Stomme zonden
(1916)–Johanna Breevoort– Auteursrecht onbekendEen waarschuwend woord voor onze jongelieden
[pagina 20]
| |
Hoofdstuk III. Stomme zonden zijn strafbaar en verderfelijk.Gij herinnert u allen wel de geschiedenis van Mozes bij het brandende braambosch? Toen klonk uit het vuur Gods stem tot den Godsman: ‘Trek uwe schoenen van uwe voeten, want de plaats waarop gij staat is heilig land.’ Iets dergelijks zou ik u, jongelieden, willen toeroepen, nu ik u het een en ander uit ons geslachtelijk leven verklaren ga. Het zijn ‘heilige’, dat wil in dit verband zeggen ‘teere, kiesche, afgezonderde dingen’ waarover wij spreken. Gij hebt op school reeds kennis gemaakt met de plantenwereld, met de wondere pracht van bloesem en vrucht. Ge weet dat het zaad de vrucht is van iedere bloesem. Alle bloeien dient slechts om zaad voort te brengen. ‘Eerst het zaad, daarna de aar, daarna het volle koren in de aar’ zegt de H. Schrift. Het zaad beschrijft dus een kringloop. Gij zaait een kersepit, de plant, de boom groeit op, bloeit met heerlijke geuren, ge plukt na enkele jaren de rijpe sappige vrucht en in die vrucht opnieuw de pit, waaruit een jonge boom ontspruiten kan. Ge weet ook dat er mannelijke en vrouwelijke bloe- | |
[pagina 21]
| |
sems zijn. Bij sommige bloesems vindt ge het mannelijke en vrouwelijke geslacht in één bloem, bij anderen brengen insecten, of blaast de wind mannelijke zaden op de vrouwelijke over. Dit proces heet bevruchting. Er zijn planten die bedekt bloeien, er zijn bloemen die met heerlijke geuren de lucht balsemen. Hoe hooger het leven is, hoe ingewikkelder de bloei en de voortzetting van het leven. Er zijn in den moddersloot planten die zich door deeling vermenigvuldigen, maar de edele vruchtboomen hebben veel langer en prachtiger werk om hun geslacht voor te zetten. Zoo gaat het ook bij de dieren. In dezelfde moddersloot weet gij ook dieren, die zich door deeling vermenigvuldigen: in al deze schepselen is de man en de vrouw niet gescheiden, maar één. Vooral onze boerenmeisjes en jongens weten alles van het hooger bewerktuigde vee. Hoe paarden en hoornvee en varkens en honden en katten in mannetjes en vrouwtjes gescheiden zijn, hoe de hengst de merrie, de stier de koe, de reu de teef bevrucht. Dat is de groote wet der vermenigvuldiging die God zelf bij de Schepping heeft ingesteld. Daarover behoeft een vuile bezoedelde verbeelding zich volstrekt geen schandelijke fantasiën te maken. Het dier schaamt zich niet, evenmin als de bloem, kan zich niet schamen, omdat het geen redelijk schepsel is, niet gevallen in het kwaad, niet boos in zijn natuur. De schepping buiten den mensch gehoorzaamt blindelings aan de wetten, die God gesteld heeft. De mensch is geschapen naar Gods Beeld. Hij heeft verstand en wil. | |
[pagina 22]
| |
Ook hij draagt het zaad in zich, waaruit zich weder een nieuw menschenleven ontwikkelen kan. Dit zaad ontwikkelt zich in de geslachtsdeelen van den mensch en wordt rijp tusschen het zestiende en het vijf en twintigste jaar. Dit zaad is de krachtigste vloeistof in het menschelijk lichaam. Gelijk alle zaden heeft het de kiem van een geheel leven in zich. Het is het edelste en volkomenste van het gansche lichaam, alle krachten des lichaams zijn er in samengebracht. S.C. Kapff, een bekende Duitsche kindervriend, zeide er vanGa naar voetnoot1): ‘De vaten van ons lichaam in welke het zaad bereid wordt, staan in de nauwste verbinding met de edelste werktuigen en levensdragers van geheel het lichaam, met de bloedvaten en met de zenuwen, inzonderheid ook met de hersenen, waarin de woning aller zenuwen en daardoor ook van de eerste levenswerkzaamheden is. Twee aderen ter dikte van een ravenpen voeren uit den grooten buikslagader het bloed in de teeldeelen, en eene ontelbare menigte der fijnste kanalen hebben daar de bestemming, dat het bloed daarin als het ware gedistilleerd en het edelste, voedendste en krachtigste gedeelte ervan, namelijk het zaad, daarbij afgescheiden wordt.’ Indien ge niet weet, wat distilleeren is, vraag er dan uw vader, uw onderwijzer of een ander oudere dan gij, eens naar. Ge weet, dat het bloed uw heele lichaam voedt, dat | |
[pagina 23]
| |
uw bloed het beste wat ge eet of drinkt in zich opneemt. Uw bloed wordt onophoudelijk gevoed èn door het voedingssap uit de spijzen, die ge opneemt, èn door de lucht, die ge inademt door de longen. Uit het hart stroomt het bloed door alle deelen van het lichaam, het sterkt de beenderen, het merg, het vleesch, de huid en alle lichaamsdeelen. Alle levensdeelen en levenskrachten van het bloed zijn in het zaad vereenigd, het is eene balsemachtige levensspiritus, een levensvolle krachtige vloeistof. Weinige droppelen dragen de kiem van een geheel menschenleven, zooals een eikel de kiem van den eik in zich bezit. Dit zaad, dit levenssap te verspillen, is een goddelooze walgelijke daad, die God in de oudheid onverbiddelijk met den dood heeft gestraft. We lezen in Genesis 38:9 en 10, dat Onan (vandaar de naam der zonde Onanie) ‘dat zaad verdierf tegen de aarde. En het was kwaad in de oogen des Heeren, wat hij deed; daarom doodde Hij hem ook.’ Dat zaad te verspillen is vuile moedwil. Het verlies van één ons zaad, verzwakt het lichaam meer dan het verlies van veertig ons bloed. Denk eens aan: veertig ons, dat is acht pond, dat is vier kilo bloed! Door het onkuische spelen met de teeldeelen wordt een kitteling teweeg gebracht, die het zaad afdrijft. Ik heb een man gekend, hij is jong gestorven, als vader van een groot aantal zwakke kinderen, die zich in zijn jeugd ook aan dit kwaad schuldig maakte. Iederen nacht vloeide, lang voor zijn huwelijk dit kostelijke levenssap weg, bevlekte zijn kleederen en beddegoed. | |
[pagina 24]
| |
Was het wonder, dat hij er bleek en ongezond uitzag, immer beefde en lang voor zijn tijd aan een uitputtende ziekte stierf, zoodat zijn vrouw weduwe werd en zijne kinderen reeds jong weezen waren? Is het niet ontzettend, dat een onanist zichzelf zoo verzwakt, vernietigt en vermoordt? Want gij moet niet denken, dat zonder onkuische prikkeling het zaad het lichaam toch verlaat! O neen, volstrekt niet. Eens in de drie à vier weken vloeit bij een jongen man, meest nà zijn zestiende jaar, een heel klein gedeelte vanzelf in den slaap af. De rest dient het bloed tot nieuw voedsel en versterkt dus het heele lichaam. Ziet ge, in uw lichaam liggen niet alleen slag- en polsaderen, die het bloed uit het hart naar alle deelen van het lichaam voeren, maar ook bloedaderen, die het bloed uit alle lichaamsdeelen weer naar het hart terugvoeren. Ook in de zaadvaten zijn zulke bloedaderen, die het uit de slagaderen afgescheiden zaad altijd weder opzuigen, en zoo het bloed een voedenden en versterkenden balsem toevoeren. Deze balsem is de grondslag van mannenkracht. Het is een krachtreservoir, die het mannelijk leven voedt. Daardoor is de man zooveel sterker dan de vrouw. Hij bezit het levenssap voor de menschelijke natuur. Onkuischheid, onanie berooft het bloed van het levensmiddel, de bijzondere versterking van het gansche lichaam. Het zaadverlies ontneemt levenskracht en voedingsap aan het bloed; het verandert de gesteldheid van het | |
[pagina 25]
| |
bloed: de edelste bestanddeelen gaan verloren, de onreine krijgen de overhand. Alle sappen, werktuigen en vaten van het lichaam verslappen en bederven. Hebt gij wel eens een bloedende boom gezien, die in Maart schrikkelijk beschadigd is? Het sap druppelt uit de wonde, dik voedingssap, en de arme boom kwijnt, verschrompelt, sterft. Stomme zonden zijn verderfelijk voor jongelieden, in wien het zaad reeds begint te rijpen, ze zijn niet minder verwoestend voor kleinere knapen en voor meisjes. Door het onnoodig en langdurig betasten der schaamdeelen ontstaat een onnatuurlijke spanning der zenuwen, waar de schadelijkste ontspanning op volgt. Onze schaamdeelen zijn talrijker dan andere leden met zenuwen voorzien, de edelste deelen van het lichaam worden door deze zenuwen met de schaamdeelen ten nauwste verbonden: het ruggemerg en zijne zenuwen, de hersenen en hare zenuwen, enz. Het zenuwgestel is drager en leider van alle gewaarwording en beweging, vanzelf heeft alles wat de schaamdeelen raakt, invloed op alle zenuwen. Vooral op de maag, de verteringswerktuigen en de edelste vaten in de borstholte. De zenuwen zijn ook de gevoel- en beweegdraden der ziel. Zonder een gezond leven der zenuwen is ook het leven der ziel niet gezond, in het zenuwleven zetelen de levensgeesten. Begrijpt gij nu dat het kittelen der schaamdeelen uw zenuwen bovenmate opwekt en daarna verslapt? | |
[pagina 26]
| |
Een draad te sterk gespannen, breekt; een lichaamsdeel te veel vermoeid, voelt lam en pijnlijk, uw maag te vol gepropt, zal u hinderen, vermoeit gij uw oogen te veel, ge krijgt hoofdpijn of wordt duizelig. De gang van een dronkaard wordt door te groote prikkeling van den alcohol zwak en waggelend, de kleine duimpjeszuiger krijgt een onontwikkeld duimpje, hoeveel te meer moet een zoo onnatuurlijke spanning en prikkeling der fijnste zenuwen verderfelijk zijn voor den jeugdigen onanist? De zoo misbruikte zenuwen verliezen hare kracht, hare zuivere spanning, haar leven, er openbaren zich trekkingen en krampachtige bewegingen, de levensgeesten dooven, het lichaam verliest zijn frischheid en de ziel haar gezonde leven. Stomme zonden zijn strafbaar en verderfelijk, omdat zij den tempel Gods, ons lichaam, willekeurig schenden en verwoesten, omdat zij alle kracht, alle levenslust en vrede uit het hart bannen. Het lichaam van een onanist verderft, sterft omdat het de levenskiem van een verheerlijkt, in God krachtig opstandingslichaam verliest. Er blijft slechts een afgrijselijke opstanding ter verdoemenis over.Ga naar voetnoot1) De ziel verkeert op aarde reeds in het bezoedelde rijk der duisternis, en lijdt nu reeds de pijnen, de diepe ellende van de hel. De onanist is een slaaf des duivels, kan zichzelf niet meer beheerschen op het einde, en wordt willoos voortgedreven tot zijne zonde. Hij is geboeid door zijne zonde, die hij niet meer laten kàn. | |
[pagina 27]
| |
Jongens en meisjes, wacht u voor den eersten stap. Hoor geen vuile gesprekken of woorden aan. Wees schaamachtig en zedig en kuisch. Weet dat geen onreine erfenis heeft in het koninkrijk van Christus en van God, Efeze 5:5. Om deze dingen komt de toorn Gods over u. Doe als Jozef, die zijn verleidster toeriep: ‘Zou ik zulk een groot kwaad doen en zondigen tegen God?’ Wees als Samuel, die opgroeide tusschen Eli's goddelooze zonen en toch onbesmet bleef van hunne zonden en den Heere kende. |
|