Rodd'rick ende Alphonsus
(1968)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 74]
| |
Voor-reden aande liefhebbers der Nederlandtsche Rijm-kunst.1Ga naar margenoot+So verscheyden (waarde Leser) als alle Menschen verschelen inde wterlijcke 2 gedaanten des aanschijns en des lichaams, alsoo verschillen sy oock innerlijck 3 inde ghemoeden en sinlijckheden: Dat dit waar is blijckt klaarlijck aan deGa naar voetnoot3 4 sonderlinghe veranderinghe der ghenegentheden, een yeg'lijck heeftet syne; 5 daar hy natuurlijck toe ghetrocken en bewoghen is. Ick en ben niet van sin 6 u hier te vertellen de besonderheden van dien, maar wel, dat ick u vry-7moedigh wil belyden, dat ick van mijn kindtsche beenen af boven alle 8 andere soete Tijtkortinghe de lieffelijcke Poesye hebbe verkoren, ende 9 alle'tsins alsulcke Ghesellen ghesocht en bemindt, die my hier in ghelijckGa naar voetnoot9 10 waren, om met haar in plaats van andere ongheoorloftheden te onder-Ga naar voetnoot1011handelen, waar in ick waarlijck soo gheluckigh ben gheweest, dat ick tot 12 tegenwoordigh toe der bester gheselschappe hebbe ghenoten, so wel van 13 kunstigh en sin-rijck rymen, als van treff'lijckheydt van staat. Nu dan alsooGa naar voetnoot13 14 ick vermerckte en ooghenschijnlijck sagh dat een yeghelijck hem 'tselfde 15 ten alderhooghsten bevlytighde, soo heb ick stillswyghent dit spel by der 16 handt genomen, doch met sulcken achterdencken dat dit mijn ontydighGa naar voetnoot16 17 kindt niet voldraghen en soude werden; vermits my vele saacken afschrick-18ten, dies ick bevreest was dat het in sijn draghen sterven soude, doch 'tis 19 buyten mijn hope sulcks gheworden als ghy in't lesen en 'taanmercken 20 bevinden sult: 'tIs mijn maniere niet mijn eyghen werck te prysen, isset 21 saacke dattet u behaaght, 'tsal my van herten lief zijn, doch wil ick wel dat 22 ghy hier gheen beter om versuymt; daar zijn veel Waardigher en Heyligher 23 Schriften. Dit waarschuw ick een yeder, dat ick u dit voor gheen waarheydt 24 aansmeren en wil, want het is wt een fabuleus versiert, boeck genomen:Ga naar voetnoot24 | |
[pagina 75]
| |
25 Maar ist saacke dat de Gheest hem eens wil verlustighen in dit mijn kleyn 26 Ga naar margenoot+Lust-hofje, ghy sulter niet onbehoorlijcx inne vinden, wel verstaande, als 27 ghy wilt overlegghen dattet voor de Ghemeente en 'tslechte Volck ghespeelt 28 is, die meestendeel meer met boefachtighe potteryen, als met gheestigheGa naar voetnoot28 29 Poeteryen zijn vermaackt. Ten anderen, soo ghy wilt aansien dat Dienst-30knechts en Maartens anders spreecken als de Edele Heeren en groote Jof-Ga naar voetnoot3031frouwen: En soo daar yets inde raseryen van Rodderick teghens de billickheytGa naar voetnoot31 32 werdt ghesproken, denckt dat het dulheyt is die hem daar toe aanporden, enGa naar voetnoot32 33 niet des maackers sin, die hem garen souw wt sulcke verwarringhen houden. 34 'tIs my ghenoegh dat ick altemets een vaarsje mach dichten: Het loon dat 35 ick voor dese mynen lustigen arbeydt hebbe ghenoten, dat wensch ick dat 36 Godt gheve myne vyanden en achterklappers in het werk dat sy voort-37brengen sullen, leest dit met sulcken lust alst van my is gheschreven, het sal 38 u onghetwijffelt een aanghename soeticheyt aanbrengen, het welck u wenscht 39 ende gunt
V alder Dienaar
G.A. Bredero. |
|