met Kaïn: Mijn misdaad is grooter dan dat zij vergeven worde, maar luister naar Jezus' woord tot Nicodemus: Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn Zoon voor u gegeven heeft. Indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij den Vader: Jezus Christus den Rechtvaardige.’
Zie met zelfbeschaming welk een nuttig lid van Gods Kerk gij had kunnen zijn, indien ge uw lichaam niet door zelfbevlekking verwoest had.
Daarom reinig u van alle smetten des vleesches en
| |
| |
des Geestes, bid in den Heiligen Geest. Ge zegt met Paulus misschien: ‘Ik weet dat in mij, dat is in mijn vleesch, geen goed woont, het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want het goede, dat ik wil, dat doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dàt doe ik.’
Zucht met den apostel, Romeinen 7:19-20: ‘Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods.’ Dan zult gij eens leeren zeggen (want God is getrouw en Hij laat nooit varen, wat zijn hand begon): ‘Ik dank God, door Jezus Christus onzen Heere.’
Volhard in het gebed. Word niet moedeloos als het schijnt dat God u niet hoort. Jezus liet de Kananeesche vrouw, Marc. 7:25-30, lang, heel lang wachten en wees haar in het eerst af, toch hield zij vol en werd verhoord. Wees niet te hoogmoedig om, als zij, een ‘hond’ genaamd te worden. Jaïrus' dochtertje moest eerst sterven eer de Heiland hielp en Lazarus lag reeds drie dagen in het graf. ‘Hij riekte reeds.’ Het bederf had zijn lichaam in het graf aangetast, evenals misschien uw lichaam nog levend reeds bedorven is en riekt. Want deze zonde verderft uw lichaam, want uw adem zelfs stinkt.
Lees Gods Woord. Misschien hebt gij vroeger wel eens in den Bijbel gelezen tot bevrediging uwer vuile lusten. Wees voorzichtig! Den reinen is alles rein, maar verkeerden toont God zich een worstelaar!
Gods Woord kan en zal u wijsmaken tot zaligheid. De Heilige Schrift verbergt niet preutsch de dingen aangaande het geslacht, en den omgang van man en vrouw. Het maakt van deze dingen niet iets heimelijks,
| |
| |
iets vuils. Maar Gods Woord staat op heilig terrein. God de Almachtige Schepper van hemel en aarde heeft den mensch geboden: ‘Wees vruchtbaar en vermenigvuldig u.’ God had evengoed elke ziel afzonderlijk kunnen scheppen, het heeft Hem alzoo niet behaagd.
God heeft het huwelijksleven zoo geheiligd, zoo hoog gezet, dat Hij het tot een symbool, tot een beeld heeft gesteld voor de verhouding van Christus tot Zijne gemeente.
De heiligheid is Gods huize sieraad. Sleep deze heiligheid niet door het vieze vuil uwer hartstochten, jonge lezer.
Gods Woord zal uw verstand heiligen, uw wil sterken, u het ideaal voorhouden van een vallend struikelend kind van God, die toch eindelijk den prijs wegdraagt en uit genade ingaat in Gods Koninkrijk.
Gods nabijheid zal uw donkere sluiphoeken des harten verlichten en u de innerlijkste bewegingen van uw verstand en gevoel en gedachten ontdekken.
Zonder gedachten zijn wij nimmer, iedere gedachte is een zaad dat vruchten draagt.
Denk niet over het kwaad. Ga slapen met een tekst in uw hart, een psalmvers, een gebed op de lippen. Denk aan de tien geboden, het Onze Vader, het volmaakte gebed van den Heiland. Denk aan Davids berouw, aan Jozefs reinheid, voor alles aan het bittere lijden en sterven van Christus:
Ja ik gaf Hem die slagen, die smarten en dien hoon
Ik doè dat kleed Hem dragen, dat riet, die doornenkroon
Ik sloeg Hem àl die wonden, ik doe dat leed Hem aan
Ik deed Hem door mijn zonden, die tal van jammeren aan.
| |
| |
Ga trouw ter catechisatie. Leer ijverig, opdat gij belijdend lid uwer kerk moogt worden, en gij moogt worden toegelaten tot des Heilands Nachtmaal.
Belijd Jezus voor de menschen.
Ik weet dat gij u ellendig en afgetobd gevoelt, vermoeid van de zonden. In het Avondmaal roept Jezus u toe: ‘Rust een weinig. Mijn vleesch is waarlijk spijs, mijn bloed is waarlijk drank.’ In het Avondmaal betuigt de opgestane Christus zijne hartelijke liefde en trouw jegens u, dat hij uw hongerig en dorstig lichaam tot het eeuwige leven spijzen en laven wil.
Gij die den eeuwigen dood had moeten sterven.
‘Deze ontvangt de zondaars en eet met hen’. Met iemand aan de tafel zitten beduidt in vriendschap met dien persoon te staan. God is het die U zijne vriendschap biedt. Door het geloof in Hem wordt gij Zijne heiligheid deelachtig. Hij giet u gezonde nieuwe levenskrachten in.
Slechts door vernieuwing wordt uwe natuur gered en behouden.
Lees en overdenk dit hoofdstuk biddend. Geloof mij, hierin vindt ge de middelen tot genezing uwer zondige kwaal.
Bidt en gij zult ontvangen, zoekt en gij zult vinden.
Laat los en gij zult losgelaten worden, zegt uw Ontfermer.
Thomas à Kempis zegt: ‘Zoodra de mensch iets zondigs begeert, wordt hij dadelijk onrustig in zijnen geest .... De mensch, die zich zelven nog niet volkomen afgestorven is, wordt spoedig verzocht en komt, door onbeduidende kleinigheden, licht ten val .... Heeft hij
| |
| |
bekomen, wat hij verlangde, dan drukt hem spoedig de schuld zijns gewetens, omdat hij een hartstocht opvolgde, die niets bijdraagt tot den vrede dien hij zoekt. Alzoo door weerstand, niet door toegevendheid jegens de hartstochten vindt men den waren vrede des gemoeds. Daarom kent het hart van hem geen vrede, die de begeerten des vleesches volgt: maar de vrede woont slechts in het hart van hem, die ijverig naar geestelijke gaven zoekt.’ |
|