Liederen(1985)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Aandachtig liedeken Stemme: Maximilianus de Bossu, etc. 1 Mijn zieltje schreit, dat zucht en weent, daar ik met aardse dingen meer dan met Gode ben vereend en nimmer recht kan dwingen mijn ongebonden zotte wil. Heer, maak mij zelveloos en stil als uw verkorelingen. 2 En laat mij toch door voorzicht zien hoe groots gij zult verrijzen en wat ten jongste dag zal schiên, als gij 't oordeel zult wijzen, opdat ik door 't schrikken bevreesd de zonden gesel uit mijn geest en uw grootheid mag prijzen. 3 Leer mij, o God, mijn boze lust bestrijden en verwinnen. Geef mij in den gemoede rust en christelijke zinnen, die noch de wereld, noch haar vreugd, maar die d' oprechte, ware deugd oneindelijk beminnen. 4 Ga zelf tot mijne ziele in, of geef mij te doorgronden met stage ernst in mijn zin uw goedheid, en mijn zonden, opdat ik in dit jammerdal aan ziel noch lichaam niet en val meer geestelijke wonden. [pagina 84] [p. 84] 5 Mijn hart, als gij uw kindsheid ziet, uw jonkheid en uw leven, gij en bevindt daar anders niet als boosheid in bedreven; zo gij uzelve nu verlaat en waardelijk in Gode gaat, hij zal u alles geven. 6 Geef mij, o God! toch wijze raad en meng mijn vreugd met vrezen; doe mij gedenken aan de staat van dit verganklijk wezen, dat zo kort als de wind verkeert, en maak mijn ziel meer godgeleerd dan door letters te lezen. Vorige Volgende