Krispyn, poëet, en officier(1685)–Michiel van Breda– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vyfde tooneel. Lysbeth, Krispyn. Krispyn. Ach Lysbeth! zyt gy daar? ik zweer u, op het woord Van een geletterde, dat ik met al myn zinnen, En hart, u eeuwiglyk, standvastig zal beminnen. 'k Leg aan uw voeten neer, myn wysheid, myne konst, Ja ook my zelf, en smeek alleen op uwe gonst. Ja prytje, u schoon gezigt, uw minnelyke lonken, Die hebbe myne ziel, als Erna doen ontfonken, Gy heerscht... Lysbeth. Myn heer gy zegt, dat gy my liefde draagt. [pagina 22] [p. 22] 'k Eisch tot bewys een proef. 'k Wil niet dat gy lang klaagt; Het zal u lichter zyn. Wilt my eens Reg'len geeven, Waar aan men zien kan, of een vaers wel is geschreven. Krispyn. Ja, zonder twyffel; en dat is zeer licht voor my, 'k Weet alles; ja ik toch; ja toch, geloof my vry. Hoor Lysbeth, luister toe, voor eerst moet gy wel letten. Dat die Cacophonie, een luister by moet zetten Aan deeze harmonie...en dat de sne daar na Het vaers doet klinken. O een kenner hoord dat dra. De kommaas... neen ik meen de punten moeten blyven Op 't end, ver van malkaar; wacht u voor al by lyven, Rym uit verlegentheid te zoeken; 't staat zo kaal. Dat spreekt van zelf, maar hier aan hangt het principaal. Het sleepend vaers mag nooit het staande vaers verdringen, Want hier uit spruiten dan heel veel veranderingen. Dat deugd gants niet, geenzins, dat kan nooit gaan; want ziet, Indien het staande vaers het fleepend weer verstiet... Het eind dat op de middel staat moet ... en dat Om zekere reden. men moet ook ... letter wel op; Dat het vrouwelyke vaers zich schikt en voegd ... met Het mannelyk rym, moet niet ... om Febus wil. ei Let nou op. gelyk men weet, het nabuurige in de Weeg staan, want ... dat bederft alles, en maakt Dat van achteren... Zo zou het heel gedicht hol over bol geraaken. Zie nou verstaje wel, hoe jy een vaers moet maaken? Lysbeth. 'k Versta noch niet met al. [pagina 23] [p. 23] Krispyn. Hebt gy 't dan niet gehoord? Lysbeth. Ja, maar 'k versta hier van noch niet een enkel woord. Krispyn. Dat is myn schuld niet. Maar de konst van vaerzen maaken Is hoog. Gy ziet hoe zwaar daar iemand toe kan raaken Lysbeth. Ik twyffel daar niet aan. Maar tusschen u en my; Aankomeling is die ook zo geleerd, als gy? Krispyn. Al even eens. Lysbeth. Myn heer, hy moet dan boven maaten Geleerd zyn. Krispyn. Wel ja toch. Wel Lysbeth is dat praaten. Lysbeth. Ik hoor hy heeft een knecht, daar hy zeer op vertrouwt. Krispyn. Ja. Hy 's niet leelik. Lysbeth. 'k Hoor dat hy veel van hem houd. Weet gy zyn naam? Krispyn. Zyn naam? Lysbeth. Men wil my doen gelooven, Dat hy een guit is. Krispyn Ha! ha! Lysbeth. Ja, en noch daar boven, Dat men gemeenlyk u by malkand'ren ziet. [pagina 24] [p. 24] Krispyn. Somtyds. Lysbeth. Men voegter by; maar ik geloof het niet... Krispyn. Wat voegt men daar noch by? Lysbeth. Men zegt dat al zyn leden Wel schynen uit uw leên gesneden. Krispyn. Loop voddetje, nou wil ik niet. Ik merk wel watter is geschied. Men heeft het u al uit doen leggen. Om u de waarheid kort te zeggen, 'k Ben niet geleerd, 'k wil 't ook niet zyn. 'k Dien slechts myn Meester in die schyn. Zo gy my recht bemind ... 'k zag gaaren... Mevrouw... Lysbeth. 'k Wensch dat gy wel moogt vaaren. Vorige Volgende