Rodd'rick ende Alphonsus
(1968)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
Derde deel
Gordynen op.
coningh
Danck sy de groote Godt des hooghen Hemels Heyligh,
Die my noch heeft ghespaart tot dees ghewenschten dagh,
1005[regelnummer]
Waar in dat ick u sie als Meesters vanden slagh,
'tLandt in sijn oude staat, in rust en vrede veyligh.
Naast Godt weet ick u danck, mijn Princen en mijn Ridd'ren,
Die u soo mann'lijck hebt in dees Heyr-vaart ghehadt,Ga naar voetnoot1008
Dat waar den swarten Moor maar hoort vertellen dat,
1010[regelnummer]
Sal hy verschrickt beancxst van vreese voor u cidd'ren.
Gheen oudtheydt vande Tijdt sal uwe eer verduyst'ren,Ga naar voetnoot1011
Dies voor u trouwe dienst so schenck ick u den buyt.
Voorts gheef ick u verlof, haar gantsch te schudden uyt,Ga naar voetnoot1013
En 'tLegher na u sin der Mooren te bepluyst'ren.Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Maar ick ghebiedt u dat ghy d'amelóóse doppen,Ga naar voetnoot1015
Of koude leden der Barbarsche Roovers schalck,
(Op dat de vuyle stanck den Hemel niet beswalck)
Te werpen in een put en met aarde bestoppen.Ga naar voetnoot1018
Den Krijghs-raadt ick beveel dat sy met voorsicht letten
1020[regelnummer]
Dat het gheheele Landt met Krijghslien zy versorght,
En al't Wapen-ghetuygh te sam'len inde Borght:
Om soo in tijdt van nóót een ander te ontsetten.
Ick uwen Koningh sal in plaats van Scepter draghen
Grootmoedigh inde handt, een glad scherp-snyend' Swaart,Ga naar voetnoot1024
| |
[pagina 130]
| |
1025[regelnummer]
Het welck met ontsach dreyght, en schichtigh maackt vervaart,
Den vyant die uyt vrees ontglyen sijn aanslaghen.Ga naar voetnoot1026
Ga naar margenoot+Want daarment blancke Staal bemetselt inde schede,
Daar vriestet door den Tijdt vast in den dicken roest:
Door achtelóós versuym, werdt vaak het Landt verwoest.
1030[regelnummer]
d'Oeffeningh des gheweers is nóódichst in de Vrede.
'kWil datmen sal te nacht 'tghedenck-vuyr vreuchdich branden:
De Gheschicht-schryvers laat dit melden int Tijdt-boeck;
Op dat de Rymers braef door vaarsen soet en kloeck;
Roepen ons vreught, ons eer, den Swart tot spijt en schanden.
1035[regelnummer]
Ick gheef een yder vry 'tghebruyck van blye weelden:
Laat doch de Bootslien rat maken 'tvuyr-werck, en licht,Ga naar voetnoot1036
Die door Poeder en Kunst verwond'ren het ghesicht:Ga naar voetnoot1037
Die wil, die mach den Tocht, uyt lust, tot vreucht af-beelden.
Wel Roderick! hoe dus afkeerigh en weersóórdigh?Ga naar voetnoot1039
1040[regelnummer]
Dits teghen u ghewoont, dat ghy in blijdtschap treurt:
Ons toonend' een ghelaat balsturigh en versteurt,
Waar door dat ghy ontstelt den Koningh teghenwóórdigh.Ga naar voetnoot1042
Wat is u? Wat let u? Siet ick begheert te weten;
Komt uyt den duyster voort, moedighe Jonghelingh!
1045[regelnummer]
Wat leyt u dus op 'thert? Flucx seght my om wat dingh
Hebt ghy u selfs en mijn Grootachtbaarheyt vergheten?
rodderick
Groot-moghend' Koningh wilt my wat ghehóórs toelaten,
Neyght u óóren na mijn bittere droef anklaght!
Ghebiedt een stil-stant nu, op dat door tusschen praten,
1050[regelnummer]
My niet verbystert wert 'tbesluyt van mijn ghedacht.Ga naar voetnoot1050
| |
[pagina 131]
| |
koning
Spreeckt op helder en vry, niemant sal hier eens kicken.
Wan mijn Wijnbraauwen straf, haar stellen wreet en fel,
Soo trilt de gulde Saal; mijn Ghesin swichten snelGa naar voetnoot1053
Doort fronslen van mijn vel, of door een simpel knicken.
rodderick
1055[regelnummer]
Ghy weet Heer Koningh wel, dat hier korts quam 'tgherucht
Die een te leyde Maar verkunden aan ons allen;Ga naar voetnoot1056
Hoe der Maranen hóóp ghespronghen was ter vlucht,Ga naar voetnoot1057
In 's Majesteyts ghebiedt; diet met gheweldt bestallen.Ga naar voetnoot1058
Dies wy na u bevel zijn wacker uyt ghevallen,
1060[regelnummer]
En volghden metterijl den Vyandt in syn spoor:
Wy saghen van 't Gheberght het blaack'ren inde Dallen,
Door 'tbrant-stichten om róóf der diefachtighe Moor!
Doen runden wy om 'tsnelst, om dit te comen voor,Ga naar voetnoot1063
Wt rechten yver tot het Vaderlants beschutten,Ga naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Wy parsten so den Swart dat hy de vlucht verkoor,
Verliet verbaast den buyt en 'tbanghe lijf in dutten.Ga naar voetnoot1066
Terwijl men plunderde de rijck-gheróófde hutten,Ga naar voetnoot1067
Gheschacht dat ick tot winst een Capiteyn bequam,Ga naar voetnoot1068
Die mijn gantsch sonder recht, door een sterck onderstuttenGa naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Dees Almijn en Haalnaa bats uyt de handen nam.Ga naar voetnoot1070
Ist sonder reden dan dat ick my nu vergram
Over den trotsche smaat die my int Velt gheschieden?Ga naar voetnoot1072
Ga naar margenoot+Als ik daar maar an denck, ick spouwe Vuyr en Vlam;
Ick vloecke duysentmaal dese vervloeckte Lieden.
| |
[pagina 132]
| |
1075[regelnummer]
Ick barste nu van spijt, dat ick hier moet bespieden
Der gheender, die mijn winst, als oock mijn eer ontdraaght:
Wreeckt toch mijn onghelijck; Heer Coninck! wilt ghebieden
Dat sy my lev'ren 'tgheen my t'onrecht is ontjaaght.
Of ick versoecke nu, soo't uwe hoocheyt haaght,
1080[regelnummer]
In open kamp-slagh hier, haar beyden te bevechten,Ga naar voetnoot1080
Om de smadighe trots, die ick u heb gheklaaght,Ga naar voetnoot1081
Vertrouwende dat Godt my na mijn recht sal rechten.
koningh
Bedaart Heer Rodderick u seer versteurde zinnen,
De dolheyt des gramschaps teughelt door redens kracht:
1085[regelnummer]
Gheen hóóghmoet is so gróót, of 'tPrins'lijck hóógh-ghedacht,Ga naar voetnoot1085
Ghewapent met ghedult, kant door den Tijt verwinnen.
Lijdtsaamheyt, goet beraad, zijn twee heerlijcke punten:
Maar die sich selfs verwint gheniet de vrucht met vreught:
Daarom eel Jonghelingh, treckt an de witte Deught,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Soo sult ghy in mijn Hof met eeren klaar uytmunten.
Ick sie dat ghy den hóón gheensins en kondt vergheten,
En dat ghy dorstigh janckt nae een bloedighe wraack!Ga naar voetnoot1092
Wel schuyft en packt op my den last van dese zaack,
Die'k met de El vant Recht, Rechtvaardelijck sal meten.
1095[regelnummer]
Want desen gulden Troon, en wel ghecierde Setel,
Mijn Scepter met mijn Kroon, voorts dit ontsichlijck staal,Ga naar voetnoot1096
Dees dinghen wysen my juyst na de Waarheyts schaal,
Die wickt het vonnis recht, niet gunstigh noch vermetel.Ga naar voetnoot1098
Eer dat ick hier dan vel mijn Koninghlijcken oordeel,
1100[regelnummer]
Besweer ick dy Almijn, mitsgaders u Haalnaa
Dat ghy verricht u saack, en worstelt wt u scha,Ga naar voetnoot1101
| |
[pagina 133]
| |
Vertaalt hier al het gundt ghy acht te zijn u voordeel.Ga naar voetnoot1102
Gheen blinde Liefd' en sal besoedelend' bedampenGa naar voetnoot1103
Mijn suyver Koninghs hert in dit besorgh'lijck stuck,
1105[regelnummer]
Daarom spreeckt, hebdy recht: Maar wan-troudy 'tgheluck,Ga naar voetnoot1105
Soo gheeft hem knap sijn eysch, of anders ghy moet kampen.Ga naar voetnoot1106
almijn
Mijn Heer en belght u niet, ghy doemt ons sonder reden,Ga naar voetnoot1107
Onder verbet'ringh van uwe hoogheydt; want,
Siet dees Schalckes bedrogh begoochelt u verstant,
1110[regelnummer]
Daar door wijckt ghy verkeert van u ghewone zeden.
Den roof daar wy met nijt soo mannelijck om streden
In het bebloede Velt, of glibber-gladde Landt!
Ind'hitte van't ghevecht met een weer-bare handt,
Souwt ghy die, wat is dit, met rab'len kryghen heden?Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Ghy Benghel die den buyt bevreest u liet ontjaghen,
Door dien u bloode rugh soo seer vreest voor de slaghen,
Dat ghy grob'ligh bequijlt, met schuymbecken en severen,Ga naar voetnoot1117
Hier komt met kints ghegrey dus swarelijck beklaghen:Ga naar voetnoot1118
Ga naar margenoot+Wel hebt ghy nu de lust om het ghevecht te waghen?
1120[regelnummer]
Soo gheeft stracks hier den pandt, ick sal de myne leveren!Ga naar voetnoot1120
haalnaa
Hoe langhe sullen wy hier om een dinghen stryen?Ga naar voetnoot1121
Hoe langhe sullen wy noch dulden dit gherel?
Hoe langh sal ick dan sien dat groote kinderspel?
Is al de Manheyt nu verruylt in sotternyen?Ga naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
Hoe langhe sal Haalnaa sijn verwaande dwaasheyt lyen,Ga naar voetnoot1125
| |
[pagina 134]
| |
En trotsen van sijn mondt vol bitt're woorden fel?Ga naar voetnoot1126
De Reden die ghebiedt dat ick of mijn Ghesel
Hem van dit wrevel moet wat strengher gaan kastyen.Ga naar voetnoot1128
Hoe ist Rod'rick, begint u weelich vleys te jeucken?Ga naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Ick salt om uwent wil wel wat ghedweeghsaam beucken.Ga naar voetnoot1130
Hoe raasdy dus verdoort over 'tghedaan onrecht?Ga naar voetnoot1131
Ghy daaght ons stedes uyt met sware laster-spreucken,Ga naar voetnoot1132
Fluck leght u pant, by 'tons, op dat dan die mis-breuckenGa naar voetnoot1133
Verklaart werden in't licht door 'tluck of het ghevecht.Ga naar voetnoot1134
rodderick
1135[regelnummer]
Dróóm ick? raas ick? leef ick? Wat schijn ick hier te hooren?Ga naar voetnoot1135
Wat bits ghetuymel snoot werdt hier Godlóós gherelt?Ga naar voetnoot1136
Ick sie't met klaar ghesicht, ick hóórt met open óóren,
Datmen alleen niet my, maar oock den Coningh schelt.Ga naar voetnoot1138
Dit schandelijck verwijt belemmert en ontstelt
1140[regelnummer]
Mijn korselighe kop: En knelt mijn hert door't wroeghen,
Soo roep ick nu te recht, my schiedt kracht en gheweldt
Van haar die my mijn winst verovert forts ontjoeghen.Ga naar voetnoot1142
Die byden overlast noch bitter smaden voeghen:
Daer neffens werdt hier by verbooght en groots beschemptGa naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
Mijn ancxstighe vlught, en hoe dapper sy my sloeghen.
Tis vreemt dat mijn gheduldt soo langh verdragh noch nemt.Ga naar voetnoot1146
Dat het den Lasteraars niet verdelght en verdempt,Ga naar voetnoot1147
Verplettert en vertreet; en niet in stucken mortelt!Ga naar voetnoot1148
| |
[pagina 135]
| |
Doch 'sConincx strack ontsagh 'tghemoet alsoo betemtGa naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Dat nu mijn gramschap heet niet na sijn lust uytbortelt;Ga naar voetnoot1150
Maar ghy Almijn wat staat ghy dus en knarst of portelt,Ga naar voetnoot1151
En preutelt binnens monts daar ghy den haat verbloemt,
Die in u schelms-hert soo grondigh is verwortelt,
Dat ghy my voor den Raat dus stout een Benghel noemt?
1155[regelnummer]
Ghy dringht den Koningh op dat hy u t'onrecht doemt,Ga naar voetnoot1155
Daar ghy valsch'lijck aan lieght, des beroep ick u beyde,Ga naar voetnoot1156
Ghy Platters, die dus wilt groothertigh snorckt en roemt,Ga naar voetnoot1157
Daar is mijn Hantschoe, siet, dat ons 'tgheluck voort scheyde.Ga naar voetnoot1158
koning
Houwt op ghy Ridders houwt, ten voeght u niet ghy Helden
1160[regelnummer]
Te twisten in mijn Hof voor den Heylighen Raat,
Ten past den Adel niet te wreecken dus den smaat,
Laat den verslapten Man of swacke vrouwen 'tschelden.
Ick siet, u Lichaam schudd'; u kloecke beenen trillen;
V stoute Borst die slaat; V Bloedt verhuyst en krimpt;Ga naar voetnoot1164
1165[regelnummer]
Ga naar margenoot+De krachten van u hert ten Ladder toornigh climtGa naar voetnoot1165
In't verhemelt van t oogh, daar sy wtbarsten willen.Ga naar voetnoot1166
Doch tis een Edel-man verciert met Koninghs gaven,
Die nijdt en spijt verwerpt, of berght op 'talderheust,Ga naar voetnoot1168
Met bespreck, soo de Eer niet werdt ghequetst, ghekneust,Ga naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
Die dan met wijsheydt gaat sijn gramschap diep begraven.
Dewijl ghy niet en keunt dees rasery verberghen,
Alst blijckt, vermits dat ghy den ander scheld en vloeckt,
Soo gheef ick u verlof van 'tgheen dat ghy versoeckt,
Op dat het Recht en Strijdt eyndight dit spytigh terghen.Ga naar voetnoot1174
| |
[pagina 136]
| |
1175[regelnummer]
Den Tournoy sult ghy doen met groote langhe Swaarden,
Hier int beschreven perck ghy Lien onder u tween.Ga naar voetnoot1176
V Rodd'rick laet ick toe, tot hulp te kiesen een;
Of soo't u lust ghy meught de strijdt alleen anvaarden.
Maar ick wilt dat ghy lien hier sult verschynen morghen,
1180[regelnummer]
Te weten ghy Haalna. Daar neffens ghy Almijn,
En ghy Heer Rodderick sult passen hier te zijn,
Ghy meught u alle drie met puyckwapens versorghen.
Gordynen toe.
elisabeth
1
O lichten brandt van Minne!
Die met u vlam, soo weerlicht blickrend flonckertGa naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
In mijn verliefde zinnen,
Daar u de schaamt met groot gheweldt verdonckert:
V stralen heet // zijn lief en leet,
Heel grilligh, wanghelatigh:Ga naar voetnoot1188
Ick wil u crachten // nu strax in mijn gedachten
1190[regelnummer]
Dompen statigh.Ga naar voetnoot1190
2
Waaraan weerhaackt mijn willen?
Hoe comt 'topset soo haast verydelt nietigh?
Natuur, sus, wilt u stillen,
Hoe raasdy dus onlustigh of verdrietigh?
1195[regelnummer]
'kHebt maar ghedocht, doch niet volbrocht,
Stelt u mijn jeught te vreden,
Nu, nu, wilt rusten // en breydelt uwe lusten
Door de Reden.
| |
[pagina 137]
| |
3
Wat magh mijn dus vervoeren?
1200[regelnummer]
Wat doet mijn vreught so schielijck diep bedelven,Ga naar voetnoot1200
Dat ick met groot beroeren
Dus lóóp, en pleyt, met mijmmeren in mijn selven?Ga naar voetnoot1202
Maar holla, sacht // dat met de nacht
Hem niemant en verduystert,Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
Die al dit malen // dus treurigh hoort verhalen,
My beluystert.Ga naar voetnoot1206
Mijn mondt die moet steedts bóóghen,
Van u mijn Lief! mijn Ridder uyt-ghelesen!
'tHert kibbelt met mijn óóghen,
1210[regelnummer]
Of yewers wel souw schoonder moghen wesen.
Waar door ghy mijn // gansch maackt te zijn
Den al gheheelen uwen.
Mijn ziel van weelden // die danst door het inbeelden
Of vernuwen.Ga naar voetnoot1214
5
1215[regelnummer]
Laas! by mijn soete vreughden,
Quelt my een ding te pynelijcke smertigh;
Dat ghy by al u deughden
Seer haastigh zijt oplóópend', en groot-hertigh.Ga naar voetnoot1218
Waar door ghy stout // te veel vertrout
1220[regelnummer]
V eyghen selfs vermoghen.
Door sulck vertrouwen // wertmen wel met rouwen
Vaack bedroghen.
| |
[pagina 138]
| |
6
Mijn herten-Prins verkooren,Ga naar voetnoot1223
Ghy hasardeert u leven, en het myne:
1225[regelnummer]
Want wert het uw' verloren,
Ick sal van louter hertseer haast verdwyne.Ga naar voetnoot1226
Ach! Rodderick // mijn tweede Ick!
Mijn lust, mijn ziel, mijn leven!Ga naar voetnoot1181-1228
Kost ick belóópen // u jonst, ick souse kóópen,Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
En u gheven.
Maar ach! wat maackt mijn Gheest
Bekommert en bevreest?
Wat doet mijn ziel met sorghen
Dus schroomen voor de Morghen?
1235[regelnummer]
Wat róóft mijn sachte rust?
Wat doet mijn soete lust?
Wat magh mijn stilt versteuren?
Wat dwingt my dus tot treuren?
Wat doet my al de nacht,
1240[regelnummer]
Door-brenghen in een klacht?
Wat gaat my dus ontstellen?
Wat neemt my dus te quellen?Ga naar voetnoot1242
Wel wat is dese wat?
Maar 'tis alleenlijck dat
1245[regelnummer]
Rodd'rick heeft voor-ghenomen,
Morghen in't Veldt te komen
Met Haal-na, en Al-mijn,
Die daar beroepen zijn,
Ga naar margenoot+Om met elck-aar te stryen:
1250[regelnummer]
Siet hier uyt wast mijn lyen.
| |
[pagina 139]
| |
Dit maackt mijn hert dus bang;
Ick vrees voor d'ondergang
Van Rodd'rick, Prins mijns herten!
Die haar tween gróóts uyt-tarten.Ga naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
Hy wil niet; maar hy magh,
In die prijckeloose slagh,Ga naar voetnoot1256
Een medehulper soecken,
Welck opset ick vervloecke.
Het Vollick twistigh praat
1260[regelnummer]
In't Hof, en op de straat,
Verdeengt elck die sy kunnen,Ga naar voetnoot1261
Of diese't beste gunnen.
Hoe magh de Liefste mijn,
Soo heel eenrinstigh zijn,Ga naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Soo hals-sterck en lichtvaardigh,Ga naar voetnoot1265
Soo weyg'rende onwaardighGa naar voetnoot1266
Een anders hulp en macht?
Maar steunt op eyghen kraght,
Die menigh onbedaght,
1270[regelnummer]
In groot ellenden braght.
Och! u verwaande reden
Bedroeven my nu heden;
Soo't reuckelóós opset
Gheensins kan zijn belet:
1275[regelnummer]
Soo ducht ick dat het stryen
V daar van sal kastyen.
De sorghen van u dóót,
My teelen droefheyt gróótGa naar voetnoot1278
En soo't (dat God verhoed') mijn Lief! ghy quaamt te sneven,
1280[regelnummer]
Ick souw een ooghenblick na u niet willen leven.
| |
[pagina 140]
| |
Waar toe is wanhoop nut?
Hoe sta ick dus en dut?
Hoe ben ick dus verslaghen?
'tIs noodeloos dit klaghen.
1285[regelnummer]
Wat? vrees ick voor 'tghevecht?
Mijn Rodderick heeft recht:
Dies sal den rechten Rechter,
V maken een kloeck vechter.
En soo hy, die mijn mint,
1290[regelnummer]
Haar beyden trots verwint,
Door zijn vermoghen kraghtigh,
Zijn eer werd'ick deelachtigh.
Vaart vóórt, mijn Lief! voert vóórt kloeckmoedelijcken uyt,Ga naar voetnoot1293
'tVoornemen van u hert, en pryselijck besluyt.
1295[regelnummer]
Ga naar margenoot+Mijn hert doch krimpt van ancxt door u blindt stout verkiesen!
Ick vrees u int ghevecht door Neerlaagh te verliesen,
Als ick aanmerck en sie dees twee gaar flucxse lien,Ga naar voetnoot1297
En dat ick u daar by soo gantsch alleen moet sien.
Vertwijffelt an u jonst, my droefheyt komt bestelpen:Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
Al ist my niet ghevraeght, ick sal u nochtans helpen,
Met al het ghene dat de Eere my toelaat,
Wt medelyen die ick hebbe met u staat.
Tot bystant sal ick u mijn soete óóghjes stuuren,Ga naar voetnoot1303
Op hóóp of ghy daar uyt wat varsche kracht moght puuren.
1305[regelnummer]
Ick sal tot u behulp u helpen met mijn hert,
Misschien of ghy daar door dan noch veel stercker wert.
Ach Rodderick! Mijn Prins! Ay schoonste alder Mannen!
Ick ben besloten vast te monst'ren en te wannen,
Vóórnaam'lijck uyt mijn hert, daar na uyt mijn aanschijnGa naar voetnoot1308-1309
| |
[pagina 141]
| |
1310[regelnummer]
Al die gheveynstheyt die in my oyt plach te zijn:
Voorts sal ick eeuwelijck van buyten en van binnen
Met onvervalste jonst hertgrondigh u beminnen.
Nu ick mach gaan te rust, soo't my de Nacht ghehenght,
Verbeyden met ghedult wat my de Morghen brenght.
1315[regelnummer]
Brenght sy my d'eer mijns Liefs, ick sal mijn aandeel erven,
Of brenght sy mijn Liefs doodt, ick sal oock met hem sterven.
binnen.
Kleyne Rust. De Gordynen open. Elck sijn plaats.
almijn
Waar blijft den Pochert nu? of macht hem noch niet beuren,Ga naar voetnoot1317
Door het verbaast besorgh van sijn bedeesde romp,Ga naar voetnoot1318
Die hy door 'tsemm'len ciert met een weerlóóse pomp,Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Of Vrouwe pronckery? Al klackelóóse leuren.Ga naar voetnoot1320
Die'k van 'tvertsaaghde lijf met stucken sal of scheuren:
Ja rooven hem den huyck daar hy bevreest in kromp,Ga naar voetnoot1322
En drongh vervaart in een als een ghedronghen klomp,
Ritselent van ancxst, en cypert in sijn treuren.Ga naar voetnoot1324
haalna
1325[regelnummer]
Wat toeft den trotsaart, he? Wel is het noch gheen Tijdt?
My yvert tot de Móórt, my lust nu na de strijdt,Ga naar voetnoot1326
De welck sal zijn het graf van dit balóórich rasen:Ga naar voetnoot1327
Ick gis dat hy hem biecht, sijn sonden vast belijdt,
Wt vrese vande Doot:
Rodderick wt.
Maar houwt, wie daar? is hijt?
1330[regelnummer]
Mijn Heeren gheeft verlof om den Trompet te blasen.
| |
[pagina 142]
| |
rodderick
Ghy wetet, O mijn Heer! Ghy wetet goede Godt!
De suyverheyt van 'trecht in dese myne zaack,
Hoe seer rechtvaardigh dat den buyt my viel te lot,Ga naar voetnoot1333
Dat weet ghy, O mijn Heer! Ghy wetet goede Godt!
1335[regelnummer]
Hoe dat ick wierdt verheert, hoe dat ick wierdt bespot.Ga naar voetnoot1335
Gunt my door dit ghevecht het myne met de wraack.
Ghy wetet, O mijn Heer! Ghy wetet goede Godt!
De suyverheyt van 'trecht in dese myne zaack.Ga naar voetnoot1331-1338
Ga naar margenoot+Dus doet Heer door de strijdt een oprechte uytspraack.
Trompetten, gheduerende 'tghevecht seydt
alphonsus
1340[regelnummer]
Ghy Heeren laat my toe dat ick Rod'rick ontset;
Ghelijck ghy wijss'lijck hebt verordent in u Wet.
haalna
Verschoont, Heer Rodd'rick! ons beyder jonghe leven.
almijn
Wij bidden om ghena, voorwaar 'tis onse schult.
rodderick
O neen ghy stucke Boefs, ghy sult hier beyde kleven.Ga naar voetnoot1344
almijn
1345[regelnummer]
Verschoont Heer Roderick ons beyder jonghe leven.
rodderick
Belooft my dan terstont den Kapiteyn te gheven.
| |
[pagina 143]
| |
haalna
Seer garene mijn Heer, ach! hebt met ons gheduldt.
almijn
Verschoont Heer Rodd'rick ons beyder jonghe leven.
haalna
Wy bidden om ghenaa, voorwaar 'tis onse schult.Ga naar voetnoot1342-1349
rodderick
1350[regelnummer]
Stant op en houwt u woort, als ick denck dat ghy sult.
Binnen. Gordynen toe.
alphonsus wt.
Niet teghenstaande dat de felle mag're haatGa naar voetnoot1351
My beelden schrick'lijck voor de oude schotsche smaat;Ga naar voetnoot1352
Of dat de valsche hoop bedrieghlijck my bepraten;Ga naar voetnoot1353
Het moght niet van mijn hert mijn waarde Vrundt te laten,
1355[regelnummer]
In't ghevaar van sijn lijf en alderhooghste nóódt.
Mijn Lief door 'tsien beswijmt, uyt voorsmaack van sijn dóódt.
De prickelende Liefd', my Rodd'rick de bevryen,Ga naar voetnoot1357
Om inde droeve vrees Elys'beth te verblyen;
Want haar benaude hert door deernis was beklemt,
1360[regelnummer]
Dies ick door yvers drangh wierd krachtigh overstemt,Ga naar voetnoot1360
Inde hachelijcke last, met p'rijckel te behouwenGa naar voetnoot1361
Mijn verduysselde Vriendt, en hallifdoode Vrouwe.Ga naar voetnoot1362
| |
[pagina 144]
| |
Mijn Lief, sy sweete bloet: Hy zieltooght daar hy lagh:
Hoe quackelde mijn borst als ick dit treur-spel sagh.Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Vermeestert gantsch vermast, door 'tstaren droef, ick dutten;Ga naar voetnoot1365
'tScheen dat de snelle druck mijn leven wouw uytputten:
Soo ringheloorde my dit haastigh ongheval.
Ten laatsten sprack mijn hert: Wel hoe Alphonso, sal
Ick hier met mijn ghesicht mijn trouwste Vriendt sien dóóden?Ga naar voetnoot1369
1370[regelnummer]
Hy heeft u Rechterhandt nu op het hooghst van nóóden.
Hoe kan u dienst, mijn Vrouw zijn immer meerder nut,
Dan ghy haar hartsen-vreught en u spits-broer beschut?
Haar leven hanght met sorgh in waagh-schaal na 'tbemercken;Ga naar voetnoot1373
Pieraarsdy (O mijn hant) nu dubb'le winst te wercken?Ga naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
Dat hoop ick nimmermeer: Stort der verwinners moet;
Wentelt haar hóóghe hoop in heur hovaardigh bloet.
Doorstoot den balghen stijf, verwaant en opgheblasen;Ga naar voetnoot1377
De reden oorloft u nu op het strenghst te rasen.Ga naar voetnoot1378
Wel op ghy rasery, knap-handigh als ick spreeck,Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Op dat ick help mijn Vrundt en 'tgrove laster wreeck.
Her, her, du Moorders her! her, her du valsche Gasten!
Dus grimmigh van ghemoedt quam ick haar beyd' aantasten,
Ga naar margenoot+Daar dese frissche arm, gheringh haar t'onderbraght;Ga naar voetnoot1383
Haar vaten uyt-ghebloedt, die beefden voor mijn kraght.
1385[regelnummer]
Ick heb Rodd'rick verlost; door my kreegh hy't verwinnen.
Wat dwarlingh voel ick daar in mijn stuurlóóse sinnen?
De sorghvuldighe strijdt, die ick uyt Liefden streedt,Ga naar voetnoot1387
Is my; 'ken weet waarom, nu hertelijcken leedt.
Ay domme Jaght vol spoedt! Waar door tochtigh verhaasten,Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
Mijn grondelóós verderf, deur't schermen van mijn naasten.Ga naar voetnoot1390
| |
[pagina 145]
| |
Alphonsus, dat's een deughd'! seer behulpsaam te zijn.
Met zijn gunstighe hulp, helaas! onthelp ick mijn:Ga naar voetnoot1392
Want waar Rodd'rick vergaan; my waar zijn Lief ghebleven.
Nu is de hope doodt, door't schutten van zijn leven.
1395[regelnummer]
Ick win rampsaligh een ander zijn gróótste winst:
Maar voor mijn selven, foey! verkrijgh ick 'talderminst.
Ick rammel soo my dunckt door enckel frenesyen.Ga naar voetnoot1397
Ick buytel om en tom in malle sotternyen.
Nu prijs ick wederom dese luck-rijcke strijdt,
1400[regelnummer]
Waar door ick met een slagh twee Lieven heb verblijdt.
Ick schenck mijn Lief haar Lief! mijn Vrundt gheef ick Victory.
Voor my houw ick alleen dees roemruchtighe glory.
derde chooren uyt.
1
Vvanneer 'tongheluck yemant dreyght,
Terstont is hy bevreest, gheneyght
1405[regelnummer]
Den moedt te gheven gantsch verloren.
Ay blinde mensch! siedy noch niet,
Dat uyt u schynende verdriet,Ga naar voetnoot1407
V blijdschap dickvvils vverdt gheboren?
2
Meest elck het aardsche oogh betrout,
1410[regelnummer]
Dat alle dingh verkeert aanschout;
Dies moet zijn oordeel schendigh lieghen:Ga naar voetnoot1411
Maar die 'tghesicht ten Hemel heft,
En hoopt op God die't alles gheft,
Die acht voor ydel al het vvanckel drieghen.Ga naar voetnoot1414
| |
[pagina 146]
| |
3
1415[regelnummer]
God gheeft ons vaack door teghenspoedt
De Rijckdoom van zijn hooghste goedt;
O broose mensch! vvilt daar op letten.
Al toont u 'tluck een vvreet ghedaant,
God maackt hem, die ghy Vyandt vvaant,
1420[regelnummer]
V tot een noot-hulp, om u t'ontsetten.
4
Ga naar margenoot+Hoe mooghdy klaarder voorbeeldt sien,
Als 'tgheen ghy stracks hier saaght gheschien,Ga naar voetnoot1422
An dees ghescheyde gramme Vrienden?
Elck proeft zijn Vrund in zijn ellend;
1425[regelnummer]
Daar vvert Gods goetheyt oock bekend;
Die dees ghelievers t'saam meest diende.
5
Rodderick vvert nu t'huys gheleydt,
Met grooter vreught vol vrolijckheydt;
Doch met seer smertelicke vvonden:
1430[regelnummer]
(Dies vveent zijn Lief naar Vrouvven aard)
Doch d'ervaren Arts in kunst vermaard,
Haar niet doodelijck, maar svvaar bevonden.
6
Don Alphons vvierp sich inden drangh,Ga naar voetnoot1433
Daar hem, 'ken vveet niet vvat, toe dvvangh,
1435[regelnummer]
Dat hy verschuylt en steel-vvijs ritste,Ga naar voetnoot1435
Nu zijn lief Vrund in eeren rust;
Daar hem een treffelijcke lust,
Soo seer kloeckmoedigh toe an-hitste.
| |
[pagina 147]
| |
7
De Ridder vvert nu vast ghesocht,Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Die sulcken daadt hier heeft ghevvrocht,
Dat hy van yeder vvert ghepresen.
Nu men vergheefs dus soeckt en vvroet,
Vvert oock met recht, en vvel vermoet,
Dat het Alphonso self moet vvesen.
8
1445[regelnummer]
De Lieven is de vveet beschickt,Ga naar voetnoot1445
Die zijn beteutert en verschrickt,
Nu sy haer sien soo seer verbonden,
Met al haar goedt; ja lijf en ziel
Aan hem, die elck soo Vyand hiel,
1450[regelnummer]
Dat sy hem nauvv of niet, 'tleven jonden.
Binnen.
|
|