Liederen(1985)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Amoureus liedje Op de stem: Indien het klagen kan, etc. 1 Ai schone dochter blond, die 't hulsel en paruiken des gouden dageraads verwelkt en verdooft, die de sneeuwwitte melk en leliën doet duiken door 't zilverblanke vel van uw eerwaardig hoofd, 2 o Margarieta schoon, o uitgelezen bloeme, strooi uit uw braaf verguld en lang gouddradig haar, zodat de zon beschaamd is en verwonderd hoe me de rozen en 't ivoor zo marmert door malkaar. 3 Ontdek, mijn lief, ontdek 't meesterstuk der nature dit zonderlinge werk, dit uitnemende raak, dees appelborstjes hard, dees lieve nageburen die het lustgierig oog beloven zoet vermaak. 4 Kus mij, mijn zoete; ha kus mij en kus mij weder, ha ha, ik sterf, ik sterf, de ziele mij ontvloog, [pagina 53] [p. 53] naar uwe adem zoet mijn hart springt op en neder, en zwoegt nog naar de kracht, die mij uw vuur ontzoog. 5 Ik zwijm, ai mij, ik zwijm, 't leven wil mij ontslippen, ach gij ontzuiget mij dat liefelijk gebloemt, dat ik te plukken placht van uw purperen lippen, van 't koraalrijke hof en rozenveld voornoemd. 6 Paai toch mijn groot verdriet en wil gena gebruiken, o schone, die mijn ziel volkomelijk bezit, geef mij de bloemkens weer, die zo zoetgeurig ruiken, geef mij hun oude kracht, hun leven en hun pit. 7 Mijn ogen zijn verstaard, met schimmer blind geslagen, belamfer, zoete lief, uw goddelijk gezicht, o vriendelijke mond, ik en kan niet verdragen uw flonkerige brand en vonkend ogenlicht. 8 Omhels mij, waarde lief, en laat mij troost verwerven, blus uit mijn glimmend vuur, blus uit mijn hete vlam, die mij op ene stond doen leven ende sterven, 't was scha dat onze vreugd in 't midden einde nam. Vorige Volgende