26 Invloed van de l op het vocalisme
Schema
D = dentaal
1 = i-Umlaut
In het Onl. ontwikkelde de combinatie ŏlD zich, door vocalisering van de l tot ŭ, tot ouD, dus met de diftong ou (in het Westvlaams vinden we echter een u-klank; zie 24.1). Deze ŏlD-verbinding kan al in het Owgm. bestaan hebben, ze kan zich pas in het Onl. uit ŭlD ontwikkeld hebben (zie 16.2), ze kan tenslotte in een bepaald stadium van het Onl. onder invloed van de donkere, ŭ-achtige l uit ălD ontstaan zijn.
In het Duits vinden we deze ontwikkelingen niet; daar vinden we resp. nog ŏlD (1a), ŭlD (1b) en ălD (2). Voorbeelden (het Got. is op het punt van ŭ en ŏ niet representatief voor het Ggm.!):
1a | (got. |
gulþs (ă-stam)) |
ndl. goud |
hgd. Gold |
1b | ( |
skulds) |
mnl. schout ‘schuld’ |
Schuld |
2 | ( |
salt) |
ndl. zout |
Salz |
Bij verwante vormen moeten we rekening houden met i-Umlaut: vgl. (ver)-gulden uit ggm. *gŭldjăn bij goud en zilt via owgm. *sĕltĭ- uit ggm. *săltĭ-. In zilt is door een secundaire ontwikkeling (vgl. 15.3) de Umlauts-ĕ een ĭ geworden.
In het NO vinden we nog de olD-verbinding: vgl. Oldebroek, Oldehove (Leeuwarden), Woldberg (o.a. op de noordelijke Veluwe), Oosterwolde. Zie verder kaart 4. In het ZO is op de een of andere manier het onderscheid tussen ălD en ŏlD bewaard gebleven: vgl. Maastrichts kaajd ‘koud’ (du.