den vermaarden en vvarachtigen Gheschicht-schryver Peter Schryver, myne vrunden, oyt sagh, of kon, heb ick haar gemint en ghelieft; en sy lieden hebben my vvel gevvilt, eer ick oyt voor haar verscheen, door't heymeliick verstandt der sprakeloose geesten: daar ick my niet vervvaandeliick in verhovaardighe; maar daar ick my innerliick dapper in verblyde, vermits hare beleefde zielen my vvat deels in haar gunste gunnen; van vvelcke eervvaardighmakinghe ick oock herteliick bedanck den zeer geleerde ende groot-gheestige Rutgertsius, Raats-Heer des Konincks van Svveden, ende voornameliick u miin Heere! die om u hooghe vvetenschap ende van Godt begaafde vviisheydt te recht den naam van Huygo de Groote voert. O cieraat der Nederlanders! O Kroon-dragher der vvel-spreeckenheydt! Die om u sesthien Iaaren vvierdt mede genomen tot een pronck in Vranckriick, van de voortreffeliickste Ghesanten der Machtighe Heeren Staten; alvvaar ghy u vvoordt doende voor dien Grooten Koningh Hendrick so hoogh-vliegent en so vvel, dat de Vorsteliicke mont riep, Siet daar het wonder van Hollant! O vvaarachtige spreuck! En vvaardigh van so Heldtachtigen Prins ghesproken te vvorden. O Groote Man! Hoe goedt en hoe gunstigh vvas my 'tgheluck doe 't my troonde tot u lijfflijcke tegenvvoordigheyt, doen u vvyse mont mijn borst stroockte met lieffelijcke ende hoogh-vervvonder-vvaardige vvoorden? So haast en sagh ick niet het blickeren en blakeren van u heldere glase vensteren van u Gheest, of ick bekende met eerbiedigheydt de grootheydt en vvaardigheydt van u edele Ziel, die uyt Godt geboren is, om te overtreffen alle Volcken ende Tongen, van vviens gheleertheydt haar ontsetten en verbasen met erkenningh de verstandighste van onse eeuvve. O gheluckigh, over-luckigh Rotterdam, die met sulcken blinckenden Dyamant meught brommen: Maar noch gheluckigher zijnse die u daghelijcks gheselschap moghen ghenieten; ja die in u dienst haar leven moghen endighen. Teghen miin danck (vvaarde Heere!) moet ick miin penne bedvvinghen, ende de stomme spelen, uyt vreese van de nydighe; en oock soo ben ick meer als vvel verseeckert dat ghy niet en ziit gedient met lof, of lief-koseryen: Daaromme soo bid ick u endeling