Liederen(1985)–G.A. Bredero– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Liedeken 1 Al ben ik schoon liefje niet machtig rijk, ik ben tenminste als mijns gelijk, wat geef ik om 't goed, wat geef ik om 't goed, de beste rijkdommen liggen in 't gemoed. 2 Ik laat de gierigaard naar schatten zien, en de staatzuchtigen naar het gebiên, ik geer, o mijn schoon! ik geer, o mijn schoon! geen koningsscepter, noch keizerskroon. [pagina 52] [p. 52] 3 Want de rust en opperste wellust leit in een onbekommerde vernoegelijkheid, en niet in het geld, en niet in het geld, dat staag zijn meester met zorgen kwelt. 4 Daarom, Prinsesse, zo acht ik allermeest, de gaven van uw doorluchtige geest, en uw hoog vernuft, en uw hoog vernuft, dat al de wereld braveert en puft. Vorige Volgende