Liederen(1985)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Een ziekes klaagleed Stem: O waarde zoete lieveken! etc. 1 Gij maagden en jongelingen, in stede van iets kwaads zo hoort mijn droevig zingen, en geeft de rede plaats. U spiegelt, o mijn maats! met wie ik placht te zwerven in grondeloos verderven, als woeste onverlaats. 2 Die volgt en dient zijn lusten, die wordt met mij geplaagd en zonder tijdelijk rusten van zijn schuldworm geknaagd. Och, dat mij heeft behaagd des werelds ijdelheden, die Gods gebod en reden uit ellek bant en jaagt. 3 Ik placht weleer te wezen blijgeestig en verheugd en heb alszins geprezen de schijnvluchtige vreugd, dies ik ook al mijn jeugd door 't al te licht bekoren in dwaasheid heb verloren, zo gij aanschouwen meugt. 4 In 't luchtig zingen en springen heb ik mij vaak verblijd, in nietswaardige dingen heb ik mij zeer verblijd. [pagina 90] [p. 90] Mijn kostelijke tijd heb ik tot kwaad begeven, dies 't beste van mijn leven de wraak der straffe lijdt. 5 Wijn, lust en wil van vrouwen, het werelds suikerzoet, wie 't innerlijk aanschouwen is 't gal en bitter roet. Verdwaasd is zijn gemoed, die om zo snode dingen verzuimt en laat ontspringen het allerwaardste goed. 6 Wat mij lief placht te schijnen, is mij nu dood'lijk leid; mijn kwelling eet met pijnen mijn rif en ingeweid. Mijn ziel zich nu bereidt om d' aardse vrolijkheiden te schiften en te scheiden uit al mijn zinlijkheid. 7 O mens! wil aan mij leren hoe dat die boosheid snood Gods goedheid kan verkeren in rechte gramschap groot; mijn jammerlijke nood doet mij, bedroefde mense, zo menigmale wensen naar die verlangde dood. 8 Ik verwacht met verlangen de dood, die elk vreest [pagina 91] [p. 91] met schrikken te ontvangen. Maar mijn benauwde geest, die voormaals heeft geweest verheugd in zotternijen, verhoopt zich te verblijen na dit mijn leven meest. 9. Gij die met schreien, klagen, bewenen mijn verdriet, en die met een behagen uw wellust daaraan ziet, of zingers van dit lied, leert door mijn droeve klachten u toch voor dolen wachten, eer u dit ook geschiedt. 10 O jonkheid, wilt aanmerken met Gods vrees en aandacht, uw zeer onzuiv're werken, door lust des vlees volbracht, uw lopen dag en nacht. Vermaant en sticht malkanderen, wie zich spiegelt aan anderen, die spiegelt zich wel zacht. Vorige Volgende