Moortje en Spaanschen Brabander
(1999)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 387]
| |
komedie staat met verreweg de grootste kapitalen op de titelpagina afgedrukt. Het boekje solliciteerde zo mede naar de aandacht van een publiek dat in vertalingen van de klassieken was geïnteresseerd. Bredero doet zich in de teksten die het spel inleiden (het zogenaamde voorwerk) niet geleerder voor dan hij is. Met het op die plaats gebruikelijke bescheidenheidsvertoon vraagt hij om welwillendheid ten aanzien van de fouten die hij ongetwijfeld gemaakt heeft. Had ik Latijn gekend, zo meldt hij, dan zou ik Terentius vast meer recht hebben gedaan. Nu behielp hij zich met ‘een Fransche tolck, die ick selfs nauwelijx en verstondt, en die, gheloof ick dat hem [Terentius] oock niet grondich verstaan heeft’. Door vergelijking van de verschillende Franse Terentiusvertalingen van voor Bredero's tijd is komen vast te staan dat hij de vertaling in proza van Jean Bourlier (Antwerpen 1566) als basis voor zijn bewerking heeft gebruikt.Ga naar voetnoot* Het was niet zijn enige bron. In 1555 was te Antwerpen een Nederlandse vertaling van Terentius' komedies verschenen van de hand van Cornelis van Ghistele, een voorman van de Antwerpse rederijkers. Bredero wijdt er in zijn voorwerk slechts een paar schimpscheuten aan, gericht op Van Ghisteles ‘geckelijck gheschockiert [bont] Antwerps’ vol ‘kromme-lappen, en ander uytheemsche geleende snipperlingen’ [bastaardwoorden], maar hij heeft wel degelijk dankbaar gebruikgemaakt van allerlei formuleringen in diens vertaling.Ga naar voetnoot† Ten opzichte van Bourlier is Bredero's versie niet slechts sterk uitgebreid, ook het taalniveau verschilt: Bredero's taal is plastischer, met veel volkse spreektaaluitdrukkingen, waarbij minder fatsoenlijke termen bepaald niet worden vermeden. Deze tendens is overigens ook al zichtbaar in Van Ghisteles bewerking van het Latijnse origineel. Zowel Bourlier als Van Ghistele gebruiken de komedie om op morele implicaties te wijzen, Bourlier in ‘expositions morales’, Van Ghistele in een lijstje van in het stuk gedemonstreerde ondeugden op zijn titelpagina. Dit element keert terug in de ‘leeringen die uyt dit spel zyn te leeren’ aan het slot van Bredero's ‘Inhoudt van 'tspel van de Moor’.Ga naar voetnoot‡ De opgave die Bredero zich stelde bij het bewerken van Lazarillo de Tormes tot wat de Spaanschen Brabander zou worden, lag uiteraard geheel anders. Hier ging het om een langere tekst in verhalend proza waaruit gedeelten tot een toneeltekst bewerkt moesten worden. Bredero gebruikte een Nederlandse vertaling, in een editie uit 1579 of 1609. Het verhaal wordt daar in de ikvorm verteld door de knecht Lazarus. Die stem van de verteller moest geheel worden omgezet in monoloog en dialoog van de verschillende personages. Soms kon Bredero zich beperken tot het berijmen van de bestaande prozatekst, met | |
[pagina 388]
| |
behoud van details en woordkeus. Op andere plaatsen wordt deze veel verder uitgewerkt. Een in weinige woorden vertelde ontmoeting van de hidalgo met een paar lichte vrouwen is bijvoorbeeld in het toneelstuk een tafereel van 260 verzen geworden. De volgorde van de gebeurtenissen in de hoofdintrige wordt soms wat veranderd, en bepaalde bijzonderheden worden weggelaten, onder andere een paar onaangename trekjes van de hoofdpersonen. De verandering van plaats en tijd leidt net als bij Moortje tot wat incongruenties. De sociale status van Jerolimo (is hij van adel?) is veel dubbelzinniger dan die van de hidalgo (iemand van lagere adel) in de Spaanse roman. Doordat hij veel uitvoeriger zelf aan het woord is, wordt hij een genuanceerder en intrigerender personage.Ga naar voetnoot* |
|