Woordregisters
De woordregisters hebben tweeërlei doel:
1. | te verwijzen naar de paragrafen waarin de betreffende woorden ter sprake komen; |
2. | voorzover nodig er een betekenisaanduiding van te geven. |
In het gotisch register ontbreekt bij een aantal woorden een verwijzing naar een paragraaf. Dit zijn woorden die slechts voorkomen in de tekstfragmenten en dus niet ergens in de grammaticale gedeelten worden behandeld.
Bij raadpleging van het gotische register is verder het volgende te bedenken. Bij de substantieven is in het algemeen niet meer aangegeven dat zij tot deze woordsoort behoren. Wel zijn telkens voorzover bekend genus: M(asculinum), F(emininum) en N(eutrum), en klasse (‘stam’): a, ja, i etc. vermeld. Nja bijv. betekent dus: een neutrum jă-stam. Ook bij de werkwoorden is de woordsoort niet meer vermeld met uitzondering van een aantal onregelmatige werkwoorden (ww.). Bij de overige is onderscheid gemaakt tussen st(erk) abl(autend), st(erk) red(uplicerend) en zw(ak); verder zijn de praeteritopraesentia (prt. prs.) aangegeven. De met een ‘prefix’ gevormde werkwoorden zoeke men onder de eerste letter van de stam, dus gabindan onder de b. Bij de adjectieven worden woordsoort en zo nodig ‘stam’ en flexie vermeld. De overige aanduidingen spreken voor zichzelf: interj., pron. (pers., poss. enz.), adv., vz., vw., num.
In het middelnederlands register zijn alleen die woorden opgenomen die geen equivalent in het mod. Ndl. hebben; de overige zoeke men in het register op de (modern) ndl. woorden.
In ieder register gaan de vormen met hoofdletter vooraf aan de vormen die met een kleine letter beginnen.