Moortje en Spaanschen Brabander
(1999)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 18]
| |
Inhoudt van 'tspel van de Moor1Sinnelycke Lesers en hongerige Leserinnetjes, het Spelletje dat ghy hierGa naar voetnoot1 2siet, is over eenighe hondert Jaren gemaackt by den geestighen Kartagy-Ga naar voetnoot23nenscher terentius, die het selvige doen den name van EunuchusGa naar voetnoot3 4gegeven heeft, vermidts het meest speelde op een persoon die Vrouw nochGa naar voetnoot4 5Man en was, die daer te landen veeltyts wierden gebruyckt voor Kamer-Ga naar voetnoot56lingen en bewaarders van weeldige dartele Princessen en Vorstinnen:Ga naar voetnoot6 7maar also die slach van menschen hier so seer niet en zyn bekent, heb ickGa naar voetnoot7 8dien vrymoedelijck verandert in een Moor, ten ansien der verouwderdeGa naar voetnoot8 9steden, zeden, en sinnelyckheden der uytheemscher volckeren, die dochGa naar voetnoot9 10heel luttel gemengschap en ghemeynschap met onse lantsluyden hadden.Ga naar voetnoot10 11So heb icket dan myn medeburghers en naghebuuren ten goede ver-Ga naar voetnoot1112schickt, en ghestelt oft hier in Nederlandt waer ghebeurt.Ga naar voetnoot12
13Ten tyden als door der Spaanschen hóóghmoedt het nederighe NederlantGa naar voetnoot13 14meest was vernedert, wert Katrijntjen een Haaghs-dochtertje, van eenGa naar voetnoot14 15Spangiaert in Spangien gevoert, en an de Moeder van Moy-aaltje (die de 16kuyste Vrouwe niet en was) ver-eert, die welcke haer, als oock haer eygenGa naar voetnoot16 17Dochter alle frayicheden na die gewoonte liet leeren, sulcx dat de liedenGa naar voetnoot17 | |
[pagina 19]
| |
18haar voor twee ghesusters hielden. Moy-aaltje (dagelycx gelief-koost van 19een Oosterlingh, die daer voor Legger lach) vertreckt met hem stil-swij-Ga naar voetnoot1920ghent in Hollandt tot Amstelredam, alwaer hy nauwelyck gekomenGa naar voetnoot20 21zynde, sterf, en liet haar syn vertrouwde goederen tot een Erf-deele ach-Ga naar voetnoot2122ter. Naderhandt werdt dese suyverlijcke Weduwe gevolcht en gevrijt vanGa naar voetnoot22 23den verwaande Roemert, Róóver en Ruyter, namaals Kapiteyn te Water,Ga naar voetnoot23 24die sonder bestellingh de Zee door swierde en swerfde, ontmoet en ont-Ga naar voetnoot2425mant wonderbaarlyck een van des Koninx Kraken, waar inne hy, be-Ga naar voetnoot2526neffens veel onwaardeerlycke schatten, vindt het voorseyde HaagscheGa naar voetnoot26 27Dochtertje, die na 'toverlijden van Moy-aalen Moeder in de handen vanGa naar voetnoot27 28haar Broeder was gebleven. Desen gelt-gierigen slocker gedreven zyndeGa naar voetnoot28 29van een Duyvelsche begeerlijckheyt, nam voor dit witte Meysjen an eenGa naar voetnoot29 30eenighe Moorschen Vorst of Koning te verkóópen: dan de opsetten enGa naar voetnoot30 31voornemen der menschen en vallen altyts niet uyt, gelyckse wel bedacht 32werden, soo't an hem ten alderklaarsten bleeck; want hy wert daar voorGa naar voetnoot32 33slaaf verkocht, ende sy wiert t'Amsterdam gebracht om tot een Kamenier 34an Moy-aal geschoncken te werden. Dan Roemer den eenrinsche Narre-Ga naar voetnoot3435kop verstaande dat sijn boelschap haar met een Koopmans soon op nuwsGa naar voetnoot35 36vermenghelt hadde, en wilde haar de Maagt niet gheven, ofte sy most 37haar leste Lief doen ritsen, en hem de plaatse ruymen; dat sy (soo'tGa naar voetnoot37 38schijnt) hem toesegghen moest. Ritsart de verliefde Jonghelingh na syn 39gewoonte komende, wert de Duer wel druetsch voor 'thóóft ghesloten:Ga naar voetnoot39 | |
[pagina 20]
| |
40waer over hy swaarhoofdich en ten hoogsten verstuert was, doch wiert 41endeling door de mindelycke mont van Moy-aal besadicht en te vredeGa naar voetnoot41 42ghestelt, vermidts dat sy hem de oorsaack van dien handel ten vollen ver-Ga naar voetnoot4243treckt, en bidt hem beneffens dien twee daghen maer van daar te willen 44blijven, op dat sy alsoo hem het Meysje bequaemelijck afpollen mocht:Ga naar voetnoot44 45het welck hy haar belooft, en schenckt haer op haer versoeck een Mooris,Ga naar voetnoot45 46die dese dochter gade slaan soude. Writsart, de Broeder van Ritsart ghe-Ga naar voetnoot4647moet onvoorsiens het aanminnich Maachdeken, sose van den schoon-Ga naar voetnoot4748praat Kackerlack wert geleyt naar Moy-aalen. Hy ontsteken door eenGa naar voetnoot48 49natuurelijcke en brandende raserye, door dien hy te nauw had besichtichtGa naar voetnoot49 50des Dochters sin-betooverende Schoonheyt, weet raat noch middel te 51versinnen om by haar en tot een gewenscht eynde te komen. In dese swa-Ga naar voetnoot5152richeyt zynde, komt op't slach syns Vaders Makelaar, aan wien hy synGa naar voetnoot52 53saack bekent: die gheeft hem in syns Broeders Moortjes kleederen an teGa naar voetnoot53 54trecken, en dat hy hem so gekleet in haar plaats Moy-aal anbiedenGa naar voetnoot54 55souwde, vermidts hem de last van Ritsart opgeleyt was: Dit wiert beslo-Ga naar voetnoot5556ten en ghedaan. Daer nae gelegentheyt hebbende, ontset hy de MaagtGa naar voetnoot56 57schandelijck van haar reynicheydt. Sluytelyck, men wert wijs, dat deGa naar voetnoot57 58Dochter noch een levend' en seer welvarende Broeder hadde, dienGa naar voetnoot58 59gehaalt, en de Jongmans Vader loosselyck daar ghelockt zynde, besluytenGa naar voetnoot59 60en maken sy t'samen het houwelijck tusschen dese Jonge lieden. Ritsart 61en Roemert die Moy-aaltje gesamentlijck beminden, werden bevredichtGa naar voetnoot61 | |
[pagina 21]
| |
62en goede Vrienden door de loosheyt van Kackerlack, die dat wel dubbeltGa naar voetnoot62 63besteken hadde. 64De leeringen die uyt dit spel zyn te leeren, sal een verstandich Man wel 65kunnen vatten: want hier wert klaarlyc in uytgebeelt de breyneloose dul-Ga naar voetnoot6566heyt der Minnaren. Ten anderen, die geckelijcke vleyinghen en oorsmee-Ga naar voetnoot6667ckery vanden pluymstrijckende Kackerlack. Ten darden, de liefdeloose 68Liefde der lichter Vrouwen, die in gheender manieren te vertrouwen zyn. 69Ten vierden en ten lesten, de meer als sotte vermetelheyt van den hovaer-Ga naar voetnoot6970dighen en overdwaalschen Kapiteyn, van welcker eyghen behaaglyckeGa naar voetnoot70 71mallicheyt een yder hem spieghele, en bekenne syne gebreken in aller oot-Ga naar voetnoot7172moedicheyt. Doet, keft, en leest wel. |
|