Liederen(1985)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Lied Stemme: Esprits qui soupirez, etc. 1 Als 't oog van mijn gemoed aandachtig gaat aanschouwen de wereld en de mens die hier zo dwarlig zweeft, zo moet ik, en ik kan 't, met reden staande houwen dat in een stage dood het arme schepsel leeft. 2 Het arme schepsel leeft gestadig in zijn sterven, grenst aan zijn laatste nacht, gaapt naar de laatste zucht, en moet, eer hij dat denkt, het waan-schijnleven derven. Hoe mag 't een leven zijn, dat schichtig van ons vlucht? 3 Recht als 't speelzieke kind met pijpjes gaat opblazen zijn bellen rond en hol tot in de dunne wind, zo is dit leven hier. Daarom gij aardse dwazen tast, grijpt, en ziet hierna wat dat gij dan al vindt! [pagina 82] [p. 82] 4 Och arm! een grote niet is al het 's mensen leven, een schaduw en een droom, een vertoning, een spel, een schijnriet, een onrust, een kruise, daarbeneven een heel onzeker ding, een dodelijk gekwek. 5 De wereld fraai vermomd, hoe schoon dat zij mag schijnen, zij is niet anders dan een doolhof, een woestijn, een razernij, een kuil, een pijnbank om te pijnen haar zotte lievers, die nog in haar kerker zijn. 6 Al die door lust of dwang haar dienen gaan, of eren, die haat de waarheid eêl en lieft de leugen snood, die niet en mint de Heer, de Here aller Heren, en is die niet, o mens! een levendige dood? 7 Gij die dit zingt of leest, of die dit hoort verhalen, bedrieg uzelve niet met deze ijdelheid, maar zo gij hebt gedoold, wilt dan niet blijven dwalen en zoekt de ware weg die tot het leven leidt. 8 Christus die is de weg, de waarheid en het leven. Bidden wij onze God: Zijn alhulprijke hand zal ons van alles veel en overvloedig geven en een blijfzoete vreugd in 't eeuwig vaderland. 9 O Opperprins en Heer, laat uw genadestralen op uw verloren zoon, op mijn bedroefd aanschijn naar uwe goedheid groot uit medelijen dalen, zo zal ik door uw dood in 't ware leven zijn. Vorige Volgende