Hoofdstuk I. Stomme zonden.
Jongelieden, die de Lagere School sinds langeren of korteren tijd hebt verlaten, en nu aan het begin staan van het rijke volle menscheleven, - dit boekje heb ik voor u geschreven.
Ge zijt geen kleine kinderen meer. Gij begint te vragen, ge wilt gaan onderzoeken, gij hebt er niet genoeg meer aan, wanneer ouders en onderwijzers u iets vertellen.
Dat komt door een eigenaardige verandering in uwe hersens, door de geleidelijke ontwikkeling uwer vermogens.
Ge begint zachtjes aan man òf vrouw te worden, gij wilt zelfstandig gaan denken, u zelf beheerschen en op eigen beenen leeren staan.
Dit is de ziels-, de geestesverandering, die in u plaats grijpt, die u voert tot het volwassen zijn.
Gij hebt op de Christelijke School reeds geleerd, dat God den mensch schiep naar zijn Beeld, en in dat beeld Zijn Geest blies: ‘Alzoo werd de mensch tot een levende ziel’ (Genesis 2:7).
Gij bestaat dus uit lichaam en ziel.
Nu zijn de stomme zonden waarover ik u spreken