Liederen(1985)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Liedeken Op de wijze: Wellustige jongelingen, dat edele 1 's Nachts rusten meest de dieren, ook mensen goed en kwaad, en mijn lief goedertieren is in een stille staat, maar ik moet eenzaam zwieren en kruisen hier de straat. 2 Ik zie het zwierig drijven, ik zie de klare maan, ik zie dat ik moet blijven alleen mistroostig staan. Ach lief wilt mij gerijven met troostelijk vermaan. 3 Ach lelie hoog verheven, verheven in mijn zin, mijn hope van mijn leven, gewenste schoon vriendin, wil mij nu jonstig geven een lieve wedermin. [pagina 77] [p. 77] 4 Met hoop en vrees bevangen, met een gestage strijd van zorgen en verlangen, verwacht ik nu ter tijd van u, mijn troost, t' ontvangen 't woord waar men lang om vrijt. 5 Mijn vruchteloos verwachten mijn kommer niet en blust, zult gij mij heel verachten, och voedster van mijn lust? Maar ziet, ik onbedachte klaag nu, zij ligt en rust. 6 Och slaapt gij, mijn behagen, terwijl ik doe mijn klacht? Wat baat mij dan mijn klagen, nu gij de doven slacht? Ik zal 't geduldig dragen, ik wens u goede nacht. 7 Adieu, prinsesje jeugelijk, mijn vrouw van mijn gemoed, adieu, en droom geneugelijk en slaap gerust en zoet. Ach, 't is mij zo onmeugelijk te rusten als gij doet. Vorige Volgende