oogen vol overspel en die niet ophouden van zondigen, verlokkende de onvaste zielen, hebbende het hart geoefend in gierigheid, kinderen der vervloeking.’
In dien toon kan ook zekerlijk van het kwaad der zelfbevlekking gesproken worden. Ziet ge, dat is ook een onzalige vrucht der zelfbevlekking, dat gij anderen meesleept in uw kwaad! Gij lacht om zedelooze woorden, vuile gesprekken, bezoedelt anderen met uw schandelijke uitdrukkingen en o God weet het, schandelijke bewegingen!
Hoort hoe Petrus voortgaat over geestelijke verleiders, die leven in zonde van onkuischheid en onmatigheid: ‘Dezen zijn waterlooze fonteinen, wolken van een draaiwind gedreven, denwelken de donkerheid der duisternis in de eeuwigheid bewaard wordt. Want zij, zeer opgeblazen ijdelheid sprekende, verlokken door de begeerlijkheid des vleesches en door ontuchtiggheden, dengenen die waarlijk ontvloden waren, van dezen, die in dwaling wandelen, belovende hun vrijheid, daar zij zelven dienstknechten zijn der verdorvenheid, want van wien iemand overwonnen is, dien is hij ook tot een dienstknecht gemaakt’.
Beste jongelieden, ik heb menschen gekend, jongelieden, die met vuur en gloed hun Zaligmaker hebben beleden, gestreden voor Reformatie en Kerkhervorming, die vooraan stonden in Jongelingsvereenigingen, en dienstknechten geworden en gebleven zijn dezer gruwelijke God en mensch onteerende zonde! De Apostel Petrus waarschuwt in dat zelfde hoofdstuk vers 21, 22: ‘Het ware hun beter, dat zij den weg der gerechtigheid niet gekend hadden, dan dat zij dien gekend