Voorrede
Toen Pieter Minderaa op 73-jarige leeftijd onverwacht overleed, had hij zijn regeringsopdracht, een editie van Moortje te bezorgen, voor een groot deel vervuld. Hij was juist begonnen aan een tweede hoofdstuk van de Inleiding.
In de hierbij aangeboden tekstuitgaaf zijn zowel de woordverklaringen aan de voet van de bladzijde als de toelichting achterin aanzienlijk uitgebreid, terwijl het oorspronkelijke eerste hoofdstuk van de Inleiding, opgenomen in het nieuwe hoofdstuk I, alleen ten behoeve van het inpassen enige wijziging heeft ondergaan.
Zowel personen als instellingen hebben bijgedragen aan deze editie. Drs. Henriëtte van Ophuijsen heeft uit de oudste drukken een variantenapparaat samengesteld, drs. Marijke van der Wal de annotaties in het net getikt. Aan drs. K.J. Bostoen dank ik fotokopieën van talloze toneelrecensies uit het archief van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam, aan dr. W. Waterschoot gegevens over het Gentse exemplaar van de eerste druk van Moortje. Ook door de heer H. Beem en dr. W.K. Kraak zijn me gegevens verschaft. Prof.dr. G.J. Lieftinck heeft me zijn exemplaar van Alle de Wercken van 1638 langdurig in leen gegeven en de Universiteitsbibliotheek te Nijmegen heeft mogelijk gemaakt dat ik haar exemplaar van de Triplex in Leiden kon raadplegen.
Een microfilm van het Parijse exemplaar van de eerste druk, verschaft door de Bibliothèque Nationale, en een fotokopie van de door Bredero gebruikte Franse vertaling van de Eunuchus, waaraan de Koninklijke Bibliotheek te Brussel me geholpen heeft, bewezen me gedurig diensten. Een dagelijkse metgezel was het luxe-exemplaar van de standaardeditie van Stoett, lang geleden ten geschenke ontvangen van de uitgeversmaatschappij Thieme te Zutfen.
Zonder het boekenbezit en de aangename studieruimten van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam en de Leidse universiteitsbibliotheek zou het werk niet volbracht zijn.