Aantekeningen
Alphonsus eerste uyt-komste. - Eerste Handelinghe. De aanduiding van de bedrijven van een toneelstuk met handeling dateert van de 2de helft van de 16de eeuw. Coornhert, die in zijn Comedie van de Rijckeman [1550] de indeling in bedrijven en tonelen nog niet kent, bezigt in de Comedie van Israel [1575] de benamingen handeling en uytkomen voor bedrijf, resp. toneel (scène). In de oudere Comedie van Lief en Leedt [1567] gebruikt hij deel en wtcomen; ook Vondel noemt in zijn oudste stuk, Pascha [1612], een bedrijf deel, zonder onderverdeling; in Hierusalem verwoest van 1620 spreekt hij van handel, zoals nog in Palamedes, maar sinds Hippolytus [1629] bezigt hij bedrijf. Handeling en handel zijn vertalingen van actus, dat door het Lat. schooldrama in zwang was gekomen. Bredero is in het gebruik van de benamingen voor de onderdelen zeer verward en inconsequent, niet alleen in de stukken onderling, maar ook in een zelfde stuk. In R. ende A. schijnt hij met Eerste Handelinghe het eerste bedrijf aan te duiden, maar het tweede bedrijf heet ‘Tweede deel’, waarop volgt ‘Eerste Handelinghe’, wat hier dus toneel of scène moet betekenen, maar verdere ‘handelingen’ zijn niet aangegeven. Het derde bedrijf heet ‘Derde deel’, zonder ‘handelingen’; het vierde en vijfde hebben in 't geheel geen opschrift. In Griane hebben alle bedrijven dubbele opschriften: ‘Het eerste deel, eerste bedrijf’, ‘Het tweede deel, tweede bedrijf’ enz., zodat deel en bedrijf hier synoniem zijn. Ook in Moortje, waarin de acten bedrijf of deel heten, worden acte en scène verward: het ‘derde deel’ begint met ‘derde uytkomen’, wat dus weer hetzelfde schijnt aan te duiden; in het ‘vierde deel’ volgt op het ‘vyfde uytcomen’ ineens ‘eerste Handelingh’ en daarna ‘vierde Bedrijf, de sevende Handelingh’; de 3de scène van het 5de bedrijf heet ‘Het vijfde Deel, het darde bedrijf’, waarop volgt ‘Het vijfde Deel, het vijfde Bedrijf’. In Lucelle is de chaos compleet en wordt, behalve met bedrijf, deel, uytkomen en handeling ook nog gewerkt met deeling. Een nader onderzoek naar het gebruik van deze termen in de 17de eeuw is gewenst.
2 't onghetroost ghemoedt: hiermee wordt de spreker direct geïntroduceerd als de verlangende, onbevredigde minnaar, die nog geen troost ontvangen heeft, de in de hoofse liefde traditionele term voor de wederliefde van de beminde. Pas in vs. 60 wordt dit motief weer opgevat, nadat in het voorafgaande het karakter van Alphonsus als jong edelman en zijn huidige situatie zijn geschetst.
353 Ziele van mijn Ziel: Deze, toch wel als een ‘topos’ te beschouwen verbinding, schijnt merkwaardigerwijze nog in het geheel niet onderzocht te zijn. Hoewel ook in het Frans (âme de mon âme) en in het Italiaans en Spaans (alma de mi' alma) zeer gangbaar, wordt zij