Moortje en Spaanschen Brabander
(1999)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
SonnetT'Romeynsche volck wel eer tot staats versekerthedenGa naar voetnoot1
Die hielden het voor goet dat men toond' yder eenGa naar voetnoot2
Levendich op't Toonneel het misbruyck van't gemeen,Ga naar voetnoot3
Daar elck syn faelen sach die sy daghelijcks deden.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Brero die toont nu hier door dees sin-rijcke redenGa naar voetnoot5
Eens kalen Jonckers doent, na 't leven net besneen:Ga naar voetnoot6
Oock lichte Vrouwen aart; niet om die na te treen:Ga naar voetnoot7
Maar leeren schuwen die, en al haar boose seden.Ga naar voetnoot8
Hem en hoort gheen min eer die met verstandelheenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
't Neerduytsche vollick leert als de Romeynen deen,Ga naar voetnoot10
De stichters van het rijm. Wat mach toch al verbredenGa naar voetnoot11
d'Albeschrollende Nijt, die staach 'tgoet veracht? neen,Ga naar voetnoot12
Spaart u snoode reen, den Laurier-Krans sijn is: gheenGa naar voetnoot13
Bladt ghy rooven kent, dus laet hem vrywilch met vreden.Ga naar voetnoot14
G.I. Scheepmaker.
|
|