Historische grammatica van het Nederlands
(1987)–Cor van Bree– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.1 IndelingDe vormen van het gotische substantief zijn volgens drie criteria te onderscheiden:
De substantieven worden in een groot aantal klassen verdeeld, waarvan de belangrijkste in het hieronderstaande overzicht zijn vermeld.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.2 BeschouwingenDe hierboven aangeduide klasse-indeling gaat in hoge mate voor het Gotisch op, zij is m.a.w. voor een zeer belangrijk deel synchroon verantwoord. De benamingen echter - termen dus als ă-stammen, i-stammen etc. - gaan niet meer voor het Gotisch op. Deze terminologie is gebaseerd op een analyse van de vormen in een vóór het Gotisch liggend stadium: het Oergermaans. De ă-stammen bijv. worden zo genoemd, omdat de stam van deze substantieven in het Oergermaans in een belangrijk aantal naamvallen uitging op een ă. Voor het Gotisch is deze term goed beschouwd niet meer te gebruiken, omdat in deze taal de stam van bijv. dags niet op een ă maar op een ǥ eindigt. De n-stammen zijn binnen het Gotisch te herkennen aan het veelvuldig voorkomen van een n in de uitgang: guma (nom. sg.), gumins (gen. sg.), gumin (dat. sg.) enz. De verschillende soorten vocaalstammen zijn goed te herkennen aan de vocaal die optreedt in de dat. plur.: dagam (ă-stam), gibom (ō-stam), gastim (i-stam), sunum (u-stam). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.3. Paradigmata(N.B. Als de vocatief niet vermeld wordt, is hij identiek aan de nominatief).
M = masculinum, N = neutrum of nominatief, F = femininum, G = genitief, D = datief, A = accusatief, V = vocatief
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BiezonderhedenMjǎ-stammen: harjis heeft een korte stam; bij haírdeis, met lange stam (vgl. 3.4.2), vinden we i.p.v. -jis -eis. Bij de onzijdige jă-stammen speelt het verschil in korte en lange stam geen rol; vgl. reiki ‘rijk’ - reikjis gen. sg. jō-stammen: net als giba gaat halja met korte stam. Bandi heeft een lange stam (vgl. 3.4.2.). ŭ-stammen: net als sunus gaan handus (fem. u-stam) en faíhu (neutr. u-stam). n-stammen: de hier gegeven n-stammen staan ook model voor de jăn- en de jōn-stammen. Het verschil in korte en lange stam speelt geen rol (zie 3.4.2). r-stammen: als broþar gaat ook swistar. Wortelnomina: het masculiene wortelnomen manna ‘mens’ gaat als volgt: sg. manna, mans, mann, mannan; plur. mans/mannans, manne, mannam, mans/mannans. |
|