Liederen
(1985)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
wilt ons een deuntje kwinkeleren
uit een verheugd en braaf gemoed;
want nu wij zijn hier bij de wijn,
is er, dunkt mijn,
geen vrolijker geneugt,
als die vermakelijke tafelvreugd.
2 Weg met de koude, suffe zinnen,
bekommerd met het aardse goed,
al mocht men al de wereld winnen,
wat is 't, als men 't hier laten moet?
Och niet en mijdt, 't is nu een tijd
om wel verblijd
te zingen uit de borst,
en eens te drinken voor de droge dorst.
3 Jongmans, ik zie u wel beschouwen
met opgetogen hart en geest
de schoonheid groot van uw juffrouwen,
die hier versieren het bruiloftsfeest.
Wat heeft 't zien toch te bediên?
O jonge liên!
geeft ellekaar een kus.
Of gij 't niet wist, zo doet tenminste dus.
4 Een kusje is maar een afvegen
en immers is 't zo zoete ding,
komt, laat ons kussen eens terdege!
Ik kus veel liever dan ik zing.
Wel, dat gaat wel, maar 't is te snel,
ai, ziet niet fel!
Ik doe u toch geen zeer,
en zo 't u lust, kus mij vrij half te meer.
| |
[pagina 79]
| |
5 Vaart eeuwig wel, getrouwde lieden,
aan ziel en lijf, aan bloed, aan staat,
God laat u zo veel goed geschieden
als wij u wensen vroeg en laat.
Gaat Heeden of naar Westerhof,
wiens edel lof
is lustig, schoon en frei,
gaat heen en plant de zoete koele mei.
|
|