Spaanschen Brabander
(1974)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
VerantwoordingAan deze uitgave is druk B, de oudste gedateerde druk ten grondslag gelegd. Van Selm zegt over B: ‘In totaal zijn nu in de literatuur 7 exemplaren van de editie van 1618 bekend, te weten: U.B. Amsterdam Port. toon. 57-17 en 461 F 85, U.B. Leiden 1091 B 23, K.B. den Haag 853 G 5, U.B. Gent 6880, Amsterdam Bibl. Kon. Ak. v. Wet. G 812 en Parijs, Bibl. Nat.’Ga naar voetnoot1 Voor zover de exemplaren onderzocht zijn, blijken ze verschillen te vertonen. Nu is het, omdat exemplaren geen correctie-eenheden zijn, principieel onjuist, voor een nieuwe editie uit te gaan van een exemplaar van een druk, als er meer dan één bewaard is gebleven.Ga naar voetnoot2 Eenheden van correctie-op-de-pers zijn de buitenen binnenvormen van een vel, d.w.z. de pagina's 1 recto, 2 verso, 3 recto en 4 verso, resp. 1 verso, 2 recto, 3 verso en 4 recto. Daar desondanks deze uitgave op een exemplaar, nl. B2 (Leiden) is gebaseerd, moet worden onderzocht, of en eventueel in hoeverre deze onjuiste werkwijze tot onaanvaardbare resultaten heeft geleid. Grootes heeft aangeduid, hoe een editeur, zolang gegevens uit andere exemplaren het beeld nog niet veranderd hebben, de vormen van de in B1 (Amsterdam Port. toon. 57-17), B2 en B3 (Den Haag) gebundelde vellen moet combineren. Hij noemt slechts: (1) de buitenvorm van vel D, (2) de binnenvorm van vel D, (3) de binnenvorm van vel B, (4) de buitenvorm van vel C, (5) de binnenvorm van vel G. In drie van deze vijf gevallen (nl. 2, 3 en 4) geeft Grootes aan B2 de voorkeur.Ga naar voetnoot3 Het vijfde geval heeft betrekking op enkele al dan niet aangevulde afkortingen en is irrelevantGa naar voetnoot4. Wat de onder (1) genoemde buitenvorm betreft, zou de editeur niet B2, maar B3 moeten kiezen. Het onderzoek van Prudon heeft uitgewezen, dat D2 vo van B2 en D2 vo van B3 volkomen aan elkaar gelijk zijn. In D3 ro vertonen die exemplaren slechts één verschil; ‘R obbeknol, met’ (B2) zou verbeterd zijn, ook al was er maar één exemplaar. Uit dit alles volgt: voor niet | |
[pagina 124]
| |
meer dan twee van de achtentwintig bladzijden kunnen er verschillen tussen de twee werkwijzen aan den dag treden. Op tien plaatsen wijken hier B2 en B3 van elkaar af. Van geen belang is, dat het laatste woord van vs. 1262 in B2 wel, in B3 niet op een aparte regel staat. Van weinig belang, vooral voor een uitgave waarin spellingvarianten niet worden gehonoreerdGa naar voetnoot1, is ‘-c’ (B2) tegenover ‘-ck’ (B3) in drie woorden. Er blijven nu nog zes, inderdaad relevante, gevallen over.Ga naar voetnoot2 Of hier B3 steeds beter is dan B2, is nog de vraag. Wie in vs. 1283 zonder meer de voorkeur geeft aan ‘jy’ (B3) boven ‘ghy’ (B2), houdt er geen rekening mee, dat Trijn in vs. 1284 zowel volgens B2 als volgens B3 ‘ghy’ zegt en dat ook andere spelende gezellen de twee pronomina afwisselend gebruiken. Hoe moet het scheldwoord in vs. 1260 luiden? Dat Bredero de meest drastische vorm daarvan heeft geschreven en dat deze daarom in sommige vormen (nl. van B1 en B2) terechtgekomen is, lijkt me waarschijnlijker dan dat hij zijn ontstaan aan een zetter te danken heeft. Waarom ik ‘Hof- jancker’ (B1 en B2) niet in ‘Hof-joncker’ (B3 en andere drukken) heb veranderd, heb ik in de aantekening bij vs. 991 uiteengezet. In drie gevallen heb ik de lezing van B3 (en andere drukken) gekozen. Het exemplaar B2 behoort tot de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en berust op de Universiteitsbibliotheek te Leiden (sign. 1091 B23). Evenals de andere B-exemplaren bestaat het, afgezien van het voorwerk, uit zeven katernen, aangeduid met de letters A tot en met G. Het voorwerk, dat een folio in beslag neemt, toont een afwisseling van lettertypen. Zo staat de aanhef van de Opdracht - ‘Aan den Edelen Heer’ enz. - in romein, maar ‘Residerende by de’ en ‘der Vereenighde Nederlanden’ heeft gotische letters. Abstraheren we van dergelijke afwisselingen, dan geldt: Opdracht, drie sonnetten, naamlijst romein, de rest gotisch. Het toneelstuk is in gotische letters gedrukt, met uitzondering van vrijwel de gehele secundaire tekst, enkele woorden in de verzen en voorts de ordonnantie. Het verschil tussen y en ij is, zoals vanzelf spreekt, gehandhaafd, echter niet het verschil tussen ij (en i) met en zonder puntjes; deze afwijking van de oude druk is onderaan de bladzijden niet verantwoord. In overeenstemming met de andere delen van de werken van gerbrand adriaensz. bredero is het onderscheid tussen w en vv behouden. De i in ‘vraagie’ (d.i. vraag je) is op grond van het betoog van Verdenius (blz. 42) niet in een j veranderd. De bladwachters zijn weggelaten. Ze worden boven de voetnoten alleen ver- | |
[pagina 125]
| |
meld, als ze van het eerste woord of de eerste lettergreep van de volgende bladzijde afwijken. Inspringingen aan het begin van de versregels zijn niet overgenomen. Is een vers over twee of meer personen verdeeld, dan is het, vaak in afwijking van de oude uitgave, zo gedrukt, dat het als eenheid voor het oog van de lezer verschijnt. De naam van de vrek kent, de afkortingen meegerekend, niet minder dan elf varianten. Gekozen is hier de vorm, waarin die naam voor het eerst boven een scène verschijnt, niet de vorm van de naamlijst. Van de naamsvarianten en afkortingen in de secundaire tekst - Geeraart, Gerrit; An, Anne; Joost, Joosje; Byateris, byat. enz. - is op de plaatsen geen melding gemaakt. De varianten hebben slechts betrekking op A, B1, B3, B*, C, D en H. In de Inleiding en de Aantekeningen zijn de publikaties waaruit wordt geciteerd, meestal hetzij met een afkorting, hetzij met de naam van de auteur aangegeven. ‘Kazemier (2)’ betekent: het tweede geschrift, dat in de literatuurlijst bij die naam wordt vermeld. Voor het overige gelden de onderstaande richtlijnen, zoals die in onderling overleg door de tekstverzorgers van deze Bredero-editie zijn vastgesteld: Evidente drukfouten worden in de tekst verbeterd, maar met verantwoording dienaangaande in de voetnoten. Een lange s wordt vervangen door een s, een ronde r door een gewone. Een schuine streep, in gotisch schrift, wordt vervangen door een komma. De weinig talrijke afkortingen worden aangevuld. Wisseling van lettertype bij gehele reien of liederen wordt niet gehandhaafd, maar wel in een voetnoot vermeld. Romeins lettertype bij eigennamen, vreemde woorden, korte citaten enz. in de gotische tekst wordt steeds aangeduid door klein kapitaal. Namen van sprekende personen worden zowel naar de spelling als in typografisch opzicht genormaliseerd door ze steeds voluit in klein kapitaal boven de versregels te plaatsen. Toneelaanwijzingen worden eveneens genormaliseerd door ze steeds cursief, met de eigennamen voluit, en zonodig door een punt afgesloten, tussen de versregels te plaatsen. Bij een toneelaanwijzing die tevens de aankondiging van een volgende spreker betekent, wordt de eigennaam in klein kapitaal gedrukt, de rest cursief. De oorspronkelijke aanduidingen van bedrijven en tonelen blijven gehandhaafd. Indien ze kennelijk ergens ontbreken of in enig opzicht foutief zijn, wordt zonodig een regel wit in de tekst toegevoegd, met verantwoording dienaangaande in een voetnoot. | |
[pagina 126]
| |
Om het oorspronkelijke versbeeld zoveel mogelijk te behouden, worden in de tekst geen verwijzingstekens geplaatst. Wel worden de versregels per vijftal genummerd. De noten die de weergave van de tekst betreffen, worden op iedere bladzijde direct onder het tekstgedeelte afgedrukt. Varianten uit andere vroege drukken, in dit geval tot en met 1638, worden vermeld, tenzij ze alleen de spelling betreffen. De noten ter verklaring van bepaalde woorden en zinswendingen worden onder aan de bladzijde in twee kolommen afgedrukt. Indien uitvoeriger verklaringen nodig zijn, worden deze afgedrukt achter de gehele tekst. Naar deze Aantekeningen wordt verwezen door middel van een sterretje in het voetnotenapparaat. Voor de voetnoten en aantekeningen ben ik grote dank verschuldigd aan de velen, die in een geannoteerde uitgave of in andere publikaties talrijke moeilijkheden tot oplossing hebben gebracht. Het is niet meer dan billijk, dat hun namen worden vermeld, als het om werkelijke ‘vondsten’ gaat. Een overzicht van de verschillende meningen over problematische woorden enz. stelt de lezer in staat, mijn opvattingen met die van anderen te vergelijken en zich een oordeel te vormen. Aan drs. C. van Bree, drs. J. Noordegraaf, drs. Ariane van Santen en drs. B. van Selm zeg ik van harte dank voor hun medewerking tijdens het tot stand komen van deze uitgave.
C.F.P.S. |