Moortje en Spaanschen Brabander
(1999)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 228]
| |
Inhoudt van 'tspelaant.1Onder de weynich uytsteeckende of geestige Spangjaars, en is de MakerGa naar voetnoot1 2van Laserus de Tormes nerghens na de minste, maar (mijns oordeels) eenGa naar voetnoot2 3van de meeste te houden, want hy seecker en bedecktelijck de ghebree-Ga naar voetnoot34cken sijner Lants-lieden, an wijst, en straft. Desen ist die wy volghen in sijnGa naar voetnoot4 5eerste boeckje, daar hy de hoverdye (die haar-lie schijnt ingheboren teGa naar voetnoot5 6zijn) levendich afbeeldt in sijn kaale Joncker: nu also wy geen SpangjertGa naar voetnoot6 7en hadde, of om dattet de ghemeene man niet en souw hebben kunnenGa naar voetnoot7 8verstaan, hebben wy dese namen, de plaatsen en de tijden, en den Spang-Ga naar voetnoot89jaart in een Brabrander verandert, om dies-wille-dat, dat volckjen daarGa naar voetnoot9 10vry wat nae swijmt. Den inhoudt hebben wy na onse ghewoonten, in vij-11ven verdeelt.
12Eerstelijck, Jerolimo Rodrigo vertelt sijn overcomste uyt Brabandt, zijnGa naar voetnoot12 13oorsaack, het verschil van Amsterdam en Antwerpen, de verscheydenhe-Ga naar voetnoot1314den van 't Volck, en haar zeden, en sijn voorighe gróótheyt: alles met eenGa naar voetnoot14 15verwaande hóóchmoedicheyt. Robbeknol een verloopen Bedelaar neemt | |
[pagina 229]
| |
16hy in sijn dienst, waar met hy nae sijn ydele gróótsheyt byder straatenGa naar voetnoot16 17gaat brageeren, tot endelingh in de mis. Drie ouwe Klouwers bewijsenGa naar voetnoot17 18met haar slechte manieren, spraack en kleedinghe, de oprechte slechtheytGa naar voetnoot18 19der Amstelredammers, en de Tijdt, namentlijck de Sterfte over meer danGa naar voetnoot19 20veertich Jaren.
21Ten anderen, Jerolimo wel gheveeght zijnde, ontmoedt ande Vesten by deGa naar voetnoot21 22Mont van den Emstel, twee lichte Vrouwen, waar by hy den volmaacktenGa naar voetnoot22 23Hovelingh speelt. Sy meer gheneycht tot sijn gelt als tot sijn schoone 24woorden, willen dat hy haar sal leyden op de Klieveniers-doelen, hy alsooGa naar voetnoot24 25kouwt van Buydel als heet van Maagh, maackt veel blaeuwe en loghen-Ga naar voetnoot2526achtighe uyt-vluchten, en scheyt na veel stuypens en neyghens, eerbiede-Ga naar voetnoot2627lijcken: sy begecken den wech-gaande, en verhalen den oorspronck vanGa naar voetnoot27 28haar ontuchtich en onghereghelt leven. Den hongherigen Robbeknol tijdtGa naar voetnoot28 29terwijl uyt bedelen: het welck hem soo gheluckte, dat hy sijn ledighenGa naar voetnoot29 30buyck, en sijn eerlijck-hertighe doch arme Meester daar met spijsde: enGa naar voetnoot30 31ginghen voort wel versaat zijnde, 'tsamen te ruste.Ga naar voetnoot31
32Ten derden, Robbeknol verhaalt den loop sijns levens, en sijns avontuurs,Ga naar voetnoot32 33Jerolimo niet byder hant zijnde, soeckt, vindt en doorsnoffelt sijns Mees-Ga naar voetnoot3334ters Beurs dien hy rijck van vouwen en arm van penningen bevondenGa naar voetnoot34 35heeft. De drie koele Troevers verwijten elck ander haare feylen: ondertus-Ga naar voetnoot35 | |
[pagina 230]
| |
36schen luytmen der Steden-klock, al waar ter puye werdt ghekundicht enGa naar voetnoot36 37verboden op lijf straffe de Bedellerye, en de geraamde ordere over deGa naar voetnoot37 38rechte armen, het welck by elck ghepresen, maar by Robbeknol en sijnsGa naar voetnoot38 39gelijcken, beklaagt werdt. Een kyve-kater kijft en raast onbescheyelijck,Ga naar voetnoot39 40doch sy wert besadicht van twee spinsters haar ghebuuren: RobbeknolGa naar voetnoot40 41van de noot een deucht makende, komt by dese onwetende Wijven deGa naar voetnoot41 42Seven-salmen lesen, so kreegh hy de kost. Jerolimo vint eenich kleyn gelt:Ga naar voetnoot42 43waant hem selven de rijckste die daar leefden, hy stuurt sijn knecht omGa naar voetnoot43 44spijs en dranck: Die ontmoet een Lijck-stacy, hóórt eenighe wóórden, enGa naar voetnoot44 45lóópt verbaast na huys. Doch dat over, doet hy sijn bootschap.Ga naar voetnoot45
46Int vierde, vertelt een Koppelaarster haar leven en haar neeringh. Robbe-47knol gheladen met eet-waren, werdt blydelijck ontfangen, en tyen daa-Ga naar voetnoot4748telijck met gragen lust an 'tsmullen. Jerolimo vertreckt over maaltijdt sijnGa naar voetnoot48 49afkomst, en meer andere geckelijcke dinghen: ondertusschen komt GieGa naar voetnoot49 50righe Gerret sijn Huys-heer, en Byateris de Uyt-draagster hem maanen, naGa naar voetnoot50 51veel belovens, gaat den Armen-duyvel deur en leyt een banckje.Ga naar voetnoot51
52Int leste deel, de Buuren verstaan hebbende sijn vertreck, gaven de Maan-Ga naar voetnoot5253ders en Schult-eyschers sijn Banckerot te kennen, daar een gróóte be-Ga naar voetnoot53 | |
[pagina 231]
| |
54roerte uyt ontstont, over sulcks de Schout, Notaris en Ghetuyghen ghe-Ga naar voetnoot5455haalt, 'thuys gheopent, vonden niet dan een oudt beddetje, dat na veel 56woorden inde Stadts-koocken gebrocht wiert. Inder voeghen, dat sy alle-Ga naar voetnoot5657gader even veel ontfonghen, en onbetaalt en onvernoeght wech gongen.Ga naar voetnoot57 58Daar hebjet al seyd' het Wijf, en sy spooch het hert uyt haar lijf.Ga naar voetnoot58 |
|